Roman Script    Reciting key words            Previous Sūrah    Quraan Index    Home  

16) Sūrat An-Naĥl

Printed format

16) سُورَة النَّحل

Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ
'Atá 'Amru Allāhi Falā Tasta`jilūhu ۚ Subĥānahu Wa Ta`ālá `Ammā Yushrikūna 016-001 Het besluit van God zal zekerlijk worden uitgevoerd; verhaast het dus niet. Geloofd zij hij! en ver zij het van hem wat gij met hem vereenigt. أَتَ‍‍ى‌ ‌أَمْرُ‌ ‌اللَّ‍‍هِ فَلاَ‌ تَسْتَعْجِل‍‍ُ‍وهُ ۚ سُ‍‍بْ‍‍حَانَ‍‍هُ ‌وَتَعَالَى‌ عَ‍‍مَّ‍‍ا‌ يُشْ‍‍رِكُونَ
Yunazzilu Al-Malā'ikata Bir-Rūĥi Min 'Amrihi `Alá Man Yashā'u Min `Ibādihi~ 'An 'Andhirū 'Annahu Lā 'Ilāha 'Illā 'Anā Fa Attaqūni 016-002 Hij zal de engelen, door zijn bevel doen nederdalen met eene openbaring tot degenen zijner dienaren, welke hem behagen, zeggende: Verkondigt dat er geen God buiten mij is, en vreest mij dus. يُنَزِّلُ ‌الْمَلاَئِكَةَ بِ‍ال‍‍رّ‍ُ‍‌وحِ مِ‍‌‍نْ ‌أَمْ‍‍رِهِ عَلَى‌ مَ‍‌‍نْ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ مِ‍‌‍نْ عِبَا‌دِهِ ‌أَ‌نْ ‌أَ‌ن‍‍ذِ‌رُ‌و‌ا‌ ‌أَنَّ‍‍هُ لاَ‌ ‌إِلَهَ ‌إِلاَّ‌ ‌أَنَا‌ فَاتَّ‍‍قُ‍‍ونِ
Khalaqa As-Samāwāti Wa Al-'Arđa Bil-Ĥaqqi ۚ Ta`ālá `Ammā Yushrikūna 016-003 Hij heeft de hemelen en de aarde geschapen om zijne waarheid te doen blijken; ver zij het van hem wat gij met hem vereenigt. خَ‍‍لَ‍قَ ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضَ بِ‍الْحَ‍‍قِّ ۚ تَعَالَى‌ عَ‍‍مَّ‍‍ا‌ يُشْ‍‍رِكُونَ
Khalaqa Al-'Insāna Min Nuţfatin Fa'idhā Huwa Khaşīmun Mubīnun 016-004 Hij heeft den man van zaad geschapen, en thans is de mensch een bepaalde betwister der opstanding. خَ‍‍لَ‍قَ ‌الإِ‌ن‍‍س‍‍َ‍انَ مِ‍‌‍نْ نُ‍‍طْ‍‍فَة‌‍ٍ‌ فَإِ‌ذَ‌ا‌ هُوَ‌ خَ‍‍صِ‍‍ي‍‍مٌ‌ مُبِينٌ
Wa Al-'An`āma Khalaqahā ۗ Lakum Fīhā Dif'un Wa Manāfi`u Wa Minhā Ta'kulūna 016-005 Hij heeft op dezelfde wijze het vee voor u geschapen, van hetwelk gij de kleederen verkrijgt om u warm te houden, benevens andere voordeelen, terwijl gij er tevens van eet. وَ‌الأَنع‍‍َ‍امَ خَ‍‍لَ‍‍قَ‍‍هَا‌ ۗ لَكُمْ فِيهَا‌ ‌دِفْء‌ٌ‌ ‌وَمَنَافِعُ ‌وَمِ‍‌‍نْ‍‍هَا‌ تَأْكُلُونَ
Wa Lakum Fīhā Jamālun Ĥīna Turīĥūna Wa Ĥīna Tasraĥūna 016-006 Het is tegelijk eene eer voor u als gij het des avonds naar huis drijft, en als gij het des morgens wegvoert om het te weiden. وَلَكُمْ فِيهَا‌ جَم‍‍َ‍الٌ ح‍‍ِ‍ي‍‍نَ تُ‍‍رِيح‍‍ُ‍ونَ ‌وَح‍‍ِ‍ي‍‍نَ تَسْ‍رَحُونَ
Wa Taĥmilu 'Athqālakum 'Ilá Baladin Lam Takūnū Bālighīhi 'Illā Bishiqqi Al-'Anfusi ۚ 'Inna Rabbakum Lara'ūfun Raĥīmun 016-007 En zij dragen uwe lasten naar eene verwijderde plaats, welke gij op geene andere wijze zoudt kunnen bereiken dan met groote moeielijkheid voor u zelven; want uw Heer is goedertieren en barmhartig. وَتَحْمِلُ ‌أَثْ‍‍قَ‍‍الَكُمْ ‌إِلَى‌ بَلَد‌ٍ‌ لَمْ تَكُونُو‌ا‌ بَالِ‍‍غِ‍‍ي‍‍هِ ‌إِلاَّ‌ بِشِ‍‍قِّ ‌الأَ‌ن‍‍فُسِ ۚ ‌إِنَّ ‌‍رَبَّكُمْ لَ‍رَ‌ء‍ُ‍‌وف ٌ‌ ‌‍رَحِيمٌ
Wa Al-Khayla Wa Al-Bighāla Wa Al-Ĥamīra Litarkabūhā Wa Zīnatan ۚ Wa Yakhluqu Mā Lā Ta`lamūna 016-008 Ook heeft hij paarden en muildieren en ezels geschapen om daarop te kunnen rijden, en als een sieraad voor u; en hij schiep evenzoo andere dingen, welke gij niet kent. وَ‌الْ‍‍خَ‍‍يْ‍‍لَ ‌وَ‌الْبِ‍‍غَ‍‍الَ ‌وَ‌الْحَم‍‍ِ‍ي‍رَ‌ لِتَرْكَبُوهَا‌ ‌وَ‌زِينَة ًۚ ‌وَيَ‍‍خْ‍‍لُ‍‍قُ مَا‌ لاَ‌ تَعْلَمُونَ
Wa `Alá Allāhi Qaşdu As-Sabīli Wa Minhā Jā'irun ۚ Wa Law Shā'a Lahadākum 'Ajma`īna 016-009 Het behoort Gode, de menschen te onderrichten nopens den rechten weg, en er zijn er, die daarvan afdwalen: maar indien het hem had behaagt, zou hij u zekerlijk allen geleid hebben. وَعَلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ قَ‍‍صْ‍‍دُ‌ ‌ال‍‍سَّب‍‍ِ‍ي‍‍لِ ‌وَمِ‍‌‍نْ‍‍هَا‌ ج‍‍َ‍ائِر‌ٌۚ ‌وَلَوْ‌ ش‍‍َ‍ا‌ءَ‌ لَهَدَ‌اكُمْ ‌أَجْ‍‍مَعِينَ
Huwa Al-Ladhī 'Anzala Mina As-Samā'i Mā'an ۖ Lakum Minhu Sharābun Wa Minhu Shajarun Fīhi Tusīmūna 016-010 Hij is het, die regenwater van den hemel nederzendt, waarvan gij kunt drinken en waarvan de planten waarmede gij uw vee spijst, haar voedsel ontvangen. هُوَ‌ ‌الَّذِي ‌أَ‌ن‍‍زَلَ مِنَ ‌ال‍‍سَّم‍‍َ‍ا‌ءِ‌ م‍‍َ‍ا‌ء‌ ًۖ لَكُمْ مِ‍‌‍نْ‍‍هُ شَ‍رَ‍‌ابٌ‌ ‌وَمِ‍‌‍نْ‍‍هُ شَجَر‌‌ٌ‌ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ تُسِيمُونَ
Yunbitu Lakum Bihi Az-Zar`a Wa Az-Zaytūna Wa An-Nakhīla Wa Al-'A`nāba Wa Min Kulli Ath-Thamarāti ۗ 'Inna Fī Dhālika La'āyatan Liqawmin Yatafakkarūna 016-011 Door middel van het water doet hij koorn, olijven en palmboomen, druiven en alle soorten van vruchten voor u ontspruiten. Waarlijk, hierin is een teeken van de goddelijke macht en wijsheid voor hen die aandachtig gadeslaan. يُ‍‌‍نْ‍‍بِتُ لَكُمْ بِهِ ‌ال‍‍زَّ‌رْعَ ‌وَ‌ال‍‍زَّيْت‍‍ُ‍ونَ ‌وَ‌ال‍‍نَّ‍‍‍‍خِ‍‍ي‍‍لَ ‌وَ‌الأَعْن‍‍َ‍ابَ ‌وَمِ‍‌‍نْ كُلِّ ‌ال‍‍ثَّمَ‍رَ‍‌اتِ ۗ ‌إِنَّ فِي ‌ذَلِكَ لَآيَة ً‌ لِ‍‍قَ‍‍وْمٍ‌ يَتَفَكَّرُ‌ونَ
Wa Sakhkhara Lakumu Al-Layla Wa An-Nahāra Wa Ash-Shamsa Wa Al-Qamara Wa ۖ An-Nujūmu Musakhkharātun Bi'amrihi~ ۗ 'Inna Fī Dhālika La'āyātin Liqawmin Ya`qilūna 016-012 En hij heeft den nacht en den dag aan uwen dienst onderworpen, en de zon en de maan en de sterren, die gedwongen zijn op zijn bevel te dienen. Waarlijk, hierin liggen teekenen voor hen die begrijpen willen. وَسَ‍خَّ‍رَ‌ لَكُمُ ‌ال‍‍لَّ‍‍يْ‍‍لَ ‌وَ‌ال‍‍نَّ‍‍ه‍‍َ‍ا‌‍رَ‌ ‌وَ‌ال‍‍شَّمْسَ ‌وَ‌الْ‍‍قَ‍‍مَ‍رَۖ ‌وَ‌ال‍‍نُّ‍‍ج‍‍ُ‍ومُ مُسَ‍‍خَّ‍رَ‍‌ات‌‍ٌ‌ بِأَمْ‍‍رِهِ ۗ ‌إِنَّ فِي ‌ذَلِكَ لَآي‍‍َ‍ات‍ٍ‌ لِ‍‍قَ‍‍وْمٍ‌ يَعْ‍‍قِ‍‍لُونَ
