Roman Script    Reciting key words            Previous Sūrah    Quraan Index    Home  

74) Sūrat Al-Muddaththir

Printed format

74) سُورَة المُدَّثِّر

Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ
Yā 'Ayyuhā Al-Muddaththiru 074-001 O gij die met een mantel bedekt zijt! ي‍‍َ‍ا‌أَيُّهَا‌ ‌الْمُدَّثِّرُ
Qum Fa'andhir 074-002 Rijs op en predik. قُ‍‍مْ فَأَ‌ن‍‍ذِ‌ر‍ْ‍
Wa Rabbaka Fakabbir 074-003 Verheerlijk uwen Heer. وَ‌‍رَبَّكَ فَكَبِّ‍‍رْ
Wa Thiyābaka Faţahhir 074-004 Reinig uwe kleederen! وَثِيَابَكَ فَ‍‍طَ‍‍هِّ‍‍رْ
Wa Ar-Rujza Fāhjur 074-005 Ontvlucht iedere schande. وَ‌ال‍‍رُّجْ‍‍زَ‌ فَاهْ‍‍جُ‍‍رْ
Wa Lā Tamnun Tastakthiru 074-006 Geef niet in de hoop, daarvoor meer terug te ontvangen. وَلاَ‌ تَمْنُ‍‌‍نْ تَسْتَكْثِرُ
Wa Lirabbika Fāşbir 074-007 En wacht geduldig op uwen Heer. وَلِ‍رَبِّكَ فَاصْ‍‍بِ‍‍رْ
Fa'idhā Nuqira An-Nāqūri 074-008 Als de trompet zal klinken. فَإِ‌ذَ‌ا‌ نُ‍‍قِ‍‍ر‍َ‍‌ فِي ‌ال‍‍نَّ‍‍اقُ‍‍و‌رِ
Fadhālika Yawma'idhin Yawmun `Asīrun 074-009 Waarlijk die dag zal een dag der droefheid wezen. فَذَلِكَ يَوْمَئِذ‌ٍ‌ يَ‍‍وْمٌ عَسِيرٌ
`Alá Al-Kāfirīna Ghayru Yasīrin 074-010 En pijnlijk voor de ongeloovigen. عَلَى‌ ‌الْكَافِ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍نَ غَ‍‍يْ‍‍رُ‌ يَسِي‍‍ر‍ٍ‍
Dharnī Wa Man Khalaqtu Waĥīdāan 074-011 Laat mij alleen met hem dien ik geschonken heb; ذَ‌رْنِي ‌وَمَ‍‌‍نْ خَ‍‍لَ‍‍قْ‍‍تُ ‌وَحِيد‌اً
Wa Ja`altu Lahu Mālāan Mamdūdāan 074-012 Wien ik overvloedige rijkdommen heb geschapen. وَجَعَلْتُ لَ‍‍هُ مَالا‌ ً‌ مَمْدُ‌و‌د‌اً
Wa Banīna Shuhūdāan 074-013 En kinderen die in zijne tegenwoordigheid wonen; وَبَن‍‍ِ‍ي‍‍نَ شُهُو‌د‌اً
Wa Mahhadtu Lahu Tamhīdāan 074-014 Voor wien ik de zaken gemakkelijk en gebaand heb gemaakt, وَمَهَّ‍‍دْتُ لَ‍‍هُ تَمْهِيد‌اً
Thumma Yaţma`u 'An 'Azīda 074-015 En die begeert, dat ik hem nog andere zegeningen zal zenden. ثُ‍‍مَّ يَ‍‍طْ‍‍مَعُ ‌أَ‌نْ ‌أَ‌زِيدَ
Kallā ۖ 'Innahu Kāna Li'yātinā `Anīdāan 074-016 Volstrekt niet; want hij is een tegenstander onzer wonderteekens. كَلاَّ‌ ۖ ‌إِنَّ‍‍هُ ك‍‍َ‍انَ لِأيَاتِنَا‌ عَنِيد‌اً
Sa'urhiquhu Şa`ūdāan 074-017 Ik zal hem met ernstige rampen bedroeven; سَأُ‌رْهِ‍‍قُ‍‍هُ صَ‍‍عُو‌د‌اً
'Innahu Fakkara Wa Qaddara 074-018 Want hij heeft honende uitdrukkingen uitgedacht en gereed gemaakt, om den Koran belachelijk te maken. إِنَّ‍‍هُ فَكَّ‍رَ‌ ‌وَ‍قَ‍‍دَّ‌‍رَ
Faqutila Kayfa Qaddara 074-019 Gevloekt zij hij. Hoe kwaadwillig heeft hij die gereed gemaakt! فَ‍قُ‍‍تِلَ كَ‍‍يْ‍‍فَ قَ‍‍دَّ‌‍رَ
Thumma Qutila Kayfa Qaddara 074-020 En hij moge nog eens gevloekt zijn. Hoe kwaadwillig heeft hij die gereed gemaakt! ثُ‍‍مَّ قُ‍‍تِلَ كَ‍‍يْ‍‍فَ قَ‍‍دَّ‌‍رَ
Thumma Nažara 074-021 Hij heeft zijne blikken om zich heen geworpen. ثُ‍‍مَّ نَ‍‍ظَ‍رَ
Thumma `Abasa Wa Basara 074-022 Daarop heeft hij zijn voorhoofd gefronsd en een ernstig gelaat aangenomen. ثُ‍‍مَّ عَبَسَ ‌وَبَسَ‍رَ
Thumma 'Adbara Wa Astakbara 074-023 Vervolgens keerde hij zich van de waarheid en hij was opgeblazen van trotschheid. ثُ‍‍مَّ ‌أَ‌دْبَ‍رَ‌ ‌وَ‌اسْتَكْ‍‍بَ‍‍‍رَ
Faqāla 'In Hādhā 'Illā Siĥrun Yu'utharu 074-024 En hij zeide: Dit is slechts een goochelstuk, aan anderen ontleend. فَ‍قَ‍‍الَ ‌إِ‌نْ هَذَ‌ا‌ ‌إِلاَّ‌ سِحْر‌ٌ‌ يُؤْثَرُ
'In Hādhā 'Illā Qawlu Al-Bashari 074-025 Dit zijn slechts de woorden van een mensch. إِ‌نْ هَذَ‌ا‌ ‌إِلاَّ‌ قَ‍‍وْلُ ‌الْبَشَ‍‍رِ
Sa'uşlīhi Saqara 074-026 Ik zal hem in de hel nederwerpen, om verbrand te worden. سَأُ‍صْ‍‍ل‍‍ِ‍ي‍‍هِ سَ‍‍ق‍‍َ‍‍‍رَ
Wa Mā 'Adrāka Mā Saqaru 074-027 En wat zal u doen verstaan, wat de hel is? وَمَ‍‍ا‌ ‌أَ‌دْ‌رَ‍‌اكَ مَا‌ سَ‍‍ق‍‍َ‍‍رُ
Lā Tubqī Wa Lā Tadharu 074-028 Zij laat geen ding onverteerd, noch laat eenige zaak ontsnappen. لاَ‌ تُ‍‍بْ‍‍‍‍قِ‍‍ي ‌وَلاَ‌ تَذَ‌رُ
Lawwāĥatun Lilbashari 074-029 Zij verbrandt des menschen vleesch. لَوَّ‌احَة ٌ‌ لِلْبَشَ‍‍رِ
`Alayhā Tis`ata `Ashara 074-030 Negentien engelen zijn daarover geplaatst. عَلَيْهَا‌ تِسْعَةَ عَشَ‍رَ
Wa Mā Ja`alnā 'Aşĥāba An-Nāri 'Illā Malā'ikatan ۙ Wa Mā Ja`alnā `Iddatahum 'Illā Fitnatan Lilladhīna Kafarū Liyastayqina Al-Ladhīna 'Ūtū Al-Kitāba Wa Yazdāda Al-Ladhīna 'Āmanū 'Īmānāan ۙ Wa Lā Yartāba Al-Ladhīna 'Ūtū Al-Kitāba Wa Al-Mu'uminūna ۙ Wa Liyaqūla Al-Ladhīna Fī Qulūbihim Marađun Wa Al-Kāfirūna Mādhā 'Arāda Allāhu Bihadhā Mathalāan ۚ Kadhālika Yuđillu Allāhu Man Yashā'u Wa Yahdī Man Yashā'u ۚ Wa Mā Ya`lamu Junūda Rabbika 'Illā Huwa ۚ Wa Mā Hiya 'Illā Dhikrá Lilbashari 074-031 Wij hebben niemand buiten de engelen aangewezen, om het toezicht over het hellevuur te houden, en wij hebben hun getal slechts uitgedrukt als eene aanleiding tot tweedracht onder de ongeloovigen; opdat zij, aan wie de schriften werden gegeven, zeker mogen zijn van de waarachtigheid van dit boek, en dat de ware geloovigen in geloof mogen vermeerderen. En dat zij, aan wie de schriften werden gegeven en de ware geloovigen, daaraan niet twijfelen; En dat zij, in wier harten een gebrek schuilt, alsmede de ongeloovigen, mogen zeggen: Welke verborgenheid bedoelt God met dit getal? Zoo doet God dwalen naar zijn welbehagen, en hij richt naar zijn welbehagen. Niemand kent de legers van uwen Heer, buiten hem. Dit is slechts eene waarschuwing voor den mensch. وَمَا‌ جَعَلْنَ‍‍ا‌ ‌أَ‍صْ‍‍ح‍‍َ‍ابَ ‌ال‍‍نّ‍‍َ‍ا‌ر‍ِ‍‌ ‌إِلاَّ‌ مَلاَئِكَة ًۙ ‌وَمَا‌ جَعَلْنَا‌ عِدَّتَهُمْ ‌إِلاَّ‌ فِتْنَة ً‌ لِلَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ كَفَرُ‌و‌ا‌ لِيَسْتَيْ‍‍قِ‍‍نَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌أ‍ُ‍‌وتُو‌ا‌الْكِت‍‍َ‍ابَ ‌وَيَزْ‌د‍َ‍‌ا‌دَ‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُ‍‍و‌ا‌ ‌إِيمَانا‌ ًۙ ‌وَلاَ‌ يَرْت‍‍َ‍ابَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌أ‍ُ‍‌وتُو‌ا‌الْكِت‍‍َ‍ابَ ‌وَ‌الْمُؤْمِن‍‍ُ‍ونَ ۙ ‌وَلِيَ‍‍قُ‍‍ولَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ فِي قُ‍‍لُوبِهِمْ مَ‍رَضٌ‌ ‌وَ‌الْكَافِر‍ُ‍‌ونَ مَا‌ذَ‌ا‌ ‌أَ‌رَ‍‌ا‌دَ‌ ‌اللَّ‍‍هُ بِهَذَ‌ا‌ مَثَلا‌‌ ًۚ كَذَلِكَ يُ‍‍ضِ‍‍لُّ ‌اللَّ‍‍هُ مَ‍‌‍نْ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ‌وَيَهْدِي مَ‍‌‍نْ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ۚ ‌وَمَا‌ يَعْلَمُ جُن‍‍ُ‍و‌دَ‌ ‌‍رَبِّكَ ‌إِلاَّ‌ هُوَ‌ ۚ ‌وَمَا‌ هِيَ ‌إِلاَّ‌ ‌ذِكْ‍رَ‌ى‌ لِلْبَشَ‍‍رِ
Kallā Wa Al-Qamari 074-032 Zekerlijk. Bij de maan. كَلاَّ‌ ‌وَ‌الْ‍‍قَ‍‍مَ‍‍رِ
Wa Al-Layli 'Idh 'Adbara 074-033 En den nacht, als die zich verwijdert. وَ‌اللَّ‍‍يْ‍‍لِ ‌إِ‌ذْ‌ ‌أَ‌دْبَ‍‍‍رَ
Wa Aş-Şubĥi 'Idhā 'Asfara 074-034 En den ochtend, als die zich roodkleurt. وَ‌ال‍‍صُّ‍‍بْ‍‍حِ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ ‌أَسْفَ‍رَ
'Innahā La'iĥdá Al-Kubari 074-035 (Zweer ik) dat dit eene der vreeselijkste rampen is. إِنَّ‍‍هَا‌ لَإِحْدَ‌ى‌ ‌الْكُ‍‍بَ‍‍رِ
Nadhīrāan Lilbashari 074-036 Strekkende tot waarschuwing voor den mensch; نَذِي‍‍ر‌ا‌ ً‌ لِلْبَشَ‍‍رِ
Liman Shā'a Minkum 'An Yataqaddama 'Aw Yata'akhkhara 074-037 Zoowel voor diegenen uwer, welke vooruit loopen, als voor hen die achterblijven. لِمَ‍‌‍نْ ش‍‍َ‍ا‌ءَ‌ مِ‍‌‍نْ‍‍كُمْ ‌أَ‌نْ يَتَ‍‍قَ‍‍دَّمَ ‌أَ‌وْ‌ يَتَأَ‍خَّ‍رَ
Kullu Nafsin Bimā Kasabat Rahīnatun 074-038 Iedere ziel wordt in pand gegeven, voor hetgeen zij zal hebben verricht; كُلُّ نَفْس ٍ‌ بِمَا‌ كَسَبَتْ ‌‍رَهِينَةٌ
'Illā 'Aşĥāba Al-Yamīni 074-039 Behalve de makkers van de rechterhand. إِلاَّ‌ ‌أَ‍صْ‍‍ح‍‍َ‍ابَ ‌الْيَمِينِ
Fī Jannātin Yatasā'alūna 074-040 Die in tuinen zullen wonen, en vragen tot elkander zullen فِي جَ‍‍نّ‍‍َ‍اتٍ‌ يَتَس‍‍َ‍ا‌ءَلُونَ
`Ani Al-Mujrimīna 074-041 Richten nopens de zondaars, (en de snoodaards zelven zullen ondervragen, zeggende:) عَنِ ‌الْمُ‍‍جْ‍‍رِمِينَ
Mā Salakakum Fī Saqara 074-042 Wat heeft u in de hel gebracht? مَا‌ سَلَكَكُمْ فِي سَ‍‍ق‍‍َ‍‍‍رَ
Qālū Lam Naku Mina Al-Muşallīna 074-043 Zij zullen antwoorden: Wij behooren niet tot hen die standvastig in het gebed waren. قَ‍‍الُو‌ا‌ لَمْ نَكُ مِنَ ‌الْمُ‍‍صَ‍‍لِّينَ
Wa Lam Naku Nuţ`imu Al-Miskīna 074-044 Nimmer laafden wij de armen. وَلَمْ نَكُ نُ‍‍طْ‍‍عِمُ ‌الْمِسْكِينَ
Wa Kunnā Nakhūđu Ma`a Al-Khā'iđīna 074-045 Wij baadden ons in lichtvaardige gesprekken met degenen, die zich daartoe leenden. وَكُ‍‍نَّ‍‍ا‌ نَ‍‍خُ‍‍و‍ضُ مَعَ ‌الْ‍‍خَ‍‍ائِ‍‍ضِ‍‍ينَ
Wa Kunnā Nukadhdhibu Biyawmi Ad-Dīni 074-046 Wij loochenden den dag des oordeels. وَكُ‍‍نَّ‍‍ا‌ نُكَذِّبُ بِيَ‍‍وْمِ ‌ال‍‍دِّينِ
Ĥattá 'Atānā Al-Yaqīnu 074-047 Tot de dood ons overviel. حَتَّ‍‍ى‌ ‌أَتَانَا‌ ‌الْيَ‍‍قِ‍‍ينُ
Famā Tanfa`uhum Shafā`atu Ash-Shāfi`īna 074-048 De tusschentreding der tusschenpersonen zal hen niet helpen. فَمَا‌ تَ‍‌‍نْ‍‍فَعُهُمْ شَفَاعَةُ ‌ال‍‍شَّافِعِينَ
Famā Lahum `Ani At-Tadhkirati Mu`rīna 074-049 Wat scheelde hun dus, dat zij zich van de vermaning des Korans afwendden. فَمَا‌ لَهُمْ عَنِ ‌ال‍‍تَّذْكِ‍رَةِ مُعْ‍‍رِ‍‍ضِ‍‍ينَ
Ka'annahum Ĥumurun Mustanfiratun 074-050 Als waren zij verschrikte ezels, كَأَنَّ‍‍هُمْ حُمُر‌ٌ‌ مُسْتَ‍‌‍نْ‍‍فِ‍رَةٌ
Farrat Min Qaswaratin 074-051 Die den leeuw ontvluchten. فَ‍رَّتْ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍سْوَ‌‍رَةٍ
Bal Yurīdu Kullu Amri'in Minhum 'An Yu'utá Şuĥufāan Munashsharatan 074-052 Maar ieder van hen wilde, dat hem een bijzonder besluit van God zou toekomen. بَلْ يُ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍دُ‌ كُلُّ ‌امْ‍‍رِئٍ‌ مِ‍‌‍نْ‍‍هُمْ ‌أَ‌نْ يُؤْتَى‌ صُ‍‍حُفا‌ ً‌ مُنَشَّ‍رَةً
Kallā ۖ Bal Lā Yakhāfūna Al-'Ākhirata 074-053 Volstrekt niet. Zij vreezen het volgende leven niet. كَلاَّ‌ ۖ بَلْ لاَ‌ يَ‍‍خَ‍‍اف‍‍ُ‍ونَ ‌الآ‍‍خِ‍رَةَ
Kallā 'Innahu Tadhkiratun 074-054 Volstrekt niet. Waarlijk, dit is eene toereikende waarschuwing; كَلاَّ‌ ‌إِنَّ‍‍هُ تَذْكِ‍رَةٌ
Faman Shā'a Dhakarahu 074-055 En wie geneigd is, gewaarschuwd te worden, dien zal hij (de Koran) waarschuwen. فَمَ‍‌‍نْ ش‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ‌ذَكَ‍رَهُ
Wa Mā Yadhkurūna 'Illā 'An Yashā'a Allāhu ۚ Huwa 'Ahlu At-Taqwá Wa 'Ahlu Al-Maghfirati 074-056 Doch zij zullen niet gewaarschuwd worden tenzij het Gode zal behagen. Hij is waardig gevreesd te worden, en hij is geneigd te vergeven. وَمَا‌ يَذْكُر‍ُ‍‌ونَ ‌إِلاَّ‌ ‌أَ‌نْ يَش‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ‌اللَّ‍‍هُ ۚ هُوَ‌ ‌أَهْلُ ‌ال‍‍تَّ‍‍قْ‍‍وَ‌ى‌ ‌وَ‌أَهْلُ ‌الْمَ‍‍غْ‍‍فِ‍رَةِ
Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ
Next Sūrah