Roman Script    Reciting key words            Previous Sūrah    Quraan Index    Home  

39) Sūrat Az-Zumar

Printed format

39) سُورَة الزُّمَر

Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ
Tanzīlu Al-Kitābi Mina Allāhi Al-`Azīzi Al-Ĥakīmi 039-001 De openbaring van dit boek is van den machtigen den wijzen God. تَ‍‌‍نْ‍‍ز‍ِ‍ي‍‍لُ ‌الْكِت‍‍َ‍ابِ مِنَ ‌اللَّ‍‍هِ ‌الْعَز‍ِ‍ي‍‍زِ‌ ‌الْحَكِيمِ
'Innā 'Anzalnā 'Ilayka Al-Kitāba Bil-Ĥaqqi Fā`budi Allāha Mukhlişāan Lahu Ad-Dīna 039-002 Waarlijk, wij hebben u dit boek met waarheid geopenbaard: dient dus God, en vertoont hun den waren godsdienst. إِنَّ‍‍ا‌ ‌أَ‌ن‍‍زَلْنَ‍‍ا‌ ‌إِلَ‍‍يْ‍‍كَ ‌الْكِت‍‍َ‍ابَ بِ‍الْحَ‍‍قِّ فَاعْبُدِ‌ ‌اللَّ‍‍هَ مُ‍‍خْ‍‍لِ‍‍ص‍‍ا‌ ً‌ لَهُ ‌ال‍‍دِّينَ
'Alā Lillāh Ad-Dīnu Al-Khālişu Wa ۚ Al-Ladhīna Attakhadhū Min Dūnihi~ 'Awliyā'a Mā Na`buduhum 'Illā Liyuqarribūnā 'Ilá Allāhi Zulfá 'Inna Allāha Yaĥkumu Baynahum Fī Mā Hum Fīhi Yakhtalifūna ۗ 'Inna Allāha Lā Yahdī Man Huwa Kādhibun Kaffārun 039-003 Zijt gij Gode geen waren godsdienst verschuldigd? Maar wat hen betreft, die zich andere beschermers naast hem uitkiezen, zeggende: Wij aanbidden hen alleen, opdat zij ons nader tot God zouden mogen brengen, waarlijk, God zal tusschen hen richten, nopens hetgeen waaromtrent zij verschillen. Waarlijk, God zal dengeen niet richten, die leugenaar of ondankbaar is. أَلاَ‌ لِلَّهِ ‌ال‍‍دّ‍ِ‍ي‍‍نُ ‌الْ‍‍خَ‍‍الِ‍‍صُ ۚ ‌وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌اتَّ‍‍خَ‍‍ذُ‌و‌ا‌ مِ‍‌‍نْ ‌دُ‌ونِهِ ‌أَ‌وْلِي‍‍َ‍ا‌ءَ‌ مَا‌ نَعْبُدُهُمْ ‌إِلاَّ‌ لِيُ‍‍قَ‍‍رِّبُونَ‍‍ا‌ ‌إِلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ ‌زُلْفَ‍‍ى‌ ‌إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ يَحْكُمُ بَيْنَهُمْ فِي مَا‌ هُمْ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ يَ‍‍خْ‍‍تَلِف‍‍ُ‍ونَ ۗ ‌إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ لاَ‌ يَهْدِي مَ‍‌‍نْ هُوَ‌ كَا‌ذِب‌‍ٌ‌ كَفَّا‌رٌ
Law 'Arāda Allāhu 'An Yattakhidha Waladāanşţafá Mimmā Yakhluqu Mā Yashā'u ۚ Subĥānahu ۖ Huwa Allāhu Al-Wāĥidu Al-Qahhāru 039-004 Indien God begeerd zou hebben, een zoon te bezitten, zou hij zeker naar zijn welbehagen gekozen hebben, uit datgene wat hij geschapen heeft. Maar zoo iets zij verre van hem! Hij is de eenige, de almachtige God. لَوْ‌ ‌أَ‌رَ‍‌ا‌دَ‌ ‌اللَّ‍‍هُ ‌أَ‌نْ يَتَّ‍‍خِ‍‍ذَ‌ ‌وَلَد‌ا‌ ً‌ لاَ‍صْ‍‍طَ‍‍فَى‌ مِ‍‍مَّ‍‍ا‌ يَ‍‍خْ‍‍لُ‍‍قُ مَا‌ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ۚ سُ‍‍بْ‍‍حَانَ‍‍هُ ۖ هُوَ‌ ‌اللَّ‍‍هُ ‌الْوَ‌احِدُ‌ ‌الْ‍‍قَ‍‍هَّا‌رُ
Khalaqa As-Samāwāti Wa Al-'Arđa Bil-Ĥaqqi ۖ Yukawwiru Al-Layla `Alá An-Nahāri Wa Yukawwiru An-Nahāra `Alá Al-Layli ۖ Wa Sakhkhara Ash-Shamsa Wa Al-Qamara ۖ Kullun Yajrī Li'jalin Musamman ۗ 'Alā Huwa Al-`Azīzu Al-Ghaffāru 039-005 Hij heeft de hemelen en de aarde geschapen met waarheid: hij doet den dag door den nacht opvolgen, en hij doet den nacht door den dag vervangen, en hij dwingt de zon en de maan hare diensten te volbrengen: ieder van haar haast zich, een bepaalden tijdkring te voltooien. Is hij niet de Machtige, de Vergever van zonden? خَ‍‍لَ‍قَ ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضَ بِ‍الْحَ‍‍قِّ ۖ يُكَوِّ‌ر‍ُ‍‌ ‌ال‍‍لَّ‍‍يْ‍‍لَ عَلَى‌ ‌ال‍‍نَّ‍‍ه‍‍َ‍ا‌ر‍ِ‍‌ ‌وَيُكَوِّ‌ر‍ُ‍‌ ‌ال‍‍نَّ‍‍ه‍‍َ‍ا‌‍رَ‌ عَلَى‌ ‌ال‍‍لَّ‍‍يْ‍‍لِ ۖ ‌وَسَ‍‍خَّ‍رَ‌ال‍‍شَّمْسَ ‌وَ‌الْ‍‍قَ‍‍مَ‍رَۖ كُلٌّ‌ يَ‍‍جْ‍‍رِي لِأجَلٍ‌ مُسَ‍‍مّ‍‍ىً‌ ۗ ‌أَلاَ‌ هُوَ‌ ‌الْعَز‍ِ‍ي‍‍زُ‌ ‌الْ‍‍غَ‍‍فَّا‌رُ
Khalaqakum Min Nafsin Wāĥidatin Thumma Ja`ala Minhā Zawjahā Wa 'Anzala Lakum Mina Al-'An`ām Thamāniyata 'Azwājin ۚ Yakhluqukum Fī Buţūni 'Ummahātikum Khalqāan Min Ba`di KhalqinŽulumātin Thalāthin ۚ Dhalikumu Allāhu Rabbukum Lahu Al-Mulku ۖ Lā 'Ilāha 'Illā Huwa ۖ Fa'anná Tuşrafūna 039-006 Hij schiep u uit een man, en vormde daarna uit hem zijne vrouw; en Hij heeft u vier paren vee geschonken. Hij vormde u, in de ingewanden uwer moeders door verschillende, trapsgewijze vormingen, in de de duisternis van drie sluiers. Dit is God uw Heer; hem behoort het koninkrijk; er is geen God buiten hem. Waarom hebt gij u dus van zijne vereering tot den afgodendienst gewend? خَ‍‍لَ‍قَ‍‍كُمْ مِ‍‌‍نْ نَفْسٍ‌ ‌وَ‌احِدَة‌‍ٍ‌ ثُ‍‍مَّ جَعَلَ مِ‍‌‍نْ‍‍هَا‌ ‌زَ‌وْجَهَا‌ ‌وَ‌أَ‌نْ‍‍زَلَ لَكُمْ مِنَ ‌الأَنعَام ثَمَانِيَةَ ‌أَ‌زْ‌و‍َ‍‌اجٍۚ يَ‍‍خْ‍‍لُ‍‍قُ‍‍كُمْ فِي بُ‍‍طُ‍‍ونِ ‌أُمَّ‍‍هَاتِكُمْ خَ‍‍لْ‍‍ق‍‍ا‌ ً‌ مِ‍‌‍نْ بَعْدِ‌ خَ‍‍لْ‍‍ق‍ٍ‌ فِي ظُ‍‍لُم‍‍َ‍ات‌‍ٍ‌ ثَلاَث‌‍ٍۚ ‌ذَلِكُمُ ‌اللَّ‍‍هُ ‌‍رَبُّكُمْ لَهُ ‌الْمُلْكُ ۖ لاَ‌ ‌إِلَهَ ‌إِلاَّ‌ هُوَ‌ ۖ فَأَنَّ‍‍ى‌ تُ‍‍صْ‍رَفُونَ
'In Takfurū Fa'inna Allāha Ghanīyun `Ankum ۖ Wa Lā Yarđá Li`ibādihi Al-Kufra ۖ Wa 'In Tashkurū Yarđahu Lakum ۗ Wa Lā Taziru Wāziratun Wizra 'Ukhۗ Thumma 'Ilá Rabbikum Marji`ukum Fayunabbi'ukum Bimā Kuntum Ta`malūna ۚ 'Innahu `Alīmun Bidhāti Aş-Şudūri 039-007 Indien gij ondankbaar zijt, waarlijk, God heeft u niet noodig; doch hij bemint geene ondankbaarheid bij zijne dienaren; maar indien gij dankbaar zijt, zal hij zich zeer met u verheugen. Eene beladen ziel zal den last eener andere niet dragen; daarna zult gij tot uwen Heer wederkeeren, en hij zal u verklaren wat gij verricht hebt en u dienovereenkomstig beloonen; Want hij kent de binnenste deelen uwer borsten. إِ‌نْ تَكْفُرُ‌و‌ا‌ فَإِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ غَ‍‍نِيٌّ عَ‍‌‍نْ‍‍كُمْ ۖ ‌وَلاَ‌ يَرْ‍ضَ‍‍ى‌ لِعِبَا‌دِهِ ‌الْكُفْ‍رَۖ ‌وَ‌إِ‌نْ تَشْكُرُ‌و‌ا‌ يَرْ‍ضَ‍‍هُ لَكُمْ ۗ ‌وَلاَ‌ تَزِ‌ر‍ُ‍‌ ‌وَ‌ا‌زِ‌‍رَةٌ‌ ‌وِ‌زْ‌‍رَ‌ ‌أُ‍خْ‍رَ‌ى‌ ۗ ثُ‍‍مَّ ‌إِلَى‌ ‌‍رَبِّكُمْ مَرْجِعُكُمْ فَيُنَبِّئُكُمْ بِمَا‌ كُ‍‌‍نْ‍‍تُمْ تَعْمَل‍‍ُ‍ونَ ۚ ‌إِنَّ‍‍هُ عَل‍‍ِ‍ي‍‍م‌‍ٌ‌ بِذ‍َ‍‌اتِ ‌ال‍‍صُّ‍‍دُ‌و‌رِ
Wa 'Idhā Massa Al-'Insāna Đurrun Da`ā Rabbahu Munībāan 'Ilayhi Thumma 'Idhā Khawwalahu Ni`matan Minhu Nasiya Mā Kāna Yad`ū 'Ilayhi Min Qablu Wa Ja`ala Lillāh 'Andādāan Liyuđilla `An Sabīlihi ۚ Qul Tamatta` Bikufrika Qalīlāan ۖ 'Innaka Min 'Aşĥābi An-Nāri 039-008 Als de droefheid een mensch overvalt, roept hij zijnen Heer aan en wendt zich tot hem; maar daarna, als God hem van zijne gunst heeft geschonken, vergeet hij het Wezen, dat hij te voren heeft aangeroepen, en stelt anderen gelijk met God, opdat hij de menschen van hunnen weg zou afleiden. Zeg tot zulk een man: Geniet dit leven in uwe ongetrouwheid voor een korten tijd; maar hierna zult gij zekerlijk een der bewoners van het hellevuur zijn. وَ‌إِ‌ذَ‌ا‌ مَسَّ ‌الإِ‌ن‍‍س‍‍َ‍انَ ضُ‍‍رّ‌‌ٌ‌ ‌دَعَا‌ ‌‍رَبَّ‍‍هُ مُنِيبا‌‌ ً‌ ‌إِلَ‍‍يْ‍‍هِ ثُ‍‍مَّ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ خَ‍‍وَّلَ‍‍هُ نِعْمَة ً‌ مِ‍‌‍نْ‍‍هُ نَسِيَ مَا‌ ك‍‍َ‍انَ يَ‍‍دْعُو‌ ‌إِلَ‍‍يْ‍‍هِ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لُ ‌وَجَعَلَ لِلَّهِ ‌أَ‌نْ‍‍دَ‌ا‌د‌ا‌ ً‌ لِيُ‍‍ضِ‍‍لَّ عَ‍‌‍نْ سَبِيلِ‍‍هِ ۚ قُ‍‍لْ تَمَتَّعْ بِكُفْ‍‍رِكَ قَ‍‍لِيلا‌‌ ًۖ ‌إِنَّ‍‍كَ مِ‍‌‍نْ ‌أَ‍صْ‍‍ح‍‍َ‍ابِ ‌ال‍‍نَّ‍‍ا‌رِ
'Amman Huwa Qānitun 'Ānā'a Al-Layli Sājidāan Wa Qā'imāan Yaĥdharu Al-'Ākhirata Wa Yarjū Raĥmata Rabbihi ۗ Qul Hal Yastawī Al-Ladhīna Ya`lamūna Wa Al-Ladhīna Lā Ya`lamūna ۗ 'Innamā Yatadhakkaru 'Ūlū Al-'Albābi 039-009 Zal hij, die zich in de uren des nachts aan het gebed overgeeft, nedergebogen en staande, en die zorg draagt voor het volgende leven en op de genade van zijn Heer hoopt, behandeld worden als de goddeloozen? Zeg: Zullen zij, die hunnen plicht kennen en zij, die dien niet kennen, gelijk staan? Waarlijk alleen de man van verstand zal gewaarschuwd worden. أَمَّ‍‍‌‍نْ هُوَ‌ قَ‍‍انِت‌‍ٌ‌ ‌آن‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ‌ال‍‍لَّ‍‍يْ‍‍لِ سَاجِد‌ا‌ ً‌ ‌وَ‍قَ‍‍ائِما‌ ً‌ يَحْذَ‌رُ‌ ‌الآ‍‍خِ‍رَةَ ‌وَيَرْجُو‌ ‌‍رَحْمَةَ ‌‍رَبِّ‍‍هِ ۗ قُ‍‍لْ هَلْ يَسْتَوِي ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يَعْلَم‍‍ُ‍ونَ ‌وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ لاَ‌ يَعْلَم‍‍ُ‍ونَ ۗ ‌إِنَّ‍‍مَا‌ يَتَذَكَّرُ‌ ‌أ‍ُ‍‌وْلُو‌ا‌الأَلْبَابِ
Qul Yā `Ibādi Al-Ladhīna 'Āmanū Attaqū Rabbakum ۚ Lilladhīna 'Aĥsanū Fī Hadhihi Ad-Dunyā Ĥasanatun ۗ Wa 'Arđu Allāhi Wāsi`atun ۗ 'Innamā Yuwaffá Aş-Şābirūna 'Ajrahum Bighayri Ĥisābin 039-010 Zeg: o mijne dienaren, die gelooft! vreest uwen Heer. Zij, die goed in deze wereld doen, zullen goede belooning in de volgende ontvangen en Gods aarde is ruim. Waarlijk, zij die met geduld volharden, zullen hunne belooning, zonder maat ontvangen. قُ‍‍لْ يَاعِب‍‍َ‍ا‌دِ‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُو‌ا‌اتَّ‍‍قُ‍‍و‌ا‌ ‌‍رَبَّكُمْ لِلَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ۚ ‌أَحْسَنُو‌ا‌ فِي هَذِهِ ‌ال‍‍دُّ‌نْ‍‍يَا‌ حَسَنَةٌ‌ ‌وَ‌أَ‌رْ‍ضُ ۗ ‌اللَّ‍‍هِ ‌وَ‌اسِعَة‌‍ٌ‌ ‌إِنَّ‍‍مَا‌ ۗ يُوَفَّى‌ ‌ال‍‍صَّ‍‍ابِر‍ُ‍‌ونَ ‌أَجْ‍‍‍رَهُمْ بِ‍‍غَ‍‍يْ‍‍ر‍ِ‍‌ حِسَابٍ
Qul 'Innī 'Umirtu 'An 'A`buda Allāha Mukhlişāan Lahu Ad-Dīna 039-011 Zeg: Mij is bevolen God te vereeren en hem den zuiveren godsdienst te wijden, قُ‍‍لْ ‌إِنِّ‍‍ي ‌أُمِ‍‍رْتُ ‌أَ‌نْ ‌أَعْبُدَ‌ ‌اللَّ‍‍هَ مُ‍‍خْ‍‍لِ‍‍ص‍‍ا‌ ً‌ لَهُ ‌ال‍‍دِّينَ
Wa 'Umirtu Li'n 'Akūna 'Awwala Al-Muslimīna 039-012 En mij is bevolen de eerste Moslem te zijn. وَ‌أُمِ‍‍رْتُ لِأ‌نْ ‌أَك‍‍ُ‍ونَ ‌أَ‌وَّلَ ‌الْمُسْلِمِينَ
Qul 'Innī 'Akhāfu 'In `Aşaytu Rabbī `Adhāba Yawmin `Ažīmin 039-013 Zeg: Waarlijk, ik vrees de straf van den grooten dag, indien ik mijn Heer ongehoorzaam ben. قُ‍‍لْ ‌إِنِّ‍‍ي ‌أَ‍خَ‍‍افُ ‌إِ‌نْ عَ‍‍صَ‍‍يْ‍‍تُ ‌‍رَبِّي عَذ‍َ‍‌ابَ يَ‍‍وْمٍ عَ‍‍ظِ‍‍يمٍ
Quli Allāha 'A`budu Mukhlişāan Lahu Dīni 039-014 Zeg: ik vereer God, terwijl ik hem eenen zuiveren godsdienst wijde. قُ‍‍لِ ‌اللَّ‍‍هَ ‌أَعْبُدُ‌ مُ‍‍خْ‍‍لِ‍‍ص‍‍ا‌ ً‌ لَ‍‍هُ ‌دِينِ
Fā`budū Mā Shi'tum Min Dūnihi ۗ Qul 'Inna Al-Khāsirīna Al-Ladhīna Khasirū 'Anfusahum Wa 'Ahlīhim Yawma Al-Qiyāmati ۗ 'Alā Dhālika Huwa Al-Khusrānu Al-Mubīnu 039-015 Maar gij aanbidt, buiten hem, wat gij wilt. Zeg: Waarlijk, zij zullen de verliezers zijn, die op den dag der opstanding hunne eigene zielen en hunne gezinnen zullen verliezen; is dit geen duidelijk verlies? فَاعْبُدُ‌و‌ا‌ مَا‌ شِئْتُمْ مِ‍‌‍نْ ‌دُ‌ونِ‍‍هِ ۗ قُ‍‍لْ ‌إِنَّ ‌الْ‍‍خَ‍‍اسِ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍نَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ خَ‍‍سِرُ‌و‌ا‌ ‌أَ‌نْ‍‍فُسَهُمْ ‌وَ‌أَهْلِيهِمْ يَ‍‍وْمَ ‌الْ‍‍قِ‍‍يَامَةِ ۗ ‌أَلاَ‌ ‌ذَلِكَ هُوَ‌ ‌الْ‍‍خُ‍‍سْ‍رَ‍‌انُ ‌الْمُبِينُ
Lahum Min Fawqihim Žulalun Mina An-Nāri Wa Min Taĥtihim Žulalun ۚ Dhālika Yukhawwifu Allāhu Bihi `Ibādahu ۚ Yā `Ibādi Fa Attaqūni 039-016 Boven hen zullen daken van vuur, en onder hen vloeren van vuur wezen. Daarmede bedreigt God zijne dienaren; vreest mij dus, o mijne dienaren! لَهُمْ مِ‍‌‍نْ فَوْ‍قِ‍‍هِمْ ظُ‍‍لَلٌ‌ مِنَ ‌ال‍‍نّ‍‍َ‍ا‌ر‍ِ‍‌ ‌وَمِ‍‌‍نْ تَحْتِهِمْ ظُ‍‍لَل‌‍ٌۚ ‌ذَلِكَ يُ‍‍خَ‍‍وِّفُ ‌اللَّ‍‍هُ بِ‍‍هِ عِبَا‌دَهُ ۚ يَاعِب‍‍َ‍ا‌دِ‌ فَاتَّ‍‍قُ‍‍ونِ
Wa Al-Ladhīna Ajtanabū Aţ-Ţāghūta 'An Ya`budūhā Wa 'Anābū 'Ilá Allāhi Lahumu Al-Bushۚ Fabashshir `Ibādi 039-017 Maar zij, die de vereering van afgoden vermijden en tot God gewend zijn, zullen goede tijdingen ontvangen. Breng dus goede tijdingen tot mijne dienaren, وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌اجْ‍‍تَنَبُو‌ا‌ال‍‍طَّ‍‍اغُ‍‍وتَ ‌أَ‌نْ يَعْبُدُ‌وهَا‌ ‌وَ‌أَنَابُ‍‍و‌ا‌ ‌إِلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ لَهُمُ ‌الْبُشْ‍رَ‌ى‌ ۚ فَبَشِّ‍‍رْ‌ عِبَا‌دِ
Al-Ladhīna Yastami`ūna Al-Qawla Fayattabi`ūna 'Aĥsanahu~ ۚ 'Ūlā'ika Al-Ladhīna Hadāhumu Allāhu ۖ Wa 'Ūlā'ika Hum 'Ūlū Al-'Albābi 039-018 Die naar mijn woord luisteren, en volgen wat daarin het uitnemendst is. Dit zijn degenen die God richt en dat zijn menschen van verstand. الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يَسْتَمِع‍‍ُ‍ونَ ‌الْ‍‍قَ‍‍وْلَ فَيَتَّبِع‍‍ُ‍ونَ ‌أَحْسَنَهُ~ُ ۚ ‌أ‍ُ‍‌وْل‍‍َ‍ائِكَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ هَدَ‌اهُمُ ‌اللَّ‍‍هُ ۖ ‌وَ‌أ‍ُ‍‌وْل‍‍َ‍ائِكَ هُمْ ‌أ‍ُ‍‌وْلُو‌ا‌الأَلْبَابِ
'Afaman Ĥaqqa `Alayhi Kalimatu Al-`Adhābi 'Afa'anta Tunqidhu Man An-Nāri 039-019 Kunt gij dus hem, o Mahomet! over wien het vonnis der eeuwige straf rechtvaardig werd uitgesproken, of hem bevrijden, die bestemd is het hellevuur te bewonen. أَفَمَ‍‌‍نْ حَ‍‍قَّ عَلَ‍‍يْ‍‍هِ كَلِمَةُ ‌الْعَذ‍َ‍‌ابِ ‌أَفَأَ‌نْ‍‍تَ تُ‍‌‍ن‍‍قِ‍‍ذُ‌ مَ‍‌‍نْ فِي ‌ال‍‍نَّ‍‍ا‌رِ
Lakini Al-Ladhīna Attaqaw Rabbahum Lahum Ghurafun Min Fawqihā Ghurafun Mabnīyatun Tajrī Min Taĥtihā Al-'Anhāru ۖ Wa`da Allāhi ۖ Lā Yukhlifu Allāhu Al-Mī`ād 039-020 Maar voor hen, die hunnen God vreezen, zullen verheven verblijfplaatsen in het paradijs gereed gemaakt wezen, waarboven andere vertrekken zullen gebouwd zijn, en onder welke rivieren zullen stroomen. Dit is Gods belofte, en God zal niet te kort doen aan zijne belofte. لَكِنِ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌اتَّ‍‍قَ‍‍وْ‌ا‌ ‌‍رَبَّهُمْ لَهُمْ غُ‍رَفٌ‌ مِ‍‌‍نْ فَوْ‍قِ‍‍هَا‌ غُ‍رَفٌ‌ مَ‍‍بْ‍‍نِيَّة‌‍ٌ‌ تَ‍‍جْ‍‍رِي مِ‍‌‍نْ تَحْتِهَا‌ ‌الأَ‌نْ‍‍ه‍‍َ‍ا‌رُ‌ ۖ ‌وَعْدَ‌ ‌اللَّ‍‍هِ ۖ لاَ‌ يُ‍‍خْ‍‍لِفُ ‌اللَّ‍‍هُ ‌الْمِيعَا‌د
'Alam Tará 'Anna Allāha 'Anzala Mina As-Samā'i Mā'an Fasalakahu Yanābī`a Fī Al-'Arđi Thumma Yukhriju Bihi Zar`āan Mukhtalifāan 'Alwānuhu Thumma Yahīju Fatarāhu Muşfaran Thumma Yaj`aluhu Ĥuţāmāan ۚ 'Inna Fī Dhālika Ladhikrá Li'wlī Al-'Albābi 039-021 Ziet gij niet, dat God water van den hemel nederzendt en dit in de aarde doet gaan om er bronnen van te vormen, en daardoor graan (planten) van verschillende soorten voortbrengt? Daarna doet hij die verdorren, en gij ziet haar geel worden; en daarna doet hij die tot stof worden. Waarlijk hierin is eene onderrichting voor mannen van verstand. أَلَمْ تَ‍رَ‌ى‌ ‌أَنَّ ‌اللَّ‍‍هَ ‌أَ‌نْ‍‍زَلَ مِنَ ‌ال‍‍سَّم‍‍َ‍ا‌ءِ‌ م‍‍َ‍ا‌ء‌‌ ً‌ فَسَلَكَ‍‍هُ يَنَاب‍‍ِ‍ي‍‍عَ فِي ‌الأَ‌رْ‍ضِ ثُ‍‍مَّ يُ‍‍خْ‍‍رِجُ بِ‍‍هِ ‌زَ‌رْعا‌ ً‌ مُ‍‍خْ‍‍تَلِفاً‌ ‌أَلْوَ‌انُ‍‍هُ ثُ‍‍مَّ يَه‍‍ِ‍ي‍‍جُ فَتَ‍رَ‍‌اهُ مُ‍‍صْ‍‍فَرّ‌ا‌‌ ً‌ ثُ‍‍مَّ يَ‍‍جْ‍‍عَلُ‍‍هُ حُ‍‍طَ‍‍اما‌‌ ًۚ ‌إِنَّ فِي ‌ذَلِكَ لَذِكْ‍رَ‌ى‌ لِأ‌و‍ْ‍لِي ‌الأَلْبَابِ
'Afaman Sharaĥa Allāhu Şadrahu Lil'islāmi Fahuwa `Alá Nūrin Min Rabbihi ۚ Fawaylun Lilqāsiyati Qulūbuhum Min Dhikri Allāhi ۚ 'Ūlā'ika Fī Đalālin Mubīnin 039-022 Zal dus hij, wiens borst verwijd is, om den godsdienst van den Islam te ontvangen, en die het licht van zijn Heer volgt, zoo als hij wezen, wiens hart versteend is omtrent de herdenking van God! Zij verkeeren in eene duidelijke dwaling. أَفَمَ‍‌‍نْ شَ‍رَحَ ‌اللَّ‍‍هُ صَ‍‍دْ‌‍رَهُ لِلإِسْلاَمِ فَهُوَ‌ عَلَى‌ ن‍‍ُ‍و‌ر‌ٍ‌ مِ‍‌‍نْ ‌‍رَبِّ‍‍هِ ۚ فَوَيْ‍‍ل ٌ‌ لِلْ‍‍قَ‍‍اسِيَةِ قُ‍‍لُوبُهُمْ مِ‍‌‍نْ ‌ذِكْ‍‍ر‍ِ‍‌ ‌اللَّ‍‍هِ ۚ ‌أ‍ُ‍‌وْل‍‍َ‍ائِكَ فِي ضَ‍‍لاَلٍ‌ مُبِينٍ
Al-Lahu Nazzala 'Aĥsana Al-Ĥadīthi Kitābāan Mutashābihāan Mathāniya Taqsha`irru Minhu Julūdu Al-Ladhīna Yakhshawna Rabbahum Thumma Talīnu Julūduhum Wa Qulūbuhum 'Ilá Dhikri Allāhi ۚ Dhālika Hudá Allāhi Yahdī Bihi Man Yashā'u ۚ Wa Man Yuđlili Allāhu Famā Lahu Min Hādin 039-023 God heeft een uitnemend woord geopenbaard; een boek, dat overeenkomstig zichzelven is, en herhaalde vermaningen bevat. De huid van hen die hunnen Heer vreezen, krimpt uit vrees daarvoor ineen, daarna worden, bij de herdenking van hunnen Heer, hunne huiden en ook hunne harten zacht. Dit is de leiding van God; hij wil daardoor leiden wien hem behaagt, en hij, dien God zal doen dwalen, zal geen leider hebben. اللَّهُ نَزَّلَ ‌أَحْسَنَ ‌الْحَد‍ِ‍ي‍‍ثِ كِتَابا‌ ً‌ مُتَشَابِها‌ ً‌ مَثَانِيَ تَ‍‍قْ‍‍شَعِ‍‍ر‍ّ‍ُ‌ مِ‍‌‍نْ‍‍هُ جُل‍‍ُ‍و‌دُ‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يَ‍‍خْ‍‍شَ‍‍وْنَ ‌‍رَبَّهُمْ ثُ‍‍مَّ تَل‍‍ِ‍ي‍‍نُ جُلُو‌دُهُمْ ‌وَ‍قُ‍‍لُوبُهُمْ ‌إِلَى‌ ‌ذِكْ‍‍ر‍ِ‍‌ ‌اللَّ‍‍هِ ۚ ‌ذَلِكَ هُدَ‌ى‌ ‌اللَّ‍‍هِ يَهْدِي بِ‍‍هِ مَ‍‌‍نْ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ۚ ‌وَمَ‍‌‍نْ يُ‍‍ضْ‍‍لِلِ ‌اللَّ‍‍هُ فَمَا‌ لَ‍‍هُ مِ‍‌‍نْ هَا‌دٍ
'Afaman Yattaqī Biwajhihi Sū'a Al-`Adhābi Yawma Al-Qiyāmati ۚ Wa Qīla Lilžžālimīna Dhūqū Mā Kuntum Taksibūna 039-024 Zal dus hij, die op den dag der opstanding verplicht zal wezen, zich met zijn aangezicht te beschutten tegen de gestrengheid der straf, gelijk zijn aan hem, die daarvoor veilig is? Den goddeloozen zal gezegd worden: Proeft wat gij hebt verdiend. أَفَمَ‍‌‍نْ يَتَّ‍‍قِ‍‍ي بِوَجْ‍‍هِ‍‍هِ س‍‍ُ‍و‌ءَ‌ ‌الْعَذ‍َ‍‌ابِ يَ‍‍وْمَ ‌الْ‍‍قِ‍‍يَامَةِ ۚ ‌وَ‍قِ‍‍ي‍‍لَ لِل‍‍ظَّ‍‍الِم‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌ذُ‌وقُ‍‍و‌ا‌ مَا‌ كُ‍‌‍نْ‍‍تُمْ تَكْسِبُونَ
Kadhdhaba Al-Ladhīna Min Qablihim Fa'atāhumu Al-`Adhābu Min Ĥaythu Lā Yash`urūna 039-025 Zij die vََr hen waren, beschuldigden hunnen gezanten van bedrog; daarom kwam eene straf op hen, van waar zij het niet verwachtten. كَذَّبَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لِهِمْ فَأَتَاهُمُ ‌الْعَذ‍َ‍‌ابُ مِ‍‌‍نْ حَ‍‍يْ‍‍ثُ لاَ‌ يَشْعُرُ‌ونَ
Fa'adhāqahumu Allāhu Al-Khizya Fī Al-Ĥayāati Ad-Dunۖ Wa La`adhābu Al-'Ākhirati 'Akbaru ۚ Law Kānū Ya`lamūna 039-026 En God vernederde hen in dit leven, maar de straf van het volgende leven zal zekerlijk grooter wezen. Indien zij mannen van verstand waren, zouden zij dit weten. فَأَ‌ذَ‌اقَ‍‍هُمُ ‌اللَّ‍‍هُ ‌الْ‍‍خِ‍‍زْيَ فِي ‌الْحَي‍‍َ‍اةِ ‌ال‍‍دُّ‌نْ‍‍يَا‌ ۖ ‌وَلَعَذ‍َ‍‌ابُ ‌الآ‍‍خِ‍رَةِ ‌أَكْبَرُ‌ ۚ لَوْ‌ كَانُو‌ا‌ يَعْلَمُونَ
Wa Laqad Đarabnā Lilnnāsi Fī Hādhā Al-Qur'āni Min Kulli Mathalin La`allahum Yatadhakkarūna 039-027 Wij hebben den mensch thans, in dezen Koran, alle soorten van gelijkenissen voorgesteld, opdat hij gewaarschuwd zou wezen. وَلَ‍قَ‍‍دْ‌ ضَ‍رَبْ‍‍نَا‌ لِل‍‍نّ‍‍َ‍اسِ فِي هَذَ‌ا‌ ‌الْ‍‍قُ‍‍رْ‌آنِ مِ‍‌‍نْ كُلِّ مَثَل‍ٍ‌ لَعَلَّهُمْ يَتَذَكَّرُ‌ونَ
Qur'ānāan `Arabīyāan Ghayra Dhī `Iwajin La`allahum Yattaqūna 039-028 Een Arabische Koran waarin geen bochten zijn; opdat zij God zouden vreezen. قُ‍‍ر‌آناً‌ عَ‍رَبِيّاً‌ غَ‍‍يْ‍رَ‌ ‌ذِي عِوَج‍ٍ‌ لَعَلَّهُمْ يَتَّ‍‍قُ‍‍ونَ
Đaraba Allāhu Mathalāan Rajulāan Fīhi Shurakā'u Mutashākisūna Wa Rajulāan Salamāan Lirajulin Hal Yastawiyāni Mathalāan ۚ Al-Ĥamdu Lillāh ۚ Bal 'Aktharuhum Lā Ya`lamūna 039-029 God stelt als eene gelijkenis een man voor, die verscheidene makkers heeft, welke onder elkander verschillen, en een man die zich geheel aan een persoon overgeeft: zullen dezen met elkander gelijk gesteld worden? Dank den Heere. Neen! Maar het meerendeel hunner begrijpen niet. ضَ‍رَبَ ‌اللَّ‍‍هُ مَثَلا‌ ً‌ ‌‍رَجُلا‌‌ ً‌ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ شُ‍رَك‍‍َ‍ا‌ءُ‌ مُتَشَاكِس‍‍ُ‍ونَ ‌وَ‌‍رَجُلا‌‌ ً‌ سَلَما‌ ً‌ لِ‍رَجُلٍ هَلْ يَسْتَوِي‍‍َ‍انِ مَثَلا‌‌ ًۚ ‌الْحَمْدُ‌ لِلَّهِ ۚ بَلْ ‌أَكْثَرُهُمْ لاَ‌ يَعْلَمُونَ
'Innaka Mayyitun Wa 'Innahum Mayyitūna 039-030 Waarlijk, gij, o Mahomet! zult sterven. إِنَّ‍‍كَ مَيِّتٌ‌ ‌وَ‌إِنَّ‍‍هُمْ مَيِّتُونَ
Thumma 'Innakum Yawma Al-Qiyāmati `Inda Rabbikum Takhtaşimūna 039-031 En gij zult met elkander daarover, op den dag der opstanding, voor uwen Heer twisten. ثُ‍‍مَّ ‌إِنَّ‍‍كُمْ يَ‍‍وْمَ ‌الْ‍‍قِ‍‍يَامَةِ عِ‍‌‍نْ‍‍دَ‌ ‌‍رَبِّكُمْ تَ‍‍خْ‍‍تَ‍‍صِ‍‍مُونَ
Faman 'Ažlamu Mimman Kadhaba `Alá Allāhi Wa Kadhdhaba Biş-Şidqi 'Idh Jā'ahu~ ۚ 'Alaysa Fī Jahannama Mathwan Lilkāfirīna 039-032 Wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen omtrent God uitdenkt, en waarheid loochent als die tot hem komt? Bestaat er dan geene woning in de hel voor de ongeloovigen. فَمَ‍‌‍نْ ‌أَ‍ظْ‍‍لَمُ مِ‍‍مَّ‍‍‌‍نْ كَذَبَ عَلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ ‌وَكَذَّبَ بِ‍ال‍‍صِّ‍‍دْ‍‍قِ ‌إِ‌ذْ‌ ج‍‍َ‍ا‌ءَهُ~ُ ۚ ‌أَلَ‍‍يْ‍‍سَ فِي جَهَ‍‍نَّ‍‍مَ مَثْو‌ى‌ ً‌ لِلْكَافِ‍‍رِينَ
Wa Al-Ladhī Jā'a Biş-Şidqi Wa Şaddaqa Bihi~ ۙ 'Ūlā'ika Humu Al-Muttaqūna 039-033 Maar hij die waarheid brengt, en hij die daaraan geloof hecht, dat zijn zij die God vreezen. وَ‌الَّذِي ج‍‍َ‍ا‌ءَ‌ بِ‍ال‍‍صِّ‍‍دْ‍‍قِ ‌وَ‍صَ‍‍دَّ‍‍قَ بِهِ ۙ ‌أ‍ُ‍‌وْل‍‍َ‍ائِكَ هُمُ ‌الْمُتَّ‍‍قُ‍‍ونَ
Lahum Mā Yashā'ūna `Inda Rabbihim ۚ Dhālika Jazā'u Al-Muĥsinīna 039-034 Zij zullen alles verkrijgen, wat zij voor het aangezicht van hunnen Heer ook mogen begeeren; dit zal de belooning der rechtvaardigen wezen. لَهُمْ مَا‌ يَش‍‍َ‍ا‌ء‍ُ‍‌ونَ عِ‍‌‍نْ‍‍دَ‌ ‌‍رَبِّهِمْ ۚ ‌ذَلِكَ جَز‍َ‍‌ا‌ءُ‌ ‌الْمُحْسِنِينَ
Liyukaffira Allāhu `Anhum 'Aswa'a Al-Ladhī `Amilū Wa Yajziyahum 'Ajrahum Bi'aĥsani Al-Ladhī Kānū Ya`malūna 039-035 God zal het slechtste uitwisschen van hetgeen zij hebben bedreven, en zal hun hunne belooning geven, overeenkomstig de uiterste verdiensten van het goede, dat zij gedaan zullen hebben. لِيُكَفِّ‍‍ر‍َ‍‌ ‌اللَّ‍‍هُ عَ‍‌‍نْ‍‍هُمْ ‌أَسْوَ‌أَ‌ ‌الَّذِي عَمِلُو‌ا‌ ‌وَيَ‍‍جْ‍‍زِيَهُمْ ‌أَجْ‍‍‍رَهُمْ بِأَحْسَنِ ‌الَّذِي كَانُو‌ا‌ يَعْمَلُونَ
'Alaysa Allāhu Bikāfin `Abdahu ۖ Wa Yukhawwifūnaka Bial-Ladhīna Min Dūnihi ۚ Wa Man Yuđlili Allāhu Famā Lahu Min Hādin 039-036 Is God geen toereikend beschermer van zijn dienaar? Zij zullen nog trachten u bevreesd te maken voor de valsche godheden welke zij nevens God aanbidden. Maar hij, wien God doet dwalen, zal niemand hebben om hem te leiden. أَلَ‍‍يْ‍‍سَ ‌اللَّ‍‍هُ بِك‍‍َ‍افٍ عَ‍‍بْ‍‍دَهُ ۖ ‌وَيُ‍‍خَ‍‍وِّفُونَكَ بِ‍الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ مِ‍‌‍نْ ‌دُ‌ونِ‍‍هِ ۚ ‌وَمَ‍‌‍نْ يُ‍‍ضْ‍‍لِلِ ‌اللَّ‍‍هُ فَمَا‌ لَ‍‍هُ مِ‍‌‍نْ هَا‌دٍ
Wa Man Yahdi Allāhu Famā Lahu Min Muđillin ۗ 'Alaysa Allāhu Bi`azīzin Dhī Antiqāmin 039-037 En hij, die door God gericht wordt, zal door niemand kunnen misleid worden. Is God niet machtig, en in staat te wreken? وَمَ‍‌‍نْ يَهْدِ‌ ‌اللَّ‍‍هُ فَمَا‌ لَ‍‍هُ مِ‍‌‍نْ مُ‍‍ضِ‍‍لٍّ ۗ ‌أَلَ‍‍يْ‍‍سَ ‌اللَّ‍‍هُ بِعَز‍ِ‍ي‍‍ز‌‌ٍ‌ ‌ذِي ‌انْ‍‍تِ‍‍قَ‍‍امٍ
Wa La'in Sa'altahum Man Khalaqa As-Samāwāti Wa Al-'Arđa Layaqūlunna Allāhu ۚ Qul 'Afara'aytum Mā Tad`ūna Min Dūni Allāhi 'In 'Adaniya Allāhu Biđurrin Hal Hunna Kāshifātu Đurrihi~ 'Aw 'Adanī Biraĥmatin Hal Hunna Mumsikātu Raĥmatihi ۚ Qul Ĥasbiya Allāhu ۖ `Alayhi Yatawakkalu Al-Mutawakkilūna 039-038 Indien gij hun vraagt, wie de hemelen en de aarde heeft geschapen, zullen zij zekerlijk antwoorden: God. Zeg: Denkt gij dus, dat de godheden, die gij naast God aanroept, in staat zijn, mij van zijne bezoeking te verlossen, indien het Gode behaagt mij te bezoeken? of dat zij in staat zijn, zijne genade te weerhouden, indien het hem behaagt mij genade te betoonen? Zeg: God is mijn toereikende ondersteuner; laten zij in hem hun vertrouwen stellen, die dat in niemand trachten te plaatsen. وَلَئِ‍‌‍نْ سَأَلْتَهُمْ مَ‍‌‍نْ خَ‍‍لَ‍‍قَ ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضَ لَيَ‍‍قُ‍‍ولُ‍‍نَّ ‌اللَّ‍‍هُ ۚ قُ‍‍لْ ‌أَفَ‍رَ‌أَيْتُمْ مَا‌ تَ‍‍دْع‍‍ُ‍ونَ مِ‍‌‍نْ ‌د‍ُ‍‌ونِ ‌اللَّ‍‍هِ ‌إِ‌نْ ‌أَ‌‍رَ‌ا‌دَنِيَ ‌اللَّ‍‍هُ بِ‍‍ضُ‍‍رٍّ‌ هَلْ هُ‍‍نَّ كَاشِف‍‍َ‍اتُ ضُ‍‍رِّهِ ‌أَ‌وْ‌ ‌أَ‌‍رَ‌ا‌دَنِي بِ‍رَحْمَةٍ هَلْ هُ‍‍نَّ مُمْسِك‍‍َ‍اتُ ‌‍رَحْمَتِ‍‍هِ ۚ قُ‍‍لْ حَسْبِيَ ‌اللَّ‍‍هُ ۖ عَلَ‍‍يْ‍‍هِ يَتَوَكَّلُ ‌الْمُتَوَكِّلُونَ
Qul Yā Qawmi A`malū `Alá Makānatikum 'Innī `Āmilun ۖ Fasawfa Ta`lamūna 039-039 Zeg: O mijn, volk! handelt gij overeenkomstig uw vermogen; waarlijk, ik zal handelen overeenkomstig het mijne. قُ‍‍لْ يَاقَ‍‍وْمِ ‌اعْمَلُو‌ا‌ عَلَى‌ مَكَانَتِكُمْ ‌إِنِّ‍‍ي عَامِل‌‍ٌ‌ فَسَ‍‍وْفَ ۖ تَعْلَمُونَ
Man Ya'tīhi `Adhābun Yukhzīhi Wa Yaĥillu `Alayhi `Adhābun Muqīmun 039-040 Hierna zult gij weten aan wien van ons eene straf zal worden opgelegd, die hem met schaamte bedekken, en op wien eene zware straf nederkomen zal. مَ‍‌‍نْ يَأْت‍‍ِ‍ي‍‍هِ عَذ‍َ‍‌ابٌ‌ يُ‍‍خْ‍‍ز‍ِ‍ي‍‍هِ ‌وَيَحِلُّ عَلَ‍‍يْ‍‍هِ عَذ‍َ‍‌ابٌ‌ مُ‍‍قِ‍‍يمٌ
'Innā 'Anzalnā `Alayka Al-Kitāba Lilnnāsi Bil-Ĥaqqi ۖ Famani Ahtadá Falinafsihi ۖ Wa Man Đalla Fa'innamā Yađillu `Alayhā ۖ Wa Mā 'Anta `Alayhim Biwakīlin 039-041 Waarlijk, wij hebben u het boek van den Koran, tot onderrichting van den mensch, in waarheid geopenbaard. Wie daardoor gericht zal worden, zal gericht zijn ten voordeele zijner eigene ziel, en wie dwalen zal, zal slechts tegen zijne ziel dwalen; en gij zijt geen bewaker van hen. إِنَّ‍‍ا‌ ‌أَ‌نْ‍‍زَلْنَا‌ عَلَ‍‍يْ‍‍كَ ‌الْكِت‍‍َ‍ابَ لِل‍‍نّ‍‍َ‍اسِ بِ‍الْحَ‍‍قِّ ۖ فَمَنِ ‌اهْتَدَ‌ى‌ فَلِنَفْسِ‍‍هِ ۖ ‌وَمَ‍‌‍نْ ضَ‍‍لَّ فَإِنَّ‍‍مَا‌ يَ‍‍ضِ‍‍لُّ عَلَيْهَا‌ ۖ ‌وَمَ‍‍ا‌ ‌أَ‌نْ‍‍تَ عَلَيْهِمْ بِوَكِيلٍ
Al-Lahu Yatawaffá Al-'Anfusa Ĥīna Mawtihā Wa A-Atī Lam Tamut Fī Manāmihā ۖ Fayumsiku Allatī Qađá `Alayhā Al-Mawta Wa Yursilu Al-'Ukhrá 'Ilá 'Ajalin Musamman ۚ 'Inna Fī Dhālika La'āyātin Liqawmin Yatafakkarūna 039-042 God neemt de zielen der menschen, op den tijd van hunnen dood tot zich en ook van hen, die niet sterven, neemt hij de ziel in hunnen slaap, en hij onthoudt haar hun, omtrent welke hij het besluit des doods heeft genomen; maar hij zendt de overigen tot een bepaald tijdperk terug. Waarlijk, hierin zijn teekenen voor hen die overwegen. اللَّهُ يَتَوَفَّى‌ ‌الأَ‌نْ‍‍فُسَ ح‍‍ِ‍ي‍‍نَ مَوْتِهَا‌ ‌وَ‌الَّتِي لَمْ تَمُتْ فِي مَنَامِهَا‌ ۖ فَيُمْسِكُ ‌الَّتِي قَ‍‍ضَ‍‍ى‌ عَلَيْهَا‌ ‌الْمَ‍‍وْتَ ‌وَيُرْسِلُ ‌الأُ‍خْ‍رَ‌ى‌ ‌إِلَ‍‍ى‌ ‌أَجَلٍ‌ مُسَ‍‍مّ‍‍ى‌‌ ًۚ ‌إِنَّ فِي ‌ذَلِكَ لَآي‍‍َ‍ات‍ٍ‌ لِ‍‍قَ‍‍وْمٍ‌ يَتَفَكَّرُ‌ونَ
'Ami Attakhadhū Min Dūni Allāhi Shufa`ā'a ۚ Qul 'Awalaw Kānū Lā Yamlikūna Shay'āan Wa Lā Ya`qilūna 039-043 Hebben de Koreïshieten afgoden genomen tot hunne tusschenpersonen bij God? Zeg: Wat! niettegenstaande deze geene macht over iets bezitten, noch verstand bezitten. أَمِ ‌اتَّ‍‍خَ‍‍ذُ‌و‌ا‌ مِ‍‌‍نْ ‌د‍ُ‍‌ونِ ‌اللَّ‍‍هِ شُفَع‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ۚ قُ‍‍لْ ‌أَ‌وَلَوْ‌ كَانُو‌ا‌ لاَ‌ يَمْلِك‍‍ُ‍ونَ شَ‍‍يْ‍‍ئا‌ ً‌ ‌وَلاَ‌ يَعْ‍‍قِ‍‍لُونَ
Qul Lillāh Ash-Shafā`atu Jamī`āan ۖ Lahu Mulku As-Samāwāti Wa Al-'Arđi ۖ Thumma 'Ilayhi Turja`ūna 039-044 Zeg: Tusschentreding is geheel in Gods bestiering: hem is het koninkrijk van hemel en aarde, en hierna zult gij tot hem terugkeeren. قُ‍‍لْ لِلَّهِ ‌ال‍‍شَّفَاعَةُ جَمِيعا‌ ًۖ لَ‍‍هُ مُلْكُ ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضِ ۖ ثُ‍‍مَّ ‌إِلَ‍‍يْ‍‍هِ تُرْجَعُونَ
Wa 'Idhā Dhukira Allāhu Waĥdahu Ashma'azzat Qulūbu Al-Ladhīna Lā Yu'uminūna Bil-'Ākhirati ۖ Wa 'Idhā Dhukira Al-Ladhīna Min Dūnihi~ 'Idhā Hum Yastabshirūna 039-045 Als de eenige God wordt vermeld, krimpt het hart van spijt ineen van hen, die niet in het volgende leven gelooven; maar als de valsche goden, die naast hem vereerd worden, vermeld worden, ziet, dan zijn zij met vreugde vervuld. وَ‌إِ‌ذَ‌ا‌ ‌ذُكِ‍‍ر‍َ‍‌ ‌اللَّ‍‍هُ ‌وَحْدَهُ ‌اشْمَأَ‌زَّتْ قُ‍‍ل‍‍ُ‍وبُ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ لاَ‌ يُؤْمِن‍‍ُ‍ونَ بِ‍الآ‍‍خِ‍رَةِ ۖ ‌وَ‌إِ‌ذَ‌ا‌ ‌ذُكِ‍‍ر‍َ‍‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ مِ‍‌‍نْ ‌دُ‌ونِهِ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ هُمْ يَسْتَ‍‍بْ‍‍شِرُ‌ونَ
Quli Allāhumma Fāţira As-Samāwāti Wa Al-'Arđi `Ālima Al-Ghaybi Wa Ash-Shahādati 'Anta Taĥkumu Bayna `Ibādika Fī Mā Kānū Fīhi Yakhtalifūna 039-046 Zeg: O God! schepper van hemel en aarde, die weet wat geheim en wat duidelijk is, gij zult tusschen uwe dienaren richten nopens datgene waaromtrent zij verschillen. قُ‍‍لِ ‌اللَّ‍‍هُ‍‍مَّ فَاطِ‍‍ر‍َ‍‌ ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضِ عَالِمَ ‌الْ‍‍غَ‍‍يْ‍‍بِ ‌وَ‌ال‍‍شَّهَا‌دَةِ ‌أَ‌نْ‍‍تَ تَحْكُمُ بَ‍‍يْ‍‍نَ عِبَا‌دِكَ فِي مَا‌ كَانُو‌ا‌ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ يَ‍‍خْ‍‍تَلِفُونَ
Wa Law 'Anna Lilladhīna Žalamū Mā Fī Al-'Arđi Jamī`āan Wa Mithlahu Ma`ahu Lāftadaw Bihi Min Sū'i Al-`Adhābi Yawma Al-Qiyāmati ۚ Wa Badā Lahum Mina Allāhi Mā Lam Yakūnū Yaĥtasibūna 039-047 Indien zij, die onrechtvaardig handelen, meesters waren van alles wat op de aarde is en nog meer daarenboven, waarlijk, zij zouden het geven om zich zelven los te koopen, van de smart der straf op den dag der opstanding, en daar zullen hun, van God verschrikkingen verschijnen, welke zij zich nimmer konden verbeelden. وَلَوْ‌ ‌أَنَّ لِلَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ظَ‍‍لَمُو‌ا‌ مَا‌ فِي ‌الأَ‌رْ‍ضِ جَمِيعا‌ ً‌ ‌وَمِثْلَ‍‍هُ مَعَ‍‍هُ لاَفْتَدَ‌وْ‌ا‌ بِ‍‍هِ مِ‍‌‍نْ س‍‍ُ‍و‌ءِ‌ ‌الْعَذ‍َ‍‌ابِ يَ‍‍وْمَ ‌الْ‍‍قِ‍‍يَامَةِ ۚ ‌وَبَدَ‌ا‌ لَهُمْ مِنَ ‌اللَّ‍‍هِ مَا‌ لَمْ يَكُونُو‌ا‌ يَحْتَسِبُونَ
Wa Badā Lahum Sayyi'ātu Mā Kasabū Wa Ĥāqa Bihim Mā Kānū Bihi Yastahzi'ūn 039-048 En daar zullen hun hunne booze daden duidelijk verschijnen, en datgene, waarover zij gespot hebben, zal hen omringen. وَبَدَ‌ا‌ لَهُمْ سَيِّئ‍‍َ‍اتُ مَا‌ كَسَبُو‌ا‌ ‌وَح‍‍َ‍اقَ بِهِمْ مَا‌ كَانُو‌ا‌ بِ‍‍هِ يَسْتَهْزِئ‍‍ُ‍‍ون
Fa'idhā Massa Al-'Insāna Đurrun Da`ānā Thumma 'Idhā Khawwalnāhu Ni`matan Minnā Qāla 'Innamā 'Ūtītuhu `Alá `Ilmin ۚ Bal Hiya Fitnatun Wa Lakinna 'Aktharahum Lā Ya`lamūna 039-049 Als de mensch door droefheid wordt getroffen, roept hij ons aan, doch daarna, als wij hem van onze gunst hebben geschonken, zegt hij: ik heb het alleen ontvangen wegens Gods bekendheid met mijne verdiensten. Integendeel, het is eene proef; maar het meerendeel hunner weet het niet. فَإِ‌ذَ‌ا‌ مَسَّ ‌الإِ‌ن‍‍س‍‍َ‍انَ ضُ‍‍رّ‌‌ٌ‌ ‌دَعَانَا‌ ثُ‍‍مَّ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ خَ‍‍وَّلْن‍‍َ‍اهُ نِعْمَة ً‌ مِ‍‍نَّ‍‍ا‌ قَ‍‍الَ ‌إِنَّ‍‍مَ‍‍ا‌ ‌أ‍ُ‍‌وتِيتُ‍‍هُ عَلَى‌ عِلْم ٍۚ بَلْ هِيَ فِتْنَةٌ‌ ‌وَلَكِ‍‍نَّ ‌أَكْثَ‍رَهُمْ لاَ‌ يَعْلَمُونَ
Qad Qālahā Al-Ladhīna Min Qablihim Famā 'Aghná `Anhum Mā Kānū Yaksibūna 039-050 Zij die vََr hen waren, zeiden hetzelfde; maar datgene wat zij gewonnen hebben, is hun niet van voordeel, قَ‍‍دْ‌ قَ‍‍الَهَا‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لِهِمْ فَمَ‍‍ا‌ ‌أَ‍‍غْ‍‍نَى‌ عَ‍‌‍نْ‍‍هُمْ مَا‌ كَانُو‌ا‌ يَكْسِبُونَ
Fa'aşābahum Sayyi'ātu Mā Kasabū Wa ۚ Al-Ladhīna Žalamū Min Hā'uulā' Sayuşībuhum Sayyi'ātu Mā Kasabū Wa Mā Hum Bimu`jizīna 039-051 En het booze, dat zij hebben bedreven, valt op hen. En al wie van Mekka's bewoners onrechtvaardig zal hebben gehandeld, op dien zullen eveneens de booze daden vallen, welke zij verdiend hebben,; nimmer zullen zij de goddelijke wraak verijdelen. فَأَ‍صَ‍‍ابَهُمْ سَيِّئ‍‍َ‍اتُ مَا‌ كَسَبُو‌اۚ ‌وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ظَ‍‍لَمُو‌ا‌ مِ‍‌‍نْ ه‍‍َ‍ا‌ؤُلاَ‌ء‌ سَيُ‍‍صِ‍‍يبُهُمْ سَيِّئ‍‍َ‍اتُ مَا‌ كَسَبُو‌ا‌ ‌وَمَا‌ هُمْ بِمُعْجِزِينَ
'Awalam Ya`lamū 'Anna Allāha Yabsuţu Ar-Rizqa Liman Yashā'u Wa Yaqdiru ۚ 'Inna Fī Dhālika La'āyātin Liqawmin Yu'uminūna 039-052 Weten zij niet, dat God zijnen voorraad overvloedig besteedt aan wien hem behaagt, en dat hij spaarzaam is naar zijn welbehagen? Waarlijk, hierin zijn teekenen voor hen die gelooven. أَ‌وَلَمْ يَعْلَمُ‍‍و‌ا‌ ‌أَنَّ ‌اللَّ‍‍هَ يَ‍‍بْ‍‍سُ‍‍طُ ‌ال‍‍رِّ‌زْ‍قَ لِمَ‍‌‍نْ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ‌وَيَ‍‍قْ‍‍دِ‌ر‍ُ‍‌ ۚ ‌إِنَّ فِي ‌ذَلِكَ لَآي‍‍َ‍ات‍ٍ‌ لِ‍‍قَ‍‍وْمٍ‌ يُؤْمِنُونَ
Qul Yā `Ibādī Al-Ladhīna 'Asrafū `Alá 'Anfusihim Lā Taqnaţū Min Raĥmati Allāhi ۚ 'Inna Allāha Yaghfiru Adh-Dhunūba Jamī`āan ۚ 'Innahu Huwa Al-Ghafūru Ar-Raĥīmu 039-053 Zeg: O mijne dienaren! die tegen uwe eigene zielen hebt gezondigd, wanhoopt niet omtrent Gods genade; gij weet dat God alle zonden vergeeft; want hij is genadig en barmhartig. قُ‍‍لْ يَاعِبَا‌دِي ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌أَسْ‍رَفُو‌ا‌ عَلَ‍‍ى‌ ‌أَ‌نْ‍‍فُسِهِمْ لاَ‌ تَ‍‍قْ‍‍نَ‍‍طُ‍‍و‌ا‌ مِ‍‌‍نْ ‌‍رَحْمَةِ ‌اللَّ‍‍هِ ‌إِنَّ ۚ ‌اللَّ‍‍هَ يَ‍‍غْ‍‍فِ‍‍ر‍ُ‍‌ ‌ال‍‍ذُّن‍‍ُ‍وبَ جَمِيعا‌‌ ً‌ ‌إِنَّ‍‍هُ ۚ هُوَ‌ ‌الْ‍‍غَ‍‍ف‍‍ُ‍و‌رُ‌ ‌ال‍رَّحِيمُ
Wa 'Anībū 'Ilá Rabbikum Wa 'Aslimū Lahu Min Qabli 'An Ya'tiyakumu Al-`Adhābu Thumma Lā Tunşarūna 039-054 En weest tot uwen Heer gekeerd en onderwerpt u aan hem, voor de bedreigde straf u overvalle; want dan zult gij niet geholpen worden. وَ‌أَنِيبُ‍‍و‌ا‌ ‌إِلَى‌ ‌‍رَبِّكُمْ ‌وَ‌أَسْلِمُو‌ا‌ لَ‍‍هُ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لِ ‌أَ‌نْ يَأْتِيَكُمُ ‌الْعَذ‍َ‍‌ابُ ثُ‍‍مَّ لاَ‌ تُ‍‌‍نْ‍‍‍‍صَ‍‍رُ‌ونَ
Wa Attabi`ū 'Aĥsana Mā 'Unzila 'Ilaykum Min Rabbikum Min Qabli 'An Ya'tiyakumu Al-`Adhābu Baghtatan Wa 'Antum Lā Tash`urūna 039-055 En volgt de uitmuntendste onderrichtingen, die u van uwen Heer zijn nedergezonden, alvorens de straf plotseling op u nederkome, en gij de nadering daarvan niet bemerkt. وَ‌اتَّبِعُ‍‍و‌ا‌ ‌أَحْسَنَ مَ‍‍ا‌ ‌أُ‌نْ‍‍زِلَ ‌إِلَيْكُمْ مِ‍‌‍نْ ‌‍رَبِّكُمْ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لِ ‌أَ‌نْ يَأْتِيَكُمُ ‌العَذ‍َ‍‌ابُ بَ‍‍غْ‍‍تَة ً‌ ‌وَ‌أَ‌نْ‍‍تُمْ لاَ‌ تَشْعُرُ‌ونَ
'An Taqūla Nafsun Yā Ĥasratā `Alá Mā Farraţtu Fī Janbi Allāhi Wa 'In Kuntu Lamina As-Sākhirīna 039-056 En eene ziel zegt, helaas! Ik was zorgeloos omtrent mijn plicht nopens God; waarlijk, ik was een spotter. أَ‌نْ تَ‍‍قُ‍‍ولَ نَفْسٌ‌ يَاحَسْ‍رَتَا‌ عَلَى‌ مَا‌ فَ‍رَّ‍طْ‍‍تُ فِي جَ‍‌‍نْ‍‍بِ ‌اللَّ‍‍هِ ‌وَ‌إِ‌نْ كُ‍‌‍نْ‍‍تُ لَمِنَ ‌ال‍‍سَّاخِ‍‍رِينَ
'Aw Taqūla Law 'Anna Allāha Hadānī Lakuntu Mina Al-Muttaqīna 039-057 Of die zegt: Indien God mij zou geleid hebben, waarlijk, dan ware ik een vrome geweest. أَ‌وْ‌ تَ‍‍قُ‍‍ولَ لَوْ‌ ‌أَنَّ ‌اللَّ‍‍هَ هَدَ‌انِي لَكُ‍‌‍نْ‍‍تُ مِنَ ‌الْمُتَّ‍‍قِ‍‍ينَ
'Aw Taqūla Ĥīna Tará Al-`Adhāba Law 'Anna Lī Karratan Fa'akūna Mina Al-Muĥsinīna 039-058 Of die zegt, op het zien der gereedgemaakte straf: indien ik nog eens in de wereld kon terugkeeren, zou ik een rechtvaardige worden. أَ‌وْ‌ تَ‍‍قُ‍‍ولَ ح‍‍ِ‍ي‍‍نَ تَ‍رَ‌ى‌ ‌الْعَذ‍َ‍‌ابَ لَوْ‌ ‌أَنَّ لِي كَ‍رَّة‌ ً‌ فَأَك‍‍ُ‍ونَ مِنَ ‌الْمُحْسِنِينَ
Balá Qad Jā'atka 'Āyātī Fakadhdhabta Bihā Wa Astakbarta Wa Kunta Mina Al-Kāfirīna 039-059 Maar God zal antwoorden: Mijne teekens kwamen vroeger tot u, en gij hebt die van valschheid beschuldigd; gij waart opgeblazen door trotschheid en werd een ongeloovige. بَلَى‌ قَ‍‍دْ‌ ج‍‍َ‍ا‌ءَتْكَ ‌آيَاتِي فَكَذَّبْ‍‍تَ بِهَا‌ ‌وَ‌اسْتَكْبَرْتَ ‌وَكُ‍‌‍نْ‍‍تَ مِنَ ‌الْكَافِ‍‍رِينَ
Wa Yawma Al-Qiyāmati Tará Al-Ladhīna Kadhabū `Alá Allāhi Wujūhuhum Muswaddatun ۚ 'Alaysa Fī Jahannama Mathwan Lilmutakabbirīna 039-060 Op den dag der opstanding zult gij de aangezichten van hen, die leugens omtrent God hebben uitgedacht, zwart zien worden. Is er geen verblijf voor de laatdunkenden in de hel gereed gemaakt? وَيَ‍‍وْمَ ‌الْ‍‍قِ‍‍يَامَةِ تَ‍رَ‌ى‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ كَذَبُو‌ا‌ عَلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ ‌وُجُوهُهُمْ مُسْوَ‌دَّةٌ ۚ ‌أَلَ‍‍يْ‍‍سَ فِي جَهَ‍‍نَّ‍‍مَ مَثْو‌ى‌ ً‌ لِلْمُتَكَبِّ‍‍رِينَ
Wa Yunajjī Al-Lahu Al-Ladhīna Attaqaw Bimafāzatihim Lā Yamassuhumu As-Sū'u Wa Lā Hum Yaĥzanūna 039-061 Maar God zal degenen bevrijden die hem zullen vreezen, en hen in hunne plaats van veiligheid leiden: het kwaad zal hen niet bereiken en zij zullen niet bedroefd worden. وَيُنَجِّي ‌اللَّهُ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌اتَّ‍‍قَ‍‍و‌ا‌ بِمَفَا‌زَتِهِمْ لاَ‌ يَمَسُّهُمُ ‌ال‍‍سّ‍‍ُ‍و‌ءُ‌ ‌وَلاَ‌ هُمْ يَحْزَنُونَ
Al-Lahu Khāliqu Kulli Shay'in ۖ Wa Huwa `Alá Kulli Shay'in Wa Kīlun 039-062 God is de schepper van alle dingen, en hij is de beheerscher van alle dingen. اللَّهُ خَ‍‍الِ‍‍قُ كُلِّ شَ‍‍يْء‌ٍۖ ‌وَهُوَ‌ عَلَى‌ كُلِّ شَ‍‍يْء‌ٍ‌ ‌وَكِيلٌ
Lahu Maqālīdu As-Samāwāti Wa Al-'Arđi Wa ۗ Al-Ladhīna Kafarū Bi'āyāti Allāhi 'Ūlā'ika Humu Al-Khāsirūna 039-063 Hem behooren de sleutels van hemel en aarde; en zij die niet in de teekens van God gelooven, zullen te gronde gaan. لَ‍‍هُ مَ‍‍قَ‍‍ال‍‍ِ‍ي‍‍دُ‌ ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضِ ۗ ‌وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ كَفَرُ‌و‌ا‌ بِآي‍‍َ‍اتِ ‌اللَّ‍‍هِ ‌أ‍ُ‍‌وْل‍‍َ‍ائِكَ هُمُ ‌الْ‍‍خَ‍‍اسِرُ‌ونَ
Qul 'Afaghayra Allāhi Ta'murūnnī 'A`budu 'Ayyuhā Al-Jāhilūna 039-064 Zeg: Gebiedt gij mij daarom iets anders dan God te aanbidden, gij dwazen? قُ‍‍لْ ‌أَفَ‍‍غَ‍‍يْ‍رَ‌اللَّ‍‍هِ تَأْمُر‍ُ‍‌ونِّ‍‍ي ‌أَعْبُدُ‌ ‌أَيُّهَا‌ ‌الْجَاهِلُونَ
Wa Laqad 'Ūĥiya 'Ilayka Wa 'Ilá Al-Ladhīna Min Qablika La'in 'Ashrakta Layaĥbaţanna `Amaluka Wa Latakūnanna Mina Al-Khāsirīna 039-065 Nadat het u door openbaring is gezegd, en ook tot de profeten die vََr u waren, zeggende: Waarlijk, indien gij deelgenooten met God vereenigt, zullen al uwe werken zonder eenig nut wezen, en gij zult zekerlijk een van hen zijn, die te gronde gaan. وَلَ‍قَ‍‍دْ‌ ‌أ‍ُ‍‌وحِيَ ‌إِلَ‍‍يْ‍‍كَ ‌وَ‌إِلَى‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لِكَ لَئِ‍‌‍نْ ‌أَشْ‍رَكْتَ لَيَحْبَ‍‍طَ‍‍نَّ عَمَلُكَ ‌وَلَتَكُونَ‍‍نَّ مِنَ ‌الْ‍‍خَ‍‍اسِ‍‍رِينَ
Bali Allāha Fā`bud Wa Kun Mina Ash-Shākirīna 039-066 Vreest dus veeleer God, en weest dankbaar. بَلِ ‌اللَّ‍‍هَ فَاعْبُ‍‍دْ‌ ‌وَكُ‍‌‍نْ مِنَ ‌ال‍‍شَّاكِ‍‍رِينَ
Wa Mā Qadarū Allaha Ĥaqqa Qadrihi Wa Al-'Arđu Jamī`āan Qabđatuhu Yawma Al-Qiyāmati Wa As-Samāwātu Maţwīyātun Biyamīnihi ۚ Subĥānahu Wa Ta`ālá `Ammā Yushrikūna 039-067 Maar zij schatten God niet op de juiste waarde, terwijl de geheele aarde op den dag der opstanding, slechts eene handvol voor hem zal uitmaken, en de hemelen in zijne rechterhand ineengerold zullen worden. Geloofd zij hij, en verre verheven boven de afgoden, welke zij met hem vereenigen! وَمَا‌ قَ‍‍دَ‌رُ‌و‌ا‌اللَّ‍‍هَ حَ‍‍قَّ قَ‍‍دْ‌رِهِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضُ جَمِيعا‌‌ ًقَ‍‍بْ‍‍‍‍ضَ‍‍تُ‍‍هُ يَ‍‍وْمَ ‌الْ‍‍قِ‍‍يَامَةِ ‌وَ‌ال‍‍سَّما‌و‍َ‍‌اتُ مَ‍‍طْ‍‍وِيّ‍‍َ‍ات‌‍ٌ‌ بِيَمِينِ‍‍هِ ۚ سُ‍‍بْ‍‍حَانَ‍‍هُ ‌وَتَعَالَى‌ عَ‍‍مَّ‍‍ا‌ يُشْ‍‍رِكُونَ
Wa Nufikha Fī Aş-Şūri Faşa`iqa Man As-Samāwāti Wa Man Al-'Arđi 'Illā Man Shā'a Allāhu ۖ Thumma Nufikha Fīhi 'Ukhrá Fa'idhā Hum Qiyāmun Yanžurūna 039-068 Eene trompet zal geblazen worden, en allen die in den hemel en op aarde zijn, behalve zij, omtrent welke het Gode zal behagen, hen van het algemeene lot uit te zonderen, zullen den geest geven. Daarna zal nog eens geblazen worden, en ziet, zij zullen verrijzen en opzien. وَنُفِ‍‍خَ فِي ‌ال‍‍صُّ‍‍و‌ر‍ِ‍‌ فَ‍‍صَ‍‍عِ‍‍قَ مَ‍‌‍نْ فِي ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَمَ‍‌‍نْ فِي ‌الأَ‌رْ‍ضِ ‌إِلاَّ‌ مَ‍‌‍نْ ش‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ‌اللَّ‍‍هُ ۖ ثُ‍‍مَّ نُفِ‍‍خَ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ ‌أُ‍خْ‍رَ‌ى‌ فَإِ‌ذَ‌ا‌ هُمْ قِ‍‍ي‍‍َ‍امٌ‌ يَ‍‌‍نْ‍‍‍‍ظُ‍‍رُ‌ونَ
Wa 'Ashraqati Al-'Arđu Binūri Rabbihā Wa Wuđi`a Al-Kitābu Wa Jī'a Bin-Nabīyīna Wa Ash-Shuhadā'i Wa Quđiya Baynahum Bil-Ĥaqqi Wa Hum Lā Yužlamūna 039-069 En de aarde zal schitteren door het licht van haren Heer, en het boek zal opengelegd worden, en de profeten en martelaren zullen als getuige worden gebracht; en er zal met waarheid tusschen hen worden geoordeeld; en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden. وَ‌أَشْ‍رَقَ‍‍تِ ‌الأَ‌رْ‍ضُ بِن‍‍ُ‍و‌ر‍ِ‍‌ ‌‍رَبِّهَا‌ ‌وَ‌وُ‍ضِ‍‍عَ ‌الْكِت‍‍َ‍ابُ ‌وَج‍‍ِ‍يءَ‌ بِ‍ال‍‍نَّ‍‍بِيّ‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَ‌ال‍‍شُّهَد‍َ‍‌ا‌ءِ‌ ‌وَ‍قُ‍‍ضِ‍‍يَ بَيْنَهُمْ بِ‍الْحَ‍‍قِّ ‌وَهُمْ لاَ‌ يُ‍‍ظْ‍‍لَمُونَ
Wa Wuffiyat Kullu Nafsin Mā `Amilat Wa Huwa 'A`lamu Bimā Yaf`alūna 039-070 En iedere ziel zal ten volle worden beloond, overeenkomstig hetgeen zij zal hebben verricht; want hij weet volkomen wat zij doen. وَ‌وُفِّيَتْ كُلُّ نَفْسٍ‌ مَا‌ عَمِلَتْ ‌وَهُوَ‌ ‌أَعْلَمُ بِمَا‌ يَفْعَلُونَ
Wa Sīqa Al-Ladhīna Kafarū 'Ilá Jahannama Zumaan ۖ Ĥattá 'Idhā Jā'ūhā Futiĥat 'Abwābuhā Wa Qāla Lahum Khazanatuhā 'Alam Ya'tikum Rusulun Minkum Yatlūna `Alaykum 'Āyāti Rabbikum Wa Yundhirūnakum Liqā'a Yawmikumdhā ۚ Qālū Balá Wa Lakin Ĥaqqat Kalimatu Al-`Adhābi `Alá Al-Kāfirīna 039-071 En de ongeloovigen zullen bij scharen in de hel worden gedreven, totdat, als zij daar zullen aankomen, hare poorten zullen worden geopend, en de bewaarders daarvan zullen tot hen zeggen: Kwamen geene gezanten uit uw midden tot u, die de teekens van uwen Heer herinnerden, en u voor de ontmoeting van dezen uwen dag waarschuwden. Zij zullen antwoorden: Ja; maar het vonnis van eeuwige straf is rechtvaardig over de ongeloovigen uitgesproken. وَس‍‍ِ‍ي‍‍قَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ كَفَرُ‌و‌ا‌ ‌إِلَى‌ جَهَ‍‍نَّ‍‍مَ ‌زُمَر‌اً‌ ۖ حَتَّ‍‍ى‌ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ ج‍‍َ‍ا‌ء‍ُ‍‌وهَا‌ فُتِحَتْ ‌أَبْ‍‍وَ‌ابُهَا‌ ‌وَ‍قَ‍‍الَ لَهُمْ خَ‍‍زَنَتُهَ‍‍ا‌ ‌أَلَمْ يَأْتِكُمْ ‌رُسُلٌ‌ مِ‍‌‍نْ‍‍كُمْ يَتْل‍‍ُ‍ونَ عَلَيْكُمْ ‌آي‍‍َ‍اتِ ‌‍رَبِّكُمْ ‌وَيُ‍‌‍نْ‍‍ذِ‌رُ‌ونَكُمْ لِ‍‍قَ‍‍ا‌ءَ‌ يَوْمِكُمْ هَذَ‌ا‌ ۚ قَ‍‍الُو‌ا‌ بَلَى‌ ‌وَلَكِ‍‌‍نْ حَ‍‍قَّ‍‍تْ كَلِمَةُ ‌الْعَذ‍َ‍‌ابِ عَلَى‌ ‌الْكَافِ‍‍رِينَ
Qīla Adkhulū 'Abwāba Jahannama Khālidīna Fīhā ۖ Fabi'sa Math Al-Mutakabbirīna 039-072 Men zal tot hen zeggen: Treedt de poorten der hel binnen, om daarin voor eeuwig te wonen, en ellendig zal het verblijf der trotschen zijn! قِ‍‍ي‍‍لَ ‌ا‌دْ‍‍خُ‍‍لُ‍‍و‌ا‌ ‌أَبْ‍‍و‍َ‍‌ابَ جَهَ‍‍نَّ‍‍مَ خَ‍‍الِد‍ِ‍ي‍‍نَ فِيهَا‌ ۖ فَبِئْسَ مَثْوَ‌ى‌ ‌الْمُتَكَبِّ‍‍رِينَ
Wa Sīqa Al-Ladhīna Attaqaw Rabbahum 'Ilá Al-Jannati Zumaan ۖ Ĥattá 'Idhā Jā'ūhā Wa Futiĥat 'Abwābuhā Wa Qāla Lahum Khazanatuhā Salāmun `Alaykum Ţibtumdkhulūhā Khālidīna 039-073 Maar zij, die hunnen Heer hebben gevreesd, zullen bij scharen naar het paradijs worden geleid, tot zij daar zullen aankomen; en de poorten daarvan zullen dadelijk worden opengezet, en de wachten daarvan zullen tot hen zeggen: Vrede zij op u! gij waart goed: treedt dus het paradijs binnen, ten einde daar voor eeuwig te verblijven. وَس‍‍ِ‍ي‍‍قَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌اتَّ‍‍قَ‍‍وْ‌ا‌ ‌‍رَبَّهُمْ ‌إِلَى‌ ‌الْجَ‍‍نَّ‍‍ةِ ‌زُمَر‌اً‌ ۖ حَتَّ‍‍ى‌ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ ج‍‍َ‍ا‌ء‍ُ‍‌وهَا‌ ‌وَفُتِحَتْ ‌أَبْ‍‍وَ‌ابُهَا‌ ‌وَ‍قَ‍‍الَ لَهُمْ خَ‍‍زَنَتُهَا‌ سَلاَمٌ عَلَيْكُمْ طِ‍‍بْ‍‍تُمْ فَا‌دْ‍‍خُ‍‍لُوهَا‌ خَ‍‍الِدِينَ
Wa Qālū Al-Ĥamdu Lillāh Al-Ladhī Şadaqanā Wa`dahu Wa 'Awrathanā Al-'Arđa Natabawwa'u Mina Al-Jannati Ĥaythu Nashā'u ۖ Fani`ma 'Ajru Al-`Āmilīna 039-074 En zij zullen antwoorden: Geloofd zij God, die zijne belofte heeft vervuld en ons de aarde heeft doen erven, opdat wij in het paradijs zouden wonen, waar het ons behaagt. Hoe uitmuntend is de belooning van hen, die rechtvaardigheid uitoefenen! وَ‍قَ‍‍الُو‌ا‌الْحَمْدُ‌ لِلَّهِ ‌الَّذِي صَ‍‍دَ‍قَ‍‍نَا‌ ‌وَعْدَهُ ‌وَ‌أَ‌وْ‌‍رَثَنَا‌ ‌الأَ‌رْ‍ضَ نَتَبَوَّ‌أُ‌ مِنَ ‌الْجَ‍‍نَّ‍‍ةِ حَ‍‍يْ‍‍ثُ نَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ۖ فَنِعْمَ ‌أَجْ‍‍رُ‌ ‌الْعَامِلِينَ
Wa Tará Al-Malā'ikata Ĥāffīna Min Ĥawli Al-`Arshi Yusabbiĥūna Biĥamdi Rabbihim ۖ Wa Quđiya Baynahum Bil-Ĥaqqi Wa Qīla Al-Ĥamdu Lillāh Rabbi Al-`Ālamīna 039-075 En gij zult de engelen zien, gaande in optocht om den troon, den lof van hunnen Heer verkondigende, en er zal met waarheid tusschen hen worden geoordeeld, en zij zullen zeggen: Geloofd zij God, de Heer van alle schepselen! وَتَ‍رَ‌ى‌ ‌الْمَلاَئِكَةَ ح‍‍َ‍افّ‍‍ِ‍ي‍‍نَ مِ‍‌‍نْ حَ‍‍وْلِ ‌الْعَرْشِ يُسَبِّح‍‍ُ‍ونَ بِحَمْدِ‌ ‌‍رَبِّهِمْ ۖ ‌وَ‍قُ‍‍ضِ‍‍يَ بَيْنَهُمْ بِ‍الْحَ‍‍قِّ ‌وَ‍قِ‍‍ي‍‍لَ ‌الْحَمْدُ‌ لِلَّهِ ‌‍رَبِّ ‌الْعَالَمِينَ
Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ
Next Sūrah