Wa Mā Dhara'a Lakum Al-'Arđi Mukhtalifāan 'Alwānuhu~ ۗ 'Inna Fī Dhālika La'āyatan Liqawmin Yadhdhakkarūna 016-013 Hij heeft u ook de oppermacht gegeven over alles wat hij voor u op aarde heeft geschapen, door zijne verschillende kleuren onderscheiden. Waarlijk, hierin is een teeken voor hen die er over denken. وَمَا‌ ‌ذَ‌‍رَ‌أَ‌ لَكُمْ فِي ‌الأَ‌رْ‍ضِ مُ‍‍خْ‍‍تَلِفاً‌ ‌أَلْوَ‌انُهُ~ُ ۗ ‌إِنَّ فِي ‌ذَلِكَ لَآيَة ً‌ لِ‍‍قَ‍‍وْمٍ‌ يَذَّكَّرُ‌ونَ
Wa Huwa Al-Ladhī Sakhkhara Al-Baĥra Lita'kulū Minhu Laĥmāan Ţarīyāan Wa Tastakhrijū Minhu Ĥilyatan Talbasūnahā Wa Tará Al-Fulka Mawākhira Fīhi Wa Litabtaghū Min Fađlihi Wa La`allakum Tashkurūna 016-014 Hij is het, die de zee aan u heeft onderworpen, opdat gij er visschen uit zoudt mogen eten en er versierselen uit mogen halen om u op te schikken; en gij ziet de schepen hare golven doorklieven, opdat gij zoudt trachten door koophandel u met zijnen overvloed te verrijken, en dat gij dankbaar zoudt zijn. وَهُوَ‌ ‌الَّذِي سَ‍‍خَّ‍رَ‌الْبَحْ‍رَ‌ لِتَأْكُلُو‌ا‌ مِ‍‌‍نْ‍‍هُ لَحْما‌‌ ًطَ‍‍رِيّا‌ ً‌ ‌وَتَسْتَ‍‍خْ‍‍رِجُو‌ا‌ مِ‍‌‍نْ‍‍هُ حِلْيَة‌ ً‌ تَلْبَسُونَهَا‌ ‌وَتَ‍رَ‌ى‌ ‌الْفُلْكَ مَوَ‌اخِ‍‍ر‍َ‍‌ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ ‌وَلِتَ‍‍بْ‍‍تَ‍‍غُ‍‍و‌ا‌ مِ‍‌‍نْ فَ‍‍ضْ‍‍لِ‍‍هِ ‌وَلَعَلَّكُمْ تَشْكُرُ‌ونَ
Wa 'Alqá Fī Al-'Arđi Rawāsiya 'An Tamīda Bikum Wa 'Anhāan Wa Subulāan Lla`allakum Tahtadūna 016-015 En hij heeft op de aarde vastgewortelde bergen geplaatst, dat die zich met u zouden bewegen, en ook rivieren en paden, opdat gij geleidt zoudt worden. وَ‌أَلْ‍‍قَ‍‍ى‌ فِي ‌الأَ‌رْ‍ضِ ‌‍رَ‌وَ‌اسِيَ ‌أَ‌نْ تَم‍‍ِ‍ي‍‍دَ‌ بِكُمْ ‌وَ‌أَ‌نْ‍‍هَا‌ر‌ا‌ ً‌ ‌وَسُبُلا‌ ً‌ لَّعَلَّكُمْ تَهْتَدُ‌ونَ
Wa `Alāmātin ۚ Wa Bin-Najmi Hum Yahtadūna 016-016 Hij heeft tevens teekenen geplaatst, waardoor de menschen hunnen weg zouden kennen; en zij worden door de sterren geleid. وَعَلاَم‍‍َ‍اتٍۚ ‌وَبِال‍‍نَّ‍‍جْ‍‍مِ هُمْ يَهْتَدُ‌ونَ
'Afaman Yakhluqu Kaman Lā Yakhluqu ۗ 'Afalā Tadhakkarūna 016-017 Zal dus God die schept, evenals hij zijn, die niet schept? Dient gij dus niet na te denken. أَفَمَ‍‌‍نْ يَ‍‍خْ‍‍لُ‍‍قُ كَمَ‍‌‍نْ لاَ‌ يَ‍‍خْ‍‍لُ‍‍قُ ۗ ‌أَفَلاَ‌ تَذَكَّرُ‌ونَ
Wa 'In Ta`uddū Ni`mata Allāhi Lā Tuĥşūhā ۗ 'Inna Allāha Laghafūrun Raĥīmun 016-018 Indien gij poogt Gods gunsten te berekenen, zult gij niet in staat zijn haar getal te tellen. Waarlijk. God is genadig en barmhartig. وَ‌إِ‌نْ تَعُدُّ‌و‌ا‌ نِعْمَةَ ‌اللَّ‍‍هِ لاَ‌ تُحْ‍‍صُ‍‍وهَ‍‍اۗ ‌إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ لَ‍‍غَ‍‍ف‍‍ُ‍و‌ر‌ٌ‌ ‌‍رَحِيمٌ
Wa Allāhu Ya`lamu Mā Tusirrūna Wa Mā Tu`linūna 016-019 En God kent wat gij verbergt en wat gij openbaart. وَ‌اللَّ‍‍هُ يَعْلَمُ مَا‌ تُسِ‍‍ر‍ّ‍‍ُ‍‌ونَ ‌وَمَا‌ تُعْلِنُونَ
Wa Al-Ladhīna Yad`ūna Min Dūni Allāhi Lā Yakhluqūna Shay'āan Wa Hum Yukhlaqūna 016-020 Maar de afgoden, welke gij buiten God aanbidt, scheppen niets, maar zijn zelven geschapen. وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يَ‍‍دْع‍‍ُ‍ونَ مِ‍‌‍نْ ‌د‍ُ‍‌ونِ ‌اللَّ‍‍هِ لاَ‌ يَ‍‍خْ‍‍لُ‍‍قُ‍‍ونَ شَ‍‍يْ‍‍ئا‌ ً‌ ‌وَهُمْ يُ‍‍خْ‍‍لَ‍‍قُ‍‍ونَ
'Amwātun Ghayru 'Aĥyā'in ۖ Wa Mā Yash`urūna 'Ayyāna Yub`athūna 016-021 Zij zijn dood en niet levend, en zij weten volstrekt niet, Wanneer zij zullen opstaan. أَمْو‍َ‍‌اتٌ غَ‍‍يْ‍‍رُ‌ ‌أَحْي‍‍َ‍ا‌ء‌ٍۖ ‌وَمَا‌ يَشْعُر‍ُ‍‌ونَ ‌أَيّ‍‍َ‍انَ يُ‍‍بْ‍‍عَثُونَ
'Ilahukum 'Ilahun Wāĥidun ۚ Fa-Al-Ladhīna Lā Yu'uminūna Bil-'Ākhirati Qulūbuhum Munkiratun Wa Hum Mustakbirūna 016-022 Uw God is een eenig God. Wat hen betreft, die niet in het volgende leven gelooven, hunne harten loochenen het meest duidelijke, en zij verwerpen de waarheid met trotschheid. إِلَهُكُمْ ‌إِلَهٌ‌ ‌وَ‌احِد‌‌ٌۚ فَالَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ لاَ‌ يُؤْمِن‍‍ُ‍ونَ بِ‍الآ‍‍خِ‍رَةِ قُ‍‍لُوبُهُمْ مُ‍‌‍ن‍‍كِ‍رَةٌ‌ ‌وَهُمْ مُسْتَكْبِرُ‌ونَ
Lā Jarama 'Anna Allāha Ya`lamu Mā Yusirrūna Wa Mā Yu`linūna ۚ 'Innahu Lā Yuĥibbu Al-Mustakbirīna 016-023 Daaromtrent is geen twijfel, maar God kent wat zij verbergen en wat zij ontdekken. Waarlijk, hij bemint den trots niet. لاَ‌ جَ‍رَمَ ‌أَنَّ ‌اللَّ‍‍هَ يَعْلَمُ مَا‌ يُسِ‍‍ر‍ّ‍‍ُ‍‌ونَ ‌وَمَا‌ يُعْلِن‍‍ُ‍ونَ ۚ ‌إِنَّ‍‍هُ لاَ‌ يُحِبُّ ‌الْمُسْتَكْبِ‍‍رِينَ
Wa 'Idhā Qīla Lahumdhā 'Anzala Rabbukum ۙ Qālū 'Asāţīru Al-'Awwalīna 016-024 En toen men hun vroeg: Wat heeft uw Heer aan Mahomet nedergezonden? antwoordden zij: Fabelen uit oude tijden. وَ‌إِ‌ذَ‌ا‌ قِ‍‍ي‍‍لَ لَهُمْ مَا‌ذَ‌ا‌ ‌أَ‌ن‍‍زَلَ ‌‍رَبُّكُمْ ۙ قَ‍‍الُ‍‍و‌ا‌ ‌أَسَاطِ‍‍ي‍‍رُ‌ ‌الأَ‌وَّلِينَ
Liyaĥmilū 'Awzārahum Kāmilatan Yawma Al-Qiyāmati ۙ Wa Min 'Awzāri Al-Ladhīna Yuđillūnahum Bighayri `Ilmin ۗ 'Alā Sā'a Mā Yazirūna 016-025 Zoozeer zijn zij aan dwaling overgegeven, dat zij hunne eigene lasten zonder verlichting op den dag der opstanding zullen dragen, en ook een deel der lasten van hen welke zij deden dwalen zonder kennis. Zal het geen zware last zijn dien zij zullen dragen? لِيَحْمِلُ‍‍و‌ا‌ ‌أَ‌وْ‌زَ‌ا‌‍رَهُمْ كَامِلَة ً‌ يَ‍‍وْمَ ‌الْ‍‍قِ‍‍يَامَةِ ۙ ‌وَمِ‍‌‍نْ ‌أَ‌وْ‌ز‍َ‍‌ا‌ر‍ِ‍‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يُ‍‍ضِ‍‍لُّونَهُمْ بِ‍‍غَ‍‍يْ‍‍ر‍ِ‍‌ عِلْمٍ ۗ ‌أَلاَ‌ س‍‍َ‍ا‌ءَ‌ مَا‌ يَزِ‌رُ‌ونَ
Qad Makara Al-Ladhīna Min Qablihim Fa'atá Allāhu Bunyānahum Mina Al-Qawā`idi Fakharra `Alayhimu As-Saqfu Min Fawqihim Wa 'Atāhumu Al-`Adhābu Min Ĥaythu Lā Yash`urūna 016-026 Hunne voorgangers smeedden vroeger aanslagen. God tastte hun gebouw tot in de grondslagen aan: het dak viel van boven op hen neder, en eene straf kwam over hen, van waar zij die niet verwachtten. قَ‍‍دْ‌ مَكَ‍رَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لِهِمْ فَأَتَى‌ ‌اللَّ‍‍هُ بُ‍‌‍نْ‍‍يَانَهُمْ مِنَ ‌الْ‍‍قَ‍‍وَ‌اعِدِ‌ فَ‍‍خَ‍رَّ‌ عَلَيْهِمُ ‌ال‍‍سَّ‍‍قْ‍‍فُ مِ‍‌‍نْ فَوْ‍قِ‍‍هِمْ ‌وَ‌أَتَاهُمُ ‌الْعَذ‍َ‍‌ابُ مِ‍‌‍نْ حَ‍‍يْ‍‍ثُ لاَ‌ يَشْعُرُ‌ونَ
Thumma Yawma Al-Qiyāmati Yukhzīhim Wa Yaqūlu 'Ayna Shurakā'iya Al-Ladhīna Kuntum Tushāqqūna Fīhim ۚ Qāla Al-Ladhīna 'Ūtū Al-`Ilma 'Inna Al-Khizya Al-Yawma Wa As-Sū'a `Alá Al-Kāfirīna 016-027 Ook op den dag der opstanding zal hij hen met schande bedekken en zal hij zeggen: Waar zijn mijne makkers, over welke gij getwist hebt? Zij, aan wie verstand zal zijn gegeven, zullen antwoorden: Op dezen dag zullen schande en ellende over de ongeloovigen komen. ثُ‍‍مَّ يَ‍‍وْمَ ‌الْ‍‍قِ‍‍يَامَةِ يُ‍‍خْ‍‍زِيهِمْ ‌وَيَ‍‍قُ‍‍ولُ ‌أَيْ‍‍نَ شُ‍رَك‍‍َ‍ائ‍‍ِ‍‍يَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ كُ‍‌‍نْ‍‍تُمْ تُش‍‍َ‍اقُّ‍‍ونَ فِيهِمْ ۚ قَ‍‍الَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌أ‍ُ‍‌وتُو‌ا‌الْعِلْمَ ‌إِنَّ ‌الْ‍‍خِ‍‍زْيَ ‌الْيَ‍‍وْمَ ‌وَ‌ال‍‍سّ‍‍ُ‍و‌ءَ‌ عَلَى‌ ‌الْكَافِ‍‍رِينَ
Al-Ladhīna Tatawaffāhumu Al-Malā'ikatu Žālimī 'Anfusihim ۖ Fa'alqaw As-Salama Mā Kunnā Na`malu Min Sū'in ۚ Balá 'Inna Allāha `Alīmun Bimā Kuntum Ta`malūna 016-028 Zij welken de engelen des doods bij het sterven zullen afwachten omdat zij onrechtvaardig met hunne zielen gehandeld hebben, zullen in het oogenblik des doods aanbieden, zich te onderwerpen, zeggende: Wij hebben geen kwaad bedreven. Maar de engelen zullen antwoorden: Ja, waarlijk, God kent wat gij hebt bedreven. الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ تَتَوَفَّاهُمُ ‌الْمَلاَئِكَةُ ظَ‍‍الِمِ‍‍ي ‌أَ‌ن‍‍فُسِهِمْ ۖ فَأَلْ‍‍قَ‍‍وْ‌ا‌ ‌ال‍‍سَّلَمَ مَا‌ كُ‍‍نَّ‍‍ا‌ نَعْمَلُ مِ‍‌‍نْ س‍‍ُ‍و‌ء‌ٍۚ بَلَ‍‍ى‌ ‌إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ عَل‍‍ِ‍ي‍‍م‌‍ٌ‌ بِمَا‌ كُ‍‌‍نْ‍‍تُمْ تَعْمَلُونَ
dkhulū 'Abwāba Jahannama Khālidīna Fīhā ۖ Falabi'sa Math Al-Mutakabbirīna 016-029 Gaat dus de poorten der hel binnen, om daarin voor eeuwig te verblijven; en het verblijf van den trotsche zal ellendig zijn. فَا‌دْ‍‍خُ‍‍لُ‍‍و‌ا‌ ‌أَبْ‍‍و‍َ‍‌ابَ جَهَ‍‍نَّ‍‍مَ خَ‍‍الِد‍ِ‍ي‍‍نَ فِيهَا‌ ۖ فَلَبِئْسَ مَثْوَ‌ى‌ ‌الْمُتَكَبِّ‍‍رِينَ
Wa Qīla Lilladhīna Attaqaw Mādhā 'Anzala Rabbukum ۚ Qālū Khayan ۗ Lilladhīna 'Aĥsanū Fī Hadhihi Ad-Dunyā Ĥasanatun ۚ Wa Ladāru Al-'Ākhirati Khayrun ۚ Wa Lani`ma Dāru Al-Muttaqīna 016-030 En tot de godvreezenden zal gezegd worden: Wat heeft uw Heer nedergezonden? Zij zullen antwoorden: Allerlei weldaden. Aan hen die rechtvaardig handelen, zal eene uitmuntende belooning in deze wereld worden geschonken, maar de woning, van het volgende leven zal beter, en de woning van den vrome gelukkig zijn! وَ‍قِ‍‍ي‍‍لَ لِلَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌اتَّ‍‍قَ‍‍وْ‌ا‌ مَا‌ذَ‌ا‌ ‌أَ‌نْ‍‍زَلَ ‌‍رَبُّكُمْ ۚ قَ‍‍الُو‌اخَ‍‍يْر‌ا‌ ًۗ لِلَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌أَحْسَنُو‌ا‌ فِي هَذِهِ ‌ال‍‍دُّ‌نْ‍‍يَا‌ حَسَنَةٌۚ ‌وَلَد‍َ‍‌ا‌رُ‌ ‌الآ‍‍خِ‍رَةِ خَ‍‍يْ‍‍ر‌ٌۚ ‌وَلَنِعْمَ ‌د‍َ‍‌ا‌رُ‌ ‌الْمُتَّ‍‍قِ‍‍ينَ
Jannātu `Adnin Yadkhulūnahā Tajrī Min Taĥtihā Al-'Anhāru ۖ Lahum Fīhā Mā Yashā'ūna ۚ Kadhālika Yaj Al-Lahu Al-Muttaqīna 016-031 Namelijk tuinen van eeuwig verblijf, waar zij zullen binnentreden; rivieren zullen daar stroomen, en daar zullen zij genieten wat zij zouden mogen wenschen. Zoo zal God den vrome beloonen. جَ‍‍نّ‍‍َ‍اتُ عَ‍‍دْنٍ‌ يَ‍‍دْ‍‍خُ‍‍لُونَهَا‌ تَ‍‍جْ‍‍رِي مِ‍‌‍نْ تَحْتِهَا‌ ‌الأَ‌نْ‍‍ه‍‍َ‍ا‌رُ‌ ۖ لَهُمْ فِيهَا‌ مَا‌ يَش‍‍َ‍ا‌ء‍ُ‍‌ونَ ۚ كَذَلِكَ يَ‍‍جْ‍‍زِي ‌اللَّهُ ‌الْمُتَّ‍‍قِ‍‍ينَ
Al-Ladhīna Tatawaffāhumu Al-Malā'ikatu Ţayyibīna ۙ Yaqūlūna Salāmun `Alaykumu Adkhulū Al-Jannata Bimā Kuntum Ta`malūna 016-032 Tot de rechtvaardigen, welke de engelen bij het sterven ontvangen, zullen zij zeggen: Vrede zij over u! Gaat het paradijs binnen, als eene belooning voor hetgeen gij hebt gedaan. الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ تَتَوَفَّاهُمُ ‌الْمَلاَئِكَةُ طَ‍‍يِّب‍‍ِ‍ي‍‍نَ ۙ يَ‍‍قُ‍‍ول‍‍ُ‍ونَ سَلاَمٌ عَلَيْكُمُ ‌ا‌دْ‍‍خُ‍‍لُو‌ا‌الْجَ‍‍نَّ‍‍ةَ بِمَا‌ كُ‍‌‍ن‍‍تُمْ تَعْمَلُونَ
Hal Yanžurūna 'Illā 'An Ta'tiyahumu Al-Malā'ikatu 'Aw Ya'tiya 'Amru Rabbika ۚ Kadhālika Fa`ala Al-Ladhīna Min Qablihim ۚ Wa Mā Žalamahumu Allāhu Wa Lakin Kānū 'Anfusahum Yažlimūna 016-033 Verwachten de ongeloovigen iets anders dan dat de engelen tot hen komen, om hunne zielen van hunne lichamen te scheiden, of dat het besluit van hunnen Heer op hen worde uitgevoerd? Zoo handelen zij die vََr hen waren en God handelde niet onrechtvaardig nopens hen, door hen te verdelgen: maar zij handelden onrechtvaardig met hunne eigene zielen. هَلْ يَ‍‌‍ن‍‍ظُ‍‍ر‍ُ‍‌ونَ ‌إِلاَّ‌ ‌أَ‌نْ تَأْتِيَهُمُ ‌الْمَلاَئِكَةُ ‌أَ‌وْ‌ يَأْتِيَ ‌أَمْرُ‌ ‌‍رَبِّكَ ۚ كَذَلِكَ فَعَلَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لِهِمْ ۚ ‌وَمَا‌ ظَ‍‍لَمَهُمُ ‌اللَّ‍‍هُ ‌وَلَكِ‍‌‍نْ كَانُ‍‍و‌ا‌ ‌أَ‌نْ‍‍فُسَهُمْ يَ‍‍ظْ‍‍لِمُونَ
Fa'aşābahum Sayyi'ātu Mā `Amilū Wa Ĥāqa Bihim Mā Kānū Bihi Yastahzi'ūn 016-034 De booze daden welke zij bedreven hadden, bereikten hen en het goddelijke oordeel, dat zij bespot hadden, stortte op hen neder. فَأَ‍صَ‍‍ابَهُمْ سَيِّئ‍‍َ‍اتُ مَا‌ عَمِلُو‌ا‌ ‌وَح‍‍َ‍اقَ بِهِمْ مَا‌ كَانُو‌ا‌ بِ‍‍هِ يَسْتَهْزِئ‍‍ُ‍‍ون
Wa Qāla Al-Ladhīna 'Ashrakū Law Shā'a Allāhu Mā `Abadnā Min Dūnihi Min Shay'in Naĥnu Wa Lā 'Ābā'uunā Wa Lā Ĥarramnā Min Dūnihi Min Shay'in ۚ Kadhālika Fa`ala Al-Ladhīna Min Qablihim ۚ Fahal `Alá Ar-Rusuli 'Illā Al-Balāghu Al-Mubīnu 016-035 De afgodendienaars zeggen: Indien het Gode had behaagd, zouden wij niets buiten hem hebben aangebeden, wij en onze vaderen; wij zouden slechts verboden hebben wat hij zelf verbood. Zij die hen voorafgingen, handelden evenzoo. Maar moeten de gezanten iets anders doen dan openbaar prediken? وَ‍قَ‍‍الَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌أَشْ‍رَكُو‌ا‌ لَوْ‌ ش‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ‌اللَّ‍‍هُ مَا‌ عَبَ‍‍دْنَا‌ مِ‍‌‍نْ ‌دُ‌ونِ‍‍هِ مِ‍‌‍نْ شَ‍‍يْء‌ٍ‌ نَحْنُ ‌وَلاَ‌ ‌آب‍‍َ‍ا‌ؤُنَا‌ ‌وَلاَ‌ حَ‍رَّمْنَا‌ مِ‍‌‍نْ ‌دُ‌ونِ‍‍هِ مِ‍‌‍نْ شَ‍‍يْء‌‌ٍۚ كَذَلِكَ فَعَلَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لِهِمْ ۚ فَهَلْ عَلَى‌ ‌ال‍‍رُّسُلِ ‌إِلاَّ‌ ‌الْبَلاَ‍‍غُ ‌الْمُبِينُ
Wa Laqad Ba`athnā Fī Kulli 'Ummatin Rasūlāan 'Ani Au`budū Allaha Wa Ajtanibū Aţ-Ţāghūta ۖ Faminhum Man Hadá Allāhu Wa Minhum Man Ĥaqqat `Alayhi Ađ-Đalālatu ۚ Fasīrū Fī Al-'Arđi Fānžurū Kayfa Kāna `Āqibatu Al-Mukadhdhibīna 016-036 Wij hebben vroeger bij ieder volk een gezant doen opstaan, om hen te vermanen, zeggende: Aanbidt God en vermijdt Thagut. En sommigen van hen werden door God geleid, terwijl anderen bestemd waren af te dwalen. Gaat dus over de aarde, gij Koreïshieten, en ziet wat het einde was van hen, die hunne gezanten van bedrog beschuldigden. وَلَ‍قَ‍‍دْ‌ بَعَثْنَا‌ فِي كُلِّ ‌أُمَّ‍‍ة‍ٍ‌ ‌‍رَسُولاً‌ ‌أَنِ ‌ا‍ُ‍عْبُدُ‌و‌ا‌اللَّ‍‍هَ ‌وَ‌اجْ‍‍تَنِبُو‌ا‌ال‍‍طَّ‍‍اغُ‍‍وتَ ۖ فَمِ‍‌‍نْ‍‍هُمْ مَ‍‌‍نْ هَدَ‌ى‌ ‌اللَّ‍‍هُ ‌وَمِ‍‌‍نْ‍‍هُمْ مَ‍‌‍نْ حَ‍‍قَّ‍‍تْ عَلَ‍‍يْ‍‍هِ ‌ال‍‍ضَّ‍‍لاَلَةُ ۚ فَسِيرُ‌و‌ا‌ فِي ‌الأَ‌رْ‍ضِ فَا‌نْ‍‍‍‍ظُ‍‍رُ‌و‌ا‌ كَ‍‍يْ‍‍فَ ك‍‍َ‍انَ عَاقِ‍‍بَةُ ‌الْمُكَذِّبِينَ
'In Taĥriş `Alá Hudāhum Fa'inna Allāha Lā Yahdī Man Yuđillu ۖ Wa Mā Lahum Minşirīna 016-037 Indien gij, o profeet, ernstig wenscht dat zij geleid mogen worden, weet dan, dat God dengeen niet leidt, omtrent wien hij besloten heeft, hem in dwaling te brengen: zij zullen geenerlei helper hebben. إِ‌نْ تَحْ‍‍رِ‍‍صْ عَلَى‌ هُدَ‌اهُمْ فَإِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ لاَ‌ يَهْدِي مَ‍‌‍نْ يُ‍‍ضِ‍‍لُّ ۖ ‌وَمَا‌ لَهُمْ مِ‍‌‍نْ نَاصِ‍‍رِينَ
Wa 'Aqsamū Billāhi Jahda 'Aymānihim ۙ Lā Yab`athu Allāhu Man Yamūtu ۚ Balá Wa`dāan `Alayhi Ĥaqqāan Wa Lakinna 'Akthara An-Nāsi Lā Ya`lamūna 016-038 En zij zweren op de meest plechtige wijze bij God, zeggende: God zal de dooden niet opwekken. En toch, de belofte is waar. Hij zal het dus doen, maar het grootste deel der menschen weet het niet. وَ‌أَ‍قْ‍‍سَمُو‌ا‌ بِ‍اللَّ‍‍هِ جَهْدَ‌ ‌أَيْمَانِهِمْ ۙ لاَ‌ يَ‍‍بْ‍‍عَثُ ‌اللَّ‍‍هُ مَ‍‌‍نْ يَم‍‍ُ‍وتُ ۚ بَلَى‌ ‌وَعْد‌اً‌ عَلَ‍‍يْ‍‍هِ حَ‍‍قّ‍‍ا‌ ً‌ ‌وَلَكِ‍‍نَّ ‌أَكْثَ‍رَ‌ال‍‍نّ‍‍َ‍اسِ لاَ‌ يَعْلَمُونَ
Liyubayyina Lahumu Al-Ladhī Yakhtalifūna Fīhi Wa Liya`lama Al-Ladhīna Kafarū 'Annahum Kānū Kādhibīna 016-039 Hij zal hen doen verrijzen, opdat hij hun duidelijk de waarheid zou kunnen toonen, waaromtrent zij thans verschillen, en opdat de ongeloovigen weten dat zij leugenaars zijn. لِيُبَيِّنَ لَهُمُ ‌الَّذِي يَ‍‍خْ‍‍تَلِف‍‍ُ‍ونَ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ ‌وَلِيَعْلَمَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ كَفَرُ‌و‌ا‌ ‌أَنَّ‍‍هُمْ كَانُو‌ا‌ كَا‌ذِبِينَ
'Innamā Qawlunā Lishay'in 'Idhā 'Aradnāhu 'An Naqūla Lahu Kun Fayakūnu 016-040 Indien wij willen, dat iets bestaat, zeggen wij slechts: Zij, en het is. إِنَّ‍‍مَا‌ قَ‍‍وْلُنَا‌ لِشَ‍‍يْء‌‌ٍ‌ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ ‌أَ‌‍رَ‌دْن‍‍َ‍اهُ ‌أَ‌نْ نَ‍‍قُ‍‍ولَ لَ‍‍هُ كُ‍‌‍نْ فَيَكُونُ
Wa Al-Ladhīna Hājarū Fī Al-Lahi Min Ba`di Mā Žulimū Lanubawwi'annahum Ad-Dunyā Ĥasanatan ۖ Wa La'ajru Al-'Ākhirati 'Akbaru ۚ Law Kānū Ya`lamūna 016-041 Wat hen betreft, die hun land zijn ontvloden voor Gods zaak, nadat zij onrechtvaardig waren vervolgd, waarlijk, wij zullen hun eene uitmuntende woning in deze wereld schenken; maar de belooning van het volgende leven zal grooter zijn. Indien zij dat slechts kenden!. وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ هَاجَرُ‌و‌ا‌ فِي ‌اللَّهِ مِ‍‌‍نْ بَعْدِ‌ مَا‌ ظُ‍‍لِمُو‌ا‌ لَنُبَوِّئَ‍‍نَّ‍‍هُمْ فِي ‌ال‍‍دُّ‌نْ‍‍يَا‌ حَسَنَة ًۖ ‌وَلَأَجْ‍‍رُ‌ ‌الآ‍‍خِ‍رَةِ ‌أَكْبَرُ‌ ۚ لَوْ‌ كَانُو‌ا‌ يَعْلَمُونَ
Al-Ladhīna Şabarū Wa `Alá Rabbihim Yatawakkalūna 016-042 Zij die met geduld volharden en hun vertrouwen in hunnen Heer stellen, zullen overvloed van geluk hebben, zoowel in dit leven als in het volgende. الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ صَ‍‍بَرُ‌و‌ا‌ ‌وَعَلَى‌ ‌‍رَبِّهِمْ يَتَوَكَّلُونَ
Wa Mā 'Arsalnā Min Qablika 'Illā Rijālāan Nūĥī 'Ilayhim ۚ Fās'alū 'Ahla Adh-Dhikri 'In Kuntum Lā Ta`lamūna 016-043 Wij hebben vََr u niemand anders als onze gezanten gezonden, dan mannen, met welke wij door openbaring spraken. Vraag dus aan hen, die met de bewaring der schriften zijn belast, indien gij niet weet dat dit de waarheid is. وَمَ‍‍ا‌ ‌أَ‌رْسَلْنَا‌ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لِكَ ‌إِلاَّ‌ ‌رِجَالا‌ ً‌ نُوحِ‍‍ي ‌إِلَيْهِمْ ۚ فَاسْأَلُ‍‍و‌ا‌ ‌أَهْلَ ‌ال‍‍ذِّكْ‍‍ر‍ِ‍‌ ‌إِ‌نْ كُ‍‌‍نْ‍‍تُمْ لاَ‌ تَعْلَمُونَ
Bil-Bayyināti Wa Az-Zuburi ۗ Wa 'Anzalnā 'Ilayka Adh-Dhikra Litubayyina Lilnnāsi Mā Nuzzila 'Ilayhim Wa La`allahum Yatafakkarūna 016-044 Wij zonden hen met duidelijke wonderen en beschreven openbaringen, en wij hebben u dezen Koran gezonden, opdat gij den mensch zoudt verklaren wat hem reeds werd nedergezonden, en opdat hij zou nadenken. بِالْبَيِّن‍‍َ‍اتِ ‌وَ‌ال‍‍زُّبُ‍‍ر‍ِ‍‌ ۗ ‌وَ‌أَ‌ن‍‍زَلْنَ‍‍ا‌ ‌إِلَ‍‍يْ‍‍كَ ‌ال‍‍ذِّكْ‍رَ‌ لِتُبَيِّنَ لِل‍‍نّ‍‍َ‍اسِ مَا‌ نُزِّلَ ‌إِلَيْهِمْ ‌وَلَعَلَّهُمْ يَتَفَكَّرُ‌ونَ
'Afa'amina Al-Ladhīna Makarū As-Sayyi'āti 'An Yakhsifa Allāhu Bihimu Al-'Arđa 'Aw Ya'tiyahumu Al-`Adhābu Min Ĥaythu Lā Yash`urūna 016-045 Zijn zij, die kwaad tegen hunnen profeet hebben gesmeed, zeker, dat God de aarde onder hen niet zal doen vaneen splijten, of dat hen geene straf zal treffen, vanwaar zij die niet verwachten. أَفَأَمِنَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ مَكَرُ‌و‌ا‌ال‍‍سَّيِّئ‍‍َ‍اتِ ‌أَ‌نْ يَ‍‍خْ‍‍سِفَ ‌اللَّ‍‍هُ بِهِمُ ‌الأَ‌رْ‍ضَ ‌أَ‌وْ‌ يَأْتِيَهُمُ ‌الْعَذ‍َ‍‌ابُ مِ‍‌‍نْ حَ‍‍يْ‍‍ثُ لاَ‌ يَشْعُرُ‌ونَ
'Aw Ya'khudhahum Fī Taqallubihim Famā Hum Bimu`jizīna 016-046 Of dat hij hen niet zal kastijden, als zij bezig zijn van eene plaats naar eene andere te reizen, of met arbeiden? Want zij zullen niet in staat zijn, Gods macht te verzwakken. أَ‌وْ‌ يَأْ‍خُ‍‍ذَهُمْ فِي تَ‍‍قَ‍‍لُّبِهِمْ فَمَا‌ هُمْ بِمُعْجِزِينَ
'Aw Ya'khudhahum `Alá Takhawwufin Fa'inna Rabbakum Lara'ūfun Raĥīmun 016-047 Of dat hij hen niet zal kastijden door eene trapsgewijze vernietiging? Maar uw Heer is waarlijk genadig en barmhartig door u uitstel te verleenen. أَ‌وْ‌ يَأْ‍خُ‍‍ذَهُمْ عَلَى‌ تَ‍‍خَ‍‍وُّف‌‍ٍ‌ فَإِنَّ ‌‍رَبَّكُمْ لَ‍رَ‌ء‍ُ‍‌وف ٌ‌ ‌‍رَحِيمٌ
'Awalam Yaraw 'Ilá Mā Khalaqa Allāhu Min Shay'in Yatafayya'u Žilāluhu `Ani Al-Yamīni Wa Ash-Shamā'ili Sujjadāan Lillāh Wa Humkhirūna 016-048 Beschouwen zij de dingen niet die God heeft geschapen, wier schaduwen naar de rechter- en linkerzijde worden geworpen, om God te aanbidden en zich voor hem neder te buigen? أَ‌وَلَمْ يَ‍رَ‌وْ‌ا‌ ‌إِلَى‌ مَا‌ خَ‍‍لَ‍‍قَ ‌اللَّ‍‍هُ مِ‍‌‍نْ شَ‍‍يْء‌ٍ‌ يَتَفَيَّأُ‌ ظِ‍‍لاَلُ‍‍هُ عَنِ ‌الْيَم‍‍ِ‍ي‍‍نِ ‌وَ‌ال‍‍شَّم‍‍َ‍ائِلِ سُجَّد‌ا‌ ًلِلَّهِ ‌وَهُمْ ‌دَ‌اخِ‍‍رُ‌ونَ
Wa Lillāh Yasjudu Mā Fī As-Samāwāti Wa Mā Fī Al-'Arđi Min Dābbatin Wa Al-Malā'ikatu Wa Hum Lā Yastakbirūna 016-049 Alles wat zich, zoowel in den hemel als op de aarde, beweegt, die dieren en ook de engelen aanbidt God, en zij zijn niet door trotschheid opgeblazen. وَلِلَّهِ يَسْجُدُ‌ مَا‌ فِي ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَمَا‌ فِي ‌الأَ‌رْ‍ضِ مِ‍‌‍نْ ‌د‍َ‍‌ابَّةٍ‌ ‌وَ‌الْمَلاَئِكَةُ ‌وَهُمْ لاَ‌ يَسْتَكْبِرُ‌ونَ
Yakhāfūna Rabbahum Min Fawqihim Wa Yaf`alūna Mā Yu'umarūna 016-050 Zij vreezen hunnen Heer, die boven hen is verheven, en doen wat hun bevolen is. يَ‍خَ‍‍اف‍‍ُ‍ونَ ‌‍رَبَّهُمْ مِ‍‌‍نْ فَوْ‍قِ‍‍هِمْ ‌وَيَفْعَل‍‍ُ‍ونَ مَا‌ يُؤْمَرُ‌ونَ
Wa Qāla Allāhu Lā Tattakhidhū 'Ilahayni Athnayni ۖ 'Innamā Huwa 'Ilahun Wāĥidun ۖ Fa'īyāya Fārhabūni 016-051 God zeide: Neemt geene twee goden onder u; want er is slechts één God, en vreest mij. وَ‍قَ‍‍الَ ‌اللَّ‍‍هُ لاَ‌ تَتَّ‍‍خِ‍‍ذُ‌و‌ا‌ ‌إِلَهَ‍‍يْ‍‍نِ ‌اثْنَ‍‍يْ‍‍نِ ۖ ‌إِنَّ‍‍مَا‌ هُوَ‌ ‌إِلَهٌ‌ ‌وَ‌احِد‌‌ٌۖ فَإِيّ‍‍َ‍ايَ فَا‌رْهَبُونِ
Wa Lahu Mā Fī As-Samāwāti Wa Al-'Arđi Wa Lahu Ad-Dīnu Wa Aşibāan ۚ 'Afaghayra Allāhi Tattaqūna 016-052 Hem behoort alles wat in den hemel en op de aarde is, en hem is de mensch eeuwig gehoorzaamheid schuldig. Zoudt gij dus iets buiten God vreezen? وَلَ‍‍هُ مَا‌ فِي ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضِ ‌وَلَهُ ‌ال‍‍دّ‍ِ‍ي‍‍نُ ‌وَ‌اصِ‍‍باً‌ ۚ ‌أَفَ‍‍غَ‍‍يْ‍رَ‌اللَّ‍‍هِ تَتَّ‍‍قُ‍‍ونَ
Wa Mā Bikum Min Ni`matin Famina Allāhi ۖ Thumma 'Idhā Massakumu Ađ-Đurru Fa'ilayhi Taj'arūna 016-053 Welke weldaden gij ook hebt ontvangen, zij zijn zekerlijk van God, en indien gij door het ongeluk bedroefd wordt, richt gij uwe smeekingen tot hem. وَمَا‌ بِكُمْ مِ‍‌‍نْ نِعْمَة‌‍ٍ‌ فَمِنَ ‌اللَّ‍‍هِ ۖ ثُ‍‍مَّ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ مَسَّكُمُ ‌ال‍‍ضُّ‍‍رُّ‌ فَإِلَ‍‍يْ‍‍هِ تَ‍‍جْ‍‍أَ‌رُ‌ونَ
Thumma 'Idhā Kashafa Ađ-Đurra `Ankum 'Idhā Farīqun Minkum Birabbihim Yushrikūna 016-054 En indien hij u van het booze verlost, geeft een deel der uwen makkers aan hunnen Heer. ثُ‍‍مَّ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ كَشَفَ ‌ال‍‍ضُّ‍رَّ‌ عَ‍‌‍نْ‍‍كُمْ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ فَ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍قٌ‌ مِ‍‌‍نْ‍‍كُمْ بِ‍رَبِّهِمْ يُشْ‍‍رِكُونَ
Liyakfurū Bimā 'Ātaynāhum ۚ Fatamatta`ū ۖ Fasawfa Ta`lamūna 016-055 Om hunne ondankbaarheid te betoonen voor de gunsten welke wij hun hebben geschonken. Verheugt u in de genietingen van dit leven; maar hier namaals zult gij weten, dat gij de goddelijke wraak niet kunt ontkomen. لِيَكْفُرُ‌و‌ا‌ بِمَ‍‍ا‌ ‌آتَيْنَاهُمْ ۚ فَتَمَتَّعُو‌اۖ فَسَ‍‍وْفَ تَعْلَمُونَ
Wa Yaj`alūna Limā Lā Ya`lamūna Naşībāan Mimmā Razaqnāhum ۗ Ta-Allāhi Latus'alunna `Ammā Kuntum Taftarūna 016-056 En zij geven aan de afgoden, die geen verstand hebben, een deel van het voedsel dat wij hun hebben geschonken. Ik zweer u bij God, gij zult zekerlijk ter verantwoording worden geroepen, voor hetgeen gij verkeerdelijk hebt uitgedacht. وَيَ‍‍جْ‍‍عَل‍‍ُ‍ونَ لِمَا‌ لاَ‌ يَعْلَم‍‍ُ‍ونَ نَ‍‍صِ‍‍يبا‌ ً‌ مِ‍‍مَّ‍‍ا‌ ‌‍رَ‌زَ‍قْ‍‍نَاهُمْ ۗ تَاللَّهِ لَتُسْأَلُ‍‍نَّ عَ‍‍مَّ‍‍ا‌ كُ‍‌‍نْ‍‍تُمْ تَفْتَرُ‌ونَ
Wa Yaj`alūna Lillāh Al-Banāti Subĥānahu ۙ Wa Lahum Mā Yashtahūna 016-057 Zij schrijven aan God dochters toe; dit zij ver van hem! en zij begeeren die niet voor zich zelven. وَيَ‍‍جْ‍‍عَل‍‍ُ‍ونَ لِلَّهِ ‌الْبَن‍‍َ‍اتِ سُ‍‍بْ‍‍حَانَ‍‍هُ ۙ ‌وَلَهُمْ مَا‌ يَشْتَهُونَ
Wa 'Idhā Bushshira 'Aĥaduhum Bil-'Unthá Žalla Wajhuhu Muswaddāan Wa Huwa Kažīmun 016-058 En indien aan een hunner het bericht wordt gegeven van de geboorte eener dochter, wordt zijn aangezicht donker en hij is diep bedroefd. وَ‌إِ‌ذَ‌ا‌ بُشِّ‍‍ر‍َ‍‌ ‌أَحَدُهُمْ بِ‍الأُ‌ن‍‍ثَى‌ ظَ‍‍لَّ ‌وَجْ‍‍هُ‍‍هُ مُسْوَ‌دّ‌ا‌ ً‌ ‌وَهُوَ‌ كَ‍‍ظِ‍‍يمٌ
Yatawārá Mina Al-Qawmi Min Sū'i Mā Bushshira Bihi~ ۚ 'Ayumsikuhu `Alá Hūnin 'Am Yadussuhu Fī At-Turābi ۗ 'Alā Sā'a Mā Yaĥkumūna 016-059 Hij verbergt zich voor het volk, wegens de slechte tijding die hem is medegedeeld; bij zichzelven nadenkende, of hij er de schande van ondergaan, of haar in het stof begraven zal. Is hun oordeel niet slecht? يَتَوَ‌ا‌‍رَ‌ى‌ مِنَ ‌الْ‍‍قَ‍‍وْمِ مِ‍‌‍نْ س‍‍ُ‍و‌ءِ‌ مَا‌ بُشِّ‍‍ر‍َ‍‌ بِهِ ۚ ‌أَيُمْسِكُ‍‍هُ عَلَى‌ ه‍‍ُ‍ونٍ ‌أَمْ يَدُسُّ‍‍هُ فِي ‌ال‍‍تُّ‍رَ‍‌ابِ ۗ ‌أَلاَ‌ س‍‍َ‍ا‌ءَ‌ مَا‌ يَحْكُمُونَ
Lilladhīna Lā Yu'uminūna Bil-'Ākhirati Mathalu As-Saw'i ۖ Wa Lillāh Al-Mathalu Al-'A`lá ۚ Wa Huwa Al-`Azīzu Al-Ĥakīmu 016-060 En die niet in het volgende leven gelooven, moet gij gelijk stellen met al het booze; maar vereenig God slechts met het meest verhevene; want hij is machtig en wijs. لِلَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ لاَ‌ يُؤْمِن‍‍ُ‍ونَ بِ‍الآ‍‍خِ‍رَةِ مَثَلُ ‌ال‍‍سَّ‍‍وْ‌ءِ‌ ۖ ‌وَلِلَّهِ ‌الْمَثَلُ ‌الأَعْلَى‌ ۚ ‌وَهُوَ‌ ‌الْعَز‍ِ‍ي‍‍زُ‌ ‌الْحَكِيمُ
Wa Law Yu'uākhidhu Allāhu An-Nāsa Bižulmihim Mā Taraka `Alayhā Min Dābbatin Wa Lakin Yu'uakhkhiruhum 'Ilá 'Ajalin Musamman ۖ Fa'idhā Jā'a 'Ajaluhum Lā Yasta'khirūna Sā`atan ۖ Wa Lā Yastaqdimūna 016-061 Indien God de menschen voor hunne onrechtvaardigheid zou straffen, zou hij geen levend wezen op aarde laten; maar hij geeft hen uitstel tot een bepaalden tijd; en als hun tijd zal gekomen zijn, zullen zij geen uur uitstel ontvangen, en hunne straf zal ook niet vervroegd worden. وَلَوْ‌ يُؤ‍َ‍‌اخِ‍‍ذُ‌ ‌اللَّ‍‍هُ ‌ال‍‍نّ‍‍َ‍اسَ بِ‍‍ظُ‍‍لْمِهِمْ مَا‌ تَ‍رَكَ عَلَيْهَا‌ مِ‍‌‍نْ ‌د‍َ‍‌ابَّةٍ‌ ‌وَلَكِ‍‌‍نْ يُؤَ‍‍خِّ‍‍رُهُمْ ‌إِلَ‍‍ى‌ ‌أَجَلٍ‌ مُسَ‍‍مّ‍‍ى‌‌ ًۖ فَإِ‌ذَ‌ا‌ ج‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ‌أَجَلُهُمْ لاَ‌ يَسْتَأْ‍خِ‍‍ر‍ُ‍‌ونَ سَاعَة ًۖ ‌وَلاَ‌ يَسْتَ‍‍قْ‍‍دِمُونَ
Wa Yaj`alūna Lillāh Mā Yakrahūna Wa Taşifu 'Alsinatuhumu Al-Kadhiba 'Anna Lahumu Al-Ĥusná ۖ Lā Jarama 'Anna Lahumu An-Nāra Wa 'Annahum Mufraţūna 016-062 Zij schrijven aan God toe wat zij zelve haten, en hunne tongen spreken eene leugen uit, als zij zeggen, dat de belooning van het paradijs voor hen is bestemd. Er bestaat geen twijfel, of het vuur der hel voor hen is gereed gemaakt, en dat zij daarin zullen nedergeworpen worden, vََr het overige deel der zondaren. وَيَ‍‍جْ‍‍عَل‍‍ُ‍ونَ لِلَّهِ مَا‌ يَكْ‍رَه‍‍ُ‍ونَ ‌وَتَ‍‍صِ‍‍فُ ‌أَلْسِنَتُهُمُ ‌الْكَذِبَ ‌أَنَّ لَهُمُ ‌الْحُسْنَى‌ ۖ لاَ‌ جَ‍رَمَ ‌أَنَّ لَهُمُ ‌ال‍‍نّ‍‍َ‍ا‌‍رَ‌ ‌وَ‌أَنَّ‍‍هُمْ مُفْ‍رَطُ‍‍ونَ
Ta-Allāhi Laqad 'Arsalnā 'Ilá 'Umamin Min Qablika Fazayyana Lahumu Ash-Shayţānu 'A`mālahum Fahuwa Walīyuhumu Al-Yawma Wa Lahum `Adhābun 'Alīmun 016-063 Ik zweer bij God, dat wij vroeger gezanten hebben gezonden tot de volkeren, die vََr u bestonden, maar Satan maakte hunne werken voor hen gereed; hij was hun schuts in deze wereld en in de volgende zullen zij eene gestrenge pijniging ondergaan. تَاللَّهِ لَ‍‍قَ‍‍دْ‌ ‌أَ‌رْسَلْنَ‍‍ا‌ ‌إِلَ‍‍ى‌ ‌أُمَمٍ‌ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لِكَ فَزَيَّنَ لَهُمُ ‌ال‍‍شَّيْ‍‍طَ‍‍انُ ‌أَعْمَالَهُمْ فَهُوَ‌ ‌وَلِيُّهُمُ ‌الْيَ‍‍وْمَ ‌وَلَهُمْ عَذ‍َ‍‌ابٌ ‌أَلِيمٌ
Wa Mā 'Anzalnā `Alayka Al-Kitāba 'Illā Litubayyina Lahumu Al-Ladhī Akhtalafū Fīhi ۙ Wa Hudan Wa Raĥmatan Liqawmin Yu'uminūna 016-064 Wij hebben u den Koran met geen ander doel nedergezonden, dan dat gij hun de waarheid zoudt verklaren, waaromtrent zij thans verschillen, en tot leiding en genade voor hen die gelooven. وَمَ‍‍ا‌ ‌أَ‌ن‍‍زَلْنَا‌ عَلَ‍‍يْ‍‍كَ ‌الْكِت‍‍َ‍ابَ ‌إِلاَّ‌ لِتُبَيِّنَ لَهُمُ ‌الَّذِي ‌اخْ‍‍تَلَفُو‌ا‌ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ ۙ ‌وَهُ‍‍د‌ى‌ ً‌ ‌وَ‌‍رَحْمَة ً‌ لِ‍‍قَ‍‍وْمٍ‌ يُؤْمِنُونَ
Wa Allāhu 'Anzala Mina As-Samā'i Mā'an Fa'aĥyā Bihi Al-'Arđa Ba`da Mawtihā ۚ 'Inna Fī Dhālika La'āyatan Liqawmin Yasma`ūna 016-065 God zendt water van den hemel neder en doet de aarde na haren dood herleven. Waarlijk, hierin is een teeken der opstanding, voor hen die luisteren. وَ‌اللَّ‍‍هُ ‌أَ‌ن‍‍زَلَ مِنَ ‌ال‍‍سَّم‍‍َ‍ا‌ءِ‌ م‍‍َ‍ا‌ء‌‌ ً‌ فَأَحْيَا‌ بِهِ ‌الأَ‌رْ‍ضَ بَعْدَ‌ مَوْتِهَ‍‍اۚ ‌إِنَّ فِي ‌ذَلِكَ لَآيَة ً‌ لِ‍‍قَ‍‍وْمٍ‌ يَسْمَعُونَ
Wa 'Inna Lakum Al-'An`ām La`ibratan ۖ Nusqīkum Mimmā Fī Buţūnihi Min Bayni Farthin Wa Damin Labanāan Khālişāan Sā'ighāan Lilshshāribīna 016-066 Ook het vee is voor u een voorbeeld tot onderricht; wij geven u te drinken van hetgeen zich in zijn buik bevindt, tusschen verteerde stoffen en bloed; namelijk zuivere melk, die met genoegen wordt genoten door hen die haar drinken. وَ‌إِنَّ لَكُمْ فِي ‌الأَنعَام لَعِ‍‍بْ‍‍‍رَة ًۖ نُسْ‍‍قِ‍‍يكُمْ مِ‍‍مَّ‍‍ا‌ فِي بُ‍‍طُ‍‍ونِ‍‍هِ مِ‍‌‍نْ بَ‍‍يْ‍‍نِ فَرْثٍ‌ ‌وَ‌دَم‍ٍ‌ لَبَناً‌ خَ‍‍الِ‍‍ص‍‍ا‌‌ ً‌ س‍‍َ‍ائِ‍‍غ‍‍ا‌ ً‌ لِلشَّا‌رِبِينَ
Wa Min Thamarāti An-Nakhīli Wa Al-'A`nābi Tattakhidhūna Minhu Sakaan Wa Rizqāan Ĥasanāan ۗ 'Inna Fī Dhālika La'āyatan Liqawmin Ya`qilūna 016-067 En van de vruchten der palmboomen, en van de druiven verkrijgt gij een bedwelmenden drank en ook een goed voedsel. Waarlijk hierin is een teeken, voor hen die begrijpen willen. وَمِ‍‌‍نْ ثَمَ‍رَ‍‌اتِ ‌ال‍‍نَّ‍‍‍‍خِ‍‍ي‍‍لِ ‌وَ‌الأَعْن‍‍َ‍ابِ تَتَّ‍‍خِ‍‍ذ‍ُ‍‌ونَ مِ‍‌‍نْ‍‍هُ سَكَر‌ا‌ ً‌ ‌وَ‌رِ‌زْ‍ق‍‍اً‌ حَسَنا‌‌ ًۗ ‌إِنَّ فِي ‌ذَلِكَ لَآيَة ً‌ لِ‍‍قَ‍‍وْمٍ‌ يَعْ‍‍قِ‍‍لُونَ
Wa 'Awĥá Rabbuka 'Ilá An-Naĥli 'Ani Attakhidhī Mina Al-Jibāli Buyūtāan Wa Mina Ash-Shajari Wa Mimmā Ya`rishūna 016-068 Uw Heer sprak door ingeving tot de bij, zeggende: Bouw u huizen in de bergen en in de boomen, en van de stoffen waarmede de menschen korven voor u bouwen. وَ‌أَ‌وْحَى‌ ‌‍رَبُّكَ ‌إِلَى‌ ‌ال‍‍نَّ‍‍حْلِ ‌أَنِ ‌اتَّ‍‍خِ‍‍ذِي مِنَ ‌الْجِب‍‍َ‍الِ بُيُوتا‌ ً‌ ‌وَمِنَ ‌ال‍‍شَّجَ‍‍ر‍ِ‍‌ ‌وَمِ‍‍مَّ‍‍ا‌ يَعْ‍‍رِشُونَ
Thumma Kulī Min Kulli Ath-Thamarāti Fāslukī Subula Rabbiki Dhululāan ۚ Yakhruju Min Buţūnihā Sharābun Mukhtalifun 'Alwānuhu Fīhi Shifā'un Lilnnāsi ۗ 'Inna Fī Dhālika La'āyatan Liqawmin Yatafakkarūna 016-069 Eet van iedere vruchtsoort en wandel op de gebaande wegen van uwen Heer. Uit hare buiken komt eene vloeistof van verschillende kleur welke een geneesmiddel voor de menschen bevat. Waarlijk, hierin is een teeken voor hen die nadenken. ثُ‍‍مَّ كُلِي مِ‍‌‍نْ كُلِّ ‌ال‍‍ثَّمَ‍رَ‍‌اتِ فَاسْلُكِي سُبُلَ ‌‍رَبِّكِ ‌ذُلُلا‌ ًۚ يَ‍‍خْ‍‍رُجُ مِ‍‌‍نْ بُ‍‍طُ‍‍ونِهَا‌ شَ‍رَ‍‌ابٌ‌ مُ‍‍خْ‍‍تَلِفٌ ‌أَلْوَ‌انُ‍‍هُ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ شِف‍‍َ‍ا‌ء‌ٌ‌ لِل‍‍نّ‍‍َ‍اسِ ۗ ‌إِنَّ فِي ‌ذَلِكَ لَآيَة ً‌ لِ‍‍قَ‍‍وْمٍ‌ يَتَفَكَّرُ‌ونَ
Wa Allāhu Khalaqakum Thumma Yatawaffākum ۚ Wa Minkum Man Yuraddu 'Ilá 'Ardhali Al-`Umuri Likay Lā Ya`lama Ba`da `Ilmin Shay'āan ۚ 'Inna Allāha `Alīmun Qadīrun 016-070 God heeft u geschapen, en hij zal u later doen sterven, en het leven van menigen uwer zal tot een uitgeleefden ouderdom verlengd worden, zoodat hij alles zal vergeten wat hij wist; want God is wijs en machtig. وَ‌اللَّ‍‍هُ خَ‍‍لَ‍‍قَ‍‍كُمْ ثُ‍‍مَّ يَتَوَفَّاكُمْ ۚ ‌وَمِ‍‌‍نْ‍‍كُمْ مَ‍‌‍نْ يُ‍رَ‌دُّ‌ ‌إِلَ‍‍ى‌ ‌أَ‌رْ‌ذَلِ ‌الْعُمُ‍‍ر‍ِ‍‌ لِكَيْ لاَ‌ يَعْلَمَ بَعْدَ‌ عِلْم‌‍ٍ‌ شَ‍‍يْ‍‍ئا‌‌ ًۚ ‌إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ عَل‍‍ِ‍ي‍‍م‌‍ٌقَ‍‍دِيرٌ
Wa Allāhu Fađđala Ba`đakum `Alá Ba`đin Ar-Rizqi ۚ Famā Al-Ladhīna Fuđđilū Birāddī Rizqihim `Alá Mā Malakat 'Aymānuhum Fahum Fīhi Sawā'un ۚ 'Afabini`mati Allāhi Yajĥadūna 016-071 God doet sommigen uwer in wereldsche bezittingen boven anderen uitmunten; maar degenen welke hij doet uitmunten, geven hunne bezittingen niet aan hunne slaven, die door hunne rechterhand wordt bezeten, opdat zij gelijke bezitters daarvan worden. Loochenen zij daarom Gods weldaden? وَ‌اللَّ‍‍هُ فَ‍‍ضَّ‍‍لَ بَعْ‍‍ضَ‍‍كُمْ عَلَى‌ بَعْ‍‍ضٍ‌ فِي ‌ال‍‍رِّ‌زْ‍قِ ۚ فَمَا‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ فُ‍‍ضِّ‍‍لُو‌ا‌ بِر‍َ‍‌ا‌دِّي ‌رِ‌زْ‍قِ‍‍هِمْ عَلَى‌ مَا‌ مَلَكَتْ ‌أَيْمَانُهُمْ فَهُمْ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ سَو‍َ‍‌ا‌ءٌ‌ ۚ ‌أَفَبِنِعْمَةِ ‌اللَّ‍‍هِ يَ‍‍جْ‍‍حَدُ‌ونَ
Wa Allāhu Ja`ala Lakum Min 'Anfusikum 'Azwājāan Wa Ja`ala Lakum Min 'Azwājikum Banīna Wa Ĥafadatan Wa Razaqakum Mina Aţ-Ţayyibāti ۚ 'Afabiālbāţili Yu'uminūna Wa Bini`mati Allāhi Hum Yakfurūna 016-072 God heeft u vrouwen gekozen onder de uwen en u van uwe vrouwen kinderen en kleinkinderen geschonken, en heeft u goede dingen tot voeding gegeven. Wilt gij dus gelooven in datgene wat ijdel is, en ondankbaar Gods goedheid loochenen? وَ‌اللَّ‍‍هُ جَعَلَ لَكُمْ مِ‍‌‍نْ ‌أَ‌ن‍‍فُسِكُمْ ‌أَ‌زْ‌وَ‌اجا‌ ً‌ ‌وَجَعَلَ لَكُمْ مِ‍‌‍نْ ‌أَ‌زْ‌وَ‌اجِكُمْ بَن‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَحَفَدَة ً‌ ‌وَ‌‍رَ‌زَ‍قَ‍‍كُمْ مِنَ ‌ال‍‍طَّ‍‍يِّب‍‍َ‍اتِ ۚ ‌أَفَبِالْبَاطِ‍‍لِ يُؤْمِن‍‍ُ‍ونَ ‌وَبِنِعْمَةِ ‌اللَّ‍‍هِ هُمْ يَكْفُرُ‌ونَ
Wa Ya`budūna Min Dūni Allāhi Mā Lā Yamliku Lahum Rizqāan Mina As-Samāwāti Wa Al-'Arđi Shay'āan Wa Lā Yastaţī`ūna 016-073 Zij aanbidden naast God afgodsbeelden die niets bezitten, waarmede zij zich kunnen onderhouden, noch in den hemel, noch op aarde, en welke geene macht hebben. وَيَعْبُد‍ُ‍‌ونَ مِ‍‌‍نْ ‌د‍ُ‍‌ونِ ‌اللَّ‍‍هِ مَا‌ لاَ‌ يَمْلِكُ لَهُمْ ‌رِ‌زْ‍ق‍‍ا‌ ً‌ مِنَ ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضِ شَ‍‍يْ‍‍ئا‌ ً‌ ‌وَلاَ‌ يَسْتَ‍‍طِ‍‍يعُونَ
Falā Tađribū Lillāh Al-'Amthāla ۚ 'Inna Allāha Ya`lamu Wa 'Antum Lā Ta`lamūna 016-074 Vergelijk dus niets met God; want God weet alles en gij weet niets. فَلاَ‌ تَ‍‍ضْ‍‍رِبُو‌الِلَّهِ ‌الأَمْث‍‍َ‍الَ ۚ ‌إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ يَعْلَمُ ‌وَ‌أَ‌نْ‍‍تُمْ لاَ‌ تَعْلَمُونَ
Đaraba Allāhu Mathalāan `Abdāan Mamlūkāan Lā Yaqdiru `Alá Shay'in Wa Man Razaqnāhu Minnā Rizqāan Ĥasanāan Fahuwa Yunfiqu Minhu Siran Wa Jahan ۖ Hal Yastawūna ۚ Al-Ĥamdu Lillāh ۚ Bal 'Aktharuhum Lā Ya`lamūna 016-075 God stelt u als eene vergelijking een slaaf voor, die over niets macht bezit en dengeen, wien wij een grooten voorraad hebben geschonken en die daarvan openlijk en heimelijk aalmoezen geeft; zullen deze beiden gelijk geschat worden? Goddank, neen! Maar het grootste deel der menschen weet het niet. ضَ‍رَبَ ‌اللَّ‍‍هُ مَثَلاً‌ عَ‍‍بْ‍‍د‌ا‌ ً‌ مَمْلُوكا‌ ً‌ لاَ‌ يَ‍‍قْ‍‍دِ‌ر‍ُ‍‌ عَلَى‌ شَ‍‍يْء‌ٍ‌ ‌وَمَ‍‌‍نْ ‌‍رَ‌زَ‍قْ‍‍ن‍‍َ‍اهُ مِ‍‍نَّ‍‍ا‌ ‌رِ‌زْ‍ق‍‍اً‌ حَسَنا‌‌ ً‌ فَهُوَ‌ يُ‍‌‍ن‍‍فِ‍‍قُ مِ‍‌‍نْ‍‍هُ سِ‍‍ر‍ّ‍‌ا‌ ً‌ ‌وَجَهْر‌اً‌ ۖ هَلْ يَسْتَو‍ُ‍‌ونَ ۚ ‌الْحَمْدُ‌ لِلَّهِ ۚ بَلْ ‌أَكْثَرُهُمْ لاَ‌ يَعْلَمُونَ
Wa Đaraba Allāhu Mathalāan Rajulayni 'Aĥaduhumā 'Abkamu Lā Yaqdiru `Alá Shay'in Wa Huwa Kallun `Alá Mawlāhu 'Aynamā Yuwajjhhhu Lā Ya'ti Bikhayrin ۖ Hal Yastawī Huwa Wa Man Ya'muru Bil-`Adli ۙ Wa Huwa `Alá Şirāţin Mustaqīmin 016-076 God stelt ook als eene vergelijking twee mannen voor, waarvan de een stom geboren, en niet in staat is iets te doen of te verstaan: maar een last voor zijn meester is: waarheen hij hem ook zende, hij zal hem niets goeds brengen. Zal deze man en hij die meester over zijne spraak is en verstaat, en die beveelt wat rechtvaardig is en den rechten weg volgt, gelijk geacht worden? وَ‍ضَ‍رَبَ ‌اللَّ‍‍هُ مَثَلا‌ ً‌ ‌‍رَجُلَ‍‍يْ‍‍نِ ‌أَحَدُهُمَ‍‍ا‌ ‌أَبْ‍‍كَمُ لاَ‌ يَ‍‍قْ‍‍دِ‌ر‍ُ‍‌ عَلَى‌ شَ‍‍يْء‌ٍ‌ ‌وَهُوَ‌ كَلٌّ عَلَى‌ مَوْلاَهُ~ُ ‌أَيْنَمَا‌ يُوَجّههُّ لاَ‌ يَأْتِ بِ‍‍خَ‍‍يْ‍‍رٍ‌ ۖ هَلْ يَسْتَوِي هُوَ‌ ‌وَمَ‍‌‍نْ يَأْمُرُ‌ بِ‍الْعَ‍‍دْلِ ۙ ‌وَهُوَ‌ عَلَى‌ صِ‍رَ‍‌اطٍ‌ مُسْتَ‍‍قِ‍‍يمٍ
Wa Lillāh Ghaybu As-Samāwāti Wa Al-'Arđi ۚ Wa Mā 'Amru As-Sā`ati 'Illā Kalamĥi Al-Başari 'Aw Huwa 'Aqrabu ۚ 'Inna Allāha `Alá Kulli Shay'in Qadīrun 016-077 Aan God alleen is het geheim van hemel en aarde bekend. De handeling van het laatste uur zal zijn als de tijdruimte van een oogenblik, of wellicht nog spoediger; want God is almachtig. وَلِلَّهِ غَ‍‍يْ‍‍بُ ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضِ ۚ ‌وَمَ‍‍ا‌ ‌أَمْرُ‌ ‌ال‍‍سَّاعَةِ ‌إِلاَّ‌ كَلَمْحِ ‌الْبَ‍‍صَ‍‍ر‍ِ‍‌ ‌أَ‌وْ‌ هُوَ‌ ‌أَ‍قْ‍‍‍رَبُ ۚ ‌إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ عَلَى‌ كُلِّ شَ‍‍يْء‌‌ٍقَ‍‍دِيرٌ
Wa Allāhu 'Akhrajakum Min Buţūni 'Ummahātikum Lā Ta`lamūna Shay'āan Wa Ja`ala Lakumu As-Sam`a Wa Al-'Abşāra Wa Al-'Af'idata ۙ La`allakum Tashkurūna 016-078 God heeft u voortgebracht uit de ingewanden uwer moederen. Gij wist niets en hij gaf u de zintuigen van het gehoor en het gezicht, en het verstand, opdat gij dankbaar zoudt zijn. وَ‌اللَّ‍‍هُ ‌أَ‍خْ‍رَجَكُمْ مِ‍‌‍نْ بُ‍‍طُ‍‍ونِ ‌أُمَّ‍‍هَاتِكُمْ لاَ‌ تَعْلَم‍‍ُ‍ونَ شَ‍‍يْ‍‍ئا‌ ً‌ ‌وَجَعَلَ لَكُمُ ‌ال‍‍سَّمْعَ ‌وَ‌الأَبْ‍‍‍‍صَ‍‍ا‌‍رَ‌ ‌وَ‌الأَفْئِدَةَ ۙ لَعَلَّكُمْ تَشْكُرُ‌ونَ
'Alam Yaraw 'Ilá Aţ-Ţayri Musakhkharātin Fī Jawwi As-Samā'i Mā Yumsikuhunna 'Illā Al-Lahu ۗ 'Inna Fī Dhālika La'āyātin Liqawmin Yu'uminūna 016-079 Hebt gij een blik geworpen op de vogelen, die de lucht doorklieven? God alleen kan hunne vlucht stuiten; niemand beschut hen buiten God. Waarlijk, hierin zijn teekens voor hen die gelooven. أَلَمْ يَ‍رَ‌وْ‌ا‌ ‌إِلَى‌ ‌ال‍‍طَّ‍‍يْ‍‍ر‍ِ‍‌ مُسَ‍‍خَّ‍رَ‍‌ات‌‍ٍ‌ فِي جَوِّ‌ ‌ال‍‍سَّم‍‍َ‍ا‌ءِ‌ مَا‌ يُمْسِكُهُ‍‍نَّ ‌إِلاَّ‌ ‌اللَّ‍‍هُ ۗ ‌إِنَّ فِي ‌ذَلِكَ لَآي‍‍َ‍ات‍ٍ‌ لِ‍‍قَ‍‍وْمٍ‌ يُؤْمِنُونَ
Wa Allāhu Ja`ala Lakum Min Buyūtikum Sakanāan Wa Ja`ala Lakum Min Julūdi Al-'An`āmi Buyūtāan Tastakhiffūnahā Yawma Ža`nikum Wa Yawma 'Iqāmatikum ۙ Wa Min 'Aşwāfihā Wa 'Awbārihā Wa 'Ashrihā 'Athāthāan Wa Matā`āan 'Ilá Ĥīnin 016-080 God heeft u ook huizen gegeven, om tot woningen voor u te dienen en heeft ook uwe tenten van dierenhuiden voorzien, die licht zijn, om op den dag van uw vertrek naar andere plaatsen overgebracht te worden, en gemakkelijk te spannen op den dag, dat gij er in woont; hij heeft u voorzien van wol, bont en haar van uw vee; van kleederen en benoodigdheden voor tijdelijk gebruik. وَ‌اللَّ‍‍هُ جَعَلَ لَكُمْ مِ‍‌‍نْ بُيُوتِكُمْ