'Alā Lillāh Ad-Dīnu Al-Khālişu Wa ۚ Al-Ladhīna Attakhadhū Min Dūnihi~ 'Awliyā'a Mā Na`buduhum 'Illā Liyuqarribūnā 'Ilá Allāhi Zulfá 'Inna Allāha Yaĥkumu Baynahum Fī Mā Hum Fīhi Yakhtalifūna ۗ 'Inna Allāha Lā Yahdī Man Huwa Kādhibun Kaffārun
039-003 Zijt gij Gode geen waren godsdienst verschuldigd? Maar wat hen betreft, die zich andere beschermers naast hem uitkiezen, zeggende: Wij aanbidden hen alleen, opdat zij ons nader tot God zouden mogen brengen, waarlijk, God zal tusschen hen richten, nopens hetgeen waaromtrent zij verschillen. Waarlijk, God zal dengeen niet richten, die leugenaar of ondankbaar is.
Law 'Arāda Allāhu 'An Yattakhidha Waladāan Lāşţafá Mimmā Yakhluqu Mā Yashā'u ۚ Subĥānahu ۖ Huwa Allāhu Al-Wāĥidu Al-Qahhāru
039-004 Indien God begeerd zou hebben, een zoon te bezitten, zou hij zeker naar zijn welbehagen gekozen hebben, uit datgene wat hij geschapen heeft. Maar zoo iets zij verre van hem! Hij is de eenige, de almachtige God.
Khalaqa As-Samāwāti Wa Al-'Arđa Bil-Ĥaqqi ۖ Yukawwiru Al-Layla `Alá An-Nahāri Wa Yukawwiru An-Nahāra `Alá Al-Layli ۖ Wa Sakhkhara Ash-Shamsa Wa Al-Qamara ۖ Kullun Yajrī Li'jalin Musamman ۗ 'Alā Huwa Al-`Azīzu Al-Ghaffāru
039-005 Hij heeft de hemelen en de aarde geschapen met waarheid: hij doet den dag door den nacht opvolgen, en hij doet den nacht door den dag vervangen, en hij dwingt de zon en de maan hare diensten te volbrengen: ieder van haar haast zich, een bepaalden tijdkring te voltooien. Is hij niet de Machtige, de Vergever van zonden?
Khalaqakum Min Nafsin WāĥidatinThumma Ja`ala Minhā Zawjahā Wa 'Anzala Lakum Mina Al-'An`āmThamāniyata 'Azwājin ۚ Yakhluqukum Fī Buţūni 'UmmahātikumKhalqāan Min Ba`di Khalqin Fī ŽulumātinThalāthin ۚ Dhalikumu Allāhu Rabbukum Lahu Al-Mulku ۖ Lā 'Ilāha 'Illā Huwa ۖ Fa'anná Tuşrafūna
039-006 Hij schiep u uit een man, en vormde daarna uit hem zijne vrouw; en Hij heeft u vier paren vee geschonken. Hij vormde u, in de ingewanden uwer moeders door verschillende, trapsgewijze vormingen, in de de duisternis van drie sluiers. Dit is God uw Heer; hem behoort het koninkrijk; er is geen God buiten hem. Waarom hebt gij u dus van zijne vereering tot den afgodendienst gewend?
039-007 Indien gij ondankbaar zijt, waarlijk, God heeft u niet noodig; doch hij bemint geene ondankbaarheid bij zijne dienaren; maar indien gij dankbaar zijt, zal hij zich zeer met u verheugen. Eene beladen ziel zal den last eener andere niet dragen; daarna zult gij tot uwen Heer wederkeeren, en hij zal u verklaren wat gij verricht hebt en u dienovereenkomstig beloonen; Want hij kent de binnenste deelen uwer borsten.
Wa 'Idhā Massa Al-'Insāna Đurrun Da`ā Rabbahu Munībāan 'Ilayhi Thumma 'Idhā Khawwalahu Ni`matan Minhu Nasiya Mā Kāna Yad`ū 'Ilayhi MinQablu Wa Ja`ala Lillāh 'Andādāan Liyuđilla `An Sabīlihi ۚ Qul Tamatta` Bikufrika Qalīlāan ۖ 'Innaka Min 'Aşĥābi An-Nāri
039-008 Als de droefheid een mensch overvalt, roept hij zijnen Heer aan en wendt zich tot hem; maar daarna, als God hem van zijne gunst heeft geschonken, vergeet hij het Wezen, dat hij te voren heeft aangeroepen, en stelt anderen gelijk met God, opdat hij de menschen van hunnen weg zou afleiden. Zeg tot zulk een man: Geniet dit leven in uwe ongetrouwheid voor een korten tijd; maar hierna zult gij zekerlijk een der bewoners van het hellevuur zijn.
'Amman Huwa Qānitun 'Ānā'a Al-Layli Sājidāan Wa Qā'imāan Yaĥdharu Al-'Ākhirata Wa Yarjū Raĥmata Rabbihi ۗ Qul Hal Yastawī Al-Ladhīna Ya`lamūna Wa Al-Ladhīna Lā Ya`lamūna ۗ 'Innamā Yatadhakkaru 'Ūlū Al-'Albābi
039-009 Zal hij, die zich in de uren des nachts aan het gebed overgeeft, nedergebogen en staande, en die zorg draagt voor het volgende leven en op de genade van zijn Heer hoopt, behandeld worden als de goddeloozen? Zeg: Zullen zij, die hunnen plicht kennen en zij, die dien niet kennen, gelijk staan? Waarlijk alleen de man van verstand zal gewaarschuwd worden.
039-010 Zeg: o mijne dienaren, die gelooft! vreest uwen Heer. Zij, die goed in deze wereld doen, zullen goede belooning in de volgende ontvangen en Gods aarde is ruim. Waarlijk, zij die met geduld volharden, zullen hunne belooning, zonder maat ontvangen.
Fā`budū Mā Shi'tum Min Dūnihi ۗ Qul 'Inna Al-Khāsirīna Al-Ladhīna Khasirū 'Anfusahum Wa 'Ahlīhim Yawma Al-Qiyāmati ۗ 'Alā Dhālika Huwa Al-Khusrānu Al-Mubīnu
039-015 Maar gij aanbidt, buiten hem, wat gij wilt. Zeg: Waarlijk, zij zullen de verliezers zijn, die op den dag der opstanding hunne eigene zielen en hunne gezinnen zullen verliezen; is dit geen duidelijk verlies?
Wa Al-Ladhīna Ajtanabū Aţ-Ţāghūta 'An Ya`budūhā Wa 'Anābū 'Ilá Allāhi Lahumu Al-Bushrá ۚ Fabashshir `Ibādi
039-017 Maar zij, die de vereering van afgoden vermijden en tot God gewend zijn, zullen goede tijdingen ontvangen. Breng dus goede tijdingen tot mijne dienaren,
'Afaman Ĥaqqa `Alayhi Kalimatu Al-`Adhābi 'Afa'anta Tunqidhu Man Fī An-Nāri
039-019 Kunt gij dus hem, o Mahomet! over wien het vonnis der eeuwige straf rechtvaardig werd uitgesproken, of hem bevrijden, die bestemd is het hellevuur te bewonen.
Lakini Al-Ladhīna Attaqaw Rabbahum LahumGhurafun Min Fawqihā Ghurafun Mabnīyatun Tajrī Min Taĥtihā Al-'Anhāru ۖ Wa`da Allāhi ۖ Lā Yukhlifu Allāhu Al-Mī`ād
039-020 Maar voor hen, die hunnen God vreezen, zullen verheven verblijfplaatsen in het paradijs gereed gemaakt wezen, waarboven andere vertrekken zullen gebouwd zijn, en onder welke rivieren zullen stroomen. Dit is Gods belofte, en God zal niet te kort doen aan zijne belofte.
039-021 Ziet gij niet, dat God water van den hemel nederzendt en dit in de aarde doet gaan om er bronnen van te vormen, en daardoor graan (planten) van verschillende soorten voortbrengt? Daarna doet hij die verdorren, en gij ziet haar geel worden; en daarna doet hij die tot stof worden. Waarlijk hierin is eene onderrichting voor mannen van verstand.
039-022 Zal dus hij, wiens borst verwijd is, om den godsdienst van den Islam te ontvangen, en die het licht van zijn Heer volgt, zoo als hij wezen, wiens hart versteend is omtrent de herdenking van God! Zij verkeeren in eene duidelijke dwaling.
Al-Lahu Nazzala 'Aĥsana Al-Ĥadīthi Kitābāan Mutashābihāan Mathāniya Taqsha`irru Minhu Julūdu Al-Ladhīna Yakhshawna RabbahumThumma Talīnu Julūduhum Wa Qulūbuhum 'Ilá Dhikri Allāhi ۚ Dhālika Hudá Allāhi Yahdī Bihi Man Yashā'u ۚ Wa Man Yuđlili Allāhu Famā Lahu Min Hādin
039-023 God heeft een uitnemend woord geopenbaard; een boek, dat overeenkomstig zichzelven is, en herhaalde vermaningen bevat. De huid van hen die hunnen Heer vreezen, krimpt uit vrees daarvoor ineen, daarna worden, bij de herdenking van hunnen Heer, hunne huiden en ook hunne harten zacht. Dit is de leiding van God; hij wil daardoor leiden wien hem behaagt, en hij, dien God zal doen dwalen, zal geen leider hebben.
039-024 Zal dus hij, die op den dag der opstanding verplicht zal wezen, zich met zijn aangezicht te beschutten tegen de gestrengheid der straf, gelijk zijn aan hem, die daarvoor veilig is? Den goddeloozen zal gezegd worden: Proeft wat gij hebt verdiend.
Fa'adhāqahumu Allāhu Al-Khizya Fī Al-Ĥayāati Ad-Dunyā ۖ Wa La`adhābu Al-'Ākhirati 'Akbaru ۚ Law Kānū Ya`lamūna
039-026 En God vernederde hen in dit leven, maar de straf van het volgende leven zal zekerlijk grooter wezen. Indien zij mannen van verstand waren, zouden zij dit weten.
Đaraba Allāhu MathalāanRajulāan Fīhi Shurakā'u Mutashākisūna Wa Rajulāan Salamāan Lirajulin Hal Yastawiyāni Mathalāan ۚ Al-Ĥamdu Lillāh ۚ Bal 'Aktharuhum Lā Ya`lamūna
039-029 God stelt als eene gelijkenis een man voor, die verscheidene makkers heeft, welke onder elkander verschillen, en een man die zich geheel aan een persoon overgeeft: zullen dezen met elkander gelijk gesteld worden? Dank den Heere. Neen! Maar het meerendeel hunner begrijpen niet.
039-032 Wie is onrechtvaardiger dan hij, die eene leugen omtrent God uitdenkt, en waarheid loochent als die tot hem komt? Bestaat er dan geene woning in de hel voor de ongeloovigen.
039-035 God zal het slechtste uitwisschen van hetgeen zij hebben bedreven, en zal hun hunne belooning geven, overeenkomstig de uiterste verdiensten van het goede, dat zij gedaan zullen hebben.
'Alaysa Allāhu Bikāfin `Abdahu ۖ Wa Yukhawwifūnaka Bial-Ladhīna Min Dūnihi ۚ Wa Man Yuđlili Allāhu Famā Lahu Min Hādin
039-036 Is God geen toereikend beschermer van zijn dienaar? Zij zullen nog trachten u bevreesd te maken voor de valsche godheden welke zij nevens God aanbidden. Maar hij, wien God doet dwalen, zal niemand hebben om hem te leiden.
Wa La'in Sa'altahum Man Khalaqa As-Samāwāti Wa Al-'Arđa Layaqūlunna Allāhu ۚ Qul 'Afara'aytum Mā Tad`ūna Min Dūni Allāhi 'In 'Arādaniya Allāhu Biđurrin Hal Hunna Kāshifātu Đurrihi~ 'Aw 'Arādanī Biraĥmatin Hal Hunna Mumsikātu Raĥmatihi ۚ Qul Ĥasbiya Allāhu ۖ `Alayhi Yatawakkalu Al-Mutawakkilūna
039-038 Indien gij hun vraagt, wie de hemelen en de aarde heeft geschapen, zullen zij zekerlijk antwoorden: God. Zeg: Denkt gij dus, dat de godheden, die gij naast God aanroept, in staat zijn, mij van zijne bezoeking te verlossen, indien het Gode behaagt mij te bezoeken? of dat zij in staat zijn, zijne genade te weerhouden, indien het hem behaagt mij genade te betoonen? Zeg: God is mijn toereikende ondersteuner; laten zij in hem hun vertrouwen stellen, die dat in niemand trachten te plaatsen.
Man Ya'tīhi `Adhābun Yukhzīhi Wa Yaĥillu `Alayhi `Adhābun Muqīmun
039-040 Hierna zult gij weten aan wien van ons eene straf zal worden opgelegd, die hem met schaamte bedekken, en op wien eene zware straf nederkomen zal.
039-041 Waarlijk, wij hebben u het boek van den Koran, tot onderrichting van den mensch, in waarheid geopenbaard. Wie daardoor gericht zal worden, zal gericht zijn ten voordeele zijner eigene ziel, en wie dwalen zal, zal slechts tegen zijne ziel dwalen; en gij zijt geen bewaker van hen.
039-042 God neemt de zielen der menschen, op den tijd van hunnen dood tot zich en ook van hen, die niet sterven, neemt hij de ziel in hunnen slaap, en hij onthoudt haar hun, omtrent welke hij het besluit des doods heeft genomen; maar hij zendt de overigen tot een bepaald tijdperk terug. Waarlijk, hierin zijn teekenen voor hen die overwegen.
'Ami Attakhadhū Min Dūni Allāhi Shufa`ā'a ۚ Qul 'Awalaw Kānū Lā Yamlikūna Shay'āan Wa Lā Ya`qilūna
039-043 Hebben de Koreïshieten afgoden genomen tot hunne tusschenpersonen bij God? Zeg: Wat! niettegenstaande deze geene macht over iets bezitten, noch verstand bezitten.
Wa 'Idhā Dhukira Allāhu Waĥdahu Ashma'azzat Qulūbu Al-Ladhīna Lā Yu'uminūna Bil-'Ākhirati ۖ Wa 'Idhā Dhukira Al-Ladhīna Min Dūnihi~ 'Idhā Hum Yastabshirūna
039-045 Als de eenige God wordt vermeld, krimpt het hart van spijt ineen van hen, die niet in het volgende leven gelooven; maar als de valsche goden, die naast hem vereerd worden, vermeld worden, ziet, dan zijn zij met vreugde vervuld.
Quli Allāhumma Fāţira As-Samāwāti Wa Al-'Arđi `Ālima Al-Ghaybi Wa Ash-Shahādati 'Anta Taĥkumu Bayna `Ibādika Fī Mā Kānū Fīhi Yakhtalifūna
039-046 Zeg: O God! schepper van hemel en aarde, die weet wat geheim en wat duidelijk is, gij zult tusschen uwe dienaren richten nopens datgene waaromtrent zij verschillen.
Wa Law 'Anna Lilladhīna Žalamū Mā Fī Al-'Arđi Jamī`āan Wa Mithlahu Ma`ahu Lāftadaw Bihi Min Sū'i Al-`Adhābi Yawma Al-Qiyāmati ۚ Wa Badā Lahum Mina Allāhi Mā Lam Yakūnū Yaĥtasibūna
039-047 Indien zij, die onrechtvaardig handelen, meesters waren van alles wat op de aarde is en nog meer daarenboven, waarlijk, zij zouden het geven om zich zelven los te koopen, van de smart der straf op den dag der opstanding, en daar zullen hun, van God verschrikkingen verschijnen, welke zij zich nimmer konden verbeelden.
Fa'idhā Massa Al-'Insāna Đurrun Da`ānā Thumma 'Idhā Khawwalnāhu Ni`matan Minnā Qāla 'Innamā 'Ūtītuhu `Alá `Ilmin ۚ Bal Hiya Fitnatun Wa Lakinna 'Aktharahum Lā Ya`lamūna
039-049 Als de mensch door droefheid wordt getroffen, roept hij ons aan, doch daarna, als wij hem van onze gunst hebben geschonken, zegt hij: ik heb het alleen ontvangen wegens Gods bekendheid met mijne verdiensten. Integendeel, het is eene proef; maar het meerendeel hunner weet het niet.
Fa'aşābahum Sayyi'ātu Mā Kasabū Wa ۚ Al-Ladhīna Žalamū Min Hā'uulā' Sayuşībuhum Sayyi'ātu Mā Kasabū Wa Mā Hum Bimu`jizīna
039-051 En het booze, dat zij hebben bedreven, valt op hen. En al wie van Mekka's bewoners onrechtvaardig zal hebben gehandeld, op dien zullen eveneens de booze daden vallen, welke zij verdiend hebben,; nimmer zullen zij de goddelijke wraak verijdelen.
'Awalam Ya`lamū 'Anna Allāha Yabsuţu Ar-Rizqa Liman Yashā'u Wa Yaqdiru ۚ 'Inna Fī Dhālika La'āyātin Liqawmin Yu'uminūna
039-052 Weten zij niet, dat God zijnen voorraad overvloedig besteedt aan wien hem behaagt, en dat hij spaarzaam is naar zijn welbehagen? Waarlijk, hierin zijn teekenen voor hen die gelooven.
039-053 Zeg: O mijne dienaren! die tegen uwe eigene zielen hebt gezondigd, wanhoopt niet omtrent Gods genade; gij weet dat God alle zonden vergeeft; want hij is genadig en barmhartig.
Wa Attabi`ū 'Aĥsana Mā 'Unzila 'Ilaykum MinRabbikum MinQabli 'An Ya'tiyakumu Al-`Adhābu Baghtatan Wa 'Antum Lā Tash`urūna
039-055 En volgt de uitmuntendste onderrichtingen, die u van uwen Heer zijn nedergezonden, alvorens de straf plotseling op u nederkome, en gij de nadering daarvan niet bemerkt.
Balá Qad Jā'atka 'Āyātī Fakadhdhabta Bihā Wa Astakbarta Wa Kunta Mina Al-Kāfirīna
039-059 Maar God zal antwoorden: Mijne teekens kwamen vroeger tot u, en gij hebt die van valschheid beschuldigd; gij waart opgeblazen door trotschheid en werd een ongeloovige.
039-060 Op den dag der opstanding zult gij de aangezichten van hen, die leugens omtrent God hebben uitgedacht, zwart zien worden. Is er geen verblijf voor de laatdunkenden in de hel gereed gemaakt?
Wa Yunajjī Al-Lahu Al-Ladhīna Attaqaw Bimafāzatihim Lā Yamassuhumu As-Sū'u Wa Lā Hum Yaĥzanūna
039-061 Maar God zal degenen bevrijden die hem zullen vreezen, en hen in hunne plaats van veiligheid leiden: het kwaad zal hen niet bereiken en zij zullen niet bedroefd worden.
Wa Laqad 'Ūĥiya 'Ilayka Wa 'Ilá Al-Ladhīna MinQablika La'in 'Ashrakta Layaĥbaţanna `Amaluka Wa Latakūnanna Mina Al-Khāsirīna
039-065 Nadat het u door openbaring is gezegd, en ook tot de profeten die vََr u waren, zeggende: Waarlijk, indien gij deelgenooten met God vereenigt, zullen al uwe werken zonder eenig nut wezen, en gij zult zekerlijk een van hen zijn, die te gronde gaan.
Wa Mā Qadarū Allaha Ĥaqqa Qadrihi Wa Al-'Arđu Jamī`āanQabđatuhu Yawma Al-Qiyāmati Wa As-Samāwātu Maţwīyātun Biyamīnihi ۚ Subĥānahu Wa Ta`ālá `Ammā Yushrikūna
039-067 Maar zij schatten God niet op de juiste waarde, terwijl de geheele aarde op den dag der opstanding, slechts eene handvol voor hem zal uitmaken, en de hemelen in zijne rechterhand ineengerold zullen worden. Geloofd zij hij, en verre verheven boven de afgoden, welke zij met hem vereenigen!
Wa Nufikha Fī Aş-Şūri Faşa`iqa Man Fī As-Samāwāti Wa Man Fī Al-'Arđi 'Illā ManShā'a Allāhu ۖ Thumma Nufikha Fīhi 'Ukhrá Fa'idhā HumQiyāmun Yanžurūna
039-068 Eene trompet zal geblazen worden, en allen die in den hemel en op aarde zijn, behalve zij, omtrent welke het Gode zal behagen, hen van het algemeene lot uit te zonderen, zullen den geest geven. Daarna zal nog eens geblazen worden, en ziet, zij zullen verrijzen en opzien.
Wa 'Ashraqati Al-'Arđu Binūri Rabbihā Wa Wuđi`a Al-Kitābu Wa Jī'a Bin-Nabīyīna Wa Ash-Shuhadā'i Wa Quđiya Baynahum Bil-Ĥaqqi Wa Hum Lā Yužlamūna
039-069 En de aarde zal schitteren door het licht van haren Heer, en het boek zal opengelegd worden, en de profeten en martelaren zullen als getuige worden gebracht; en er zal met waarheid tusschen hen worden geoordeeld; en zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden.
Wa Sīqa Al-Ladhīna Kafarū 'Ilá Jahannama Zumarāan ۖ Ĥattá 'Idhā Jā'ūhā Futiĥat 'Abwābuhā Wa Qāla LahumKhazanatuhā 'Alam Ya'tikumRusulun Minkum Yatlūna `Alaykum 'Āyāti Rabbikum Wa Yundhirūnakum Liqā'a Yawmikum Hādhā ۚ Qālū Balá Wa Lakin Ĥaqqat Kalimatu Al-`Adhābi `Alá Al-Kāfirīna
039-071 En de ongeloovigen zullen bij scharen in de hel worden gedreven, totdat, als zij daar zullen aankomen, hare poorten zullen worden geopend, en de bewaarders daarvan zullen tot hen zeggen: Kwamen geene gezanten uit uw midden tot u, die de teekens van uwen Heer herinnerden, en u voor de ontmoeting van dezen uwen dag waarschuwden. Zij zullen antwoorden: Ja; maar het vonnis van eeuwige straf is rechtvaardig over de ongeloovigen uitgesproken.
Wa Sīqa Al-Ladhīna Attaqaw Rabbahum 'Ilá Al-Jannati Zumarāan ۖ Ĥattá 'Idhā Jā'ūhā Wa Futiĥat 'Abwābuhā Wa Qāla LahumKhazanatuhā Salāmun `AlaykumŢibtum Fādkhulūhā Khālidīna
039-073 Maar zij, die hunnen Heer hebben gevreesd, zullen bij scharen naar het paradijs worden geleid, tot zij daar zullen aankomen; en de poorten daarvan zullen dadelijk worden opengezet, en de wachten daarvan zullen tot hen zeggen: Vrede zij op u! gij waart goed: treedt dus het paradijs binnen, ten einde daar voor eeuwig te verblijven.
Wa Qālū Al-Ĥamdu Lillāh Al-Ladhī Şadaqanā Wa`dahu Wa 'Awrathanā Al-'Arđa Natabawwa'u Mina Al-Jannati Ĥaythu Nashā'u ۖ Fani`ma 'Ajru Al-`Āmilīna
039-074 En zij zullen antwoorden: Geloofd zij God, die zijne belofte heeft vervuld en ons de aarde heeft doen erven, opdat wij in het paradijs zouden wonen, waar het ons behaagt. Hoe uitmuntend is de belooning van hen, die rechtvaardigheid uitoefenen!
Wa Tará Al-Malā'ikata Ĥāffīna Min Ĥawli Al-`Arshi Yusabbiĥūna Biĥamdi Rabbihim ۖ Wa Quđiya Baynahum Bil-Ĥaqqi Wa Qīla Al-Ĥamdu Lillāh Rabbi Al-`Ālamīna
039-075 En gij zult de engelen zien, gaande in optocht om den troon, den lof van hunnen Heer verkondigende, en er zal met waarheid tusschen hen worden geoordeeld, en zij zullen zeggen: Geloofd zij God, de Heer van alle schepselen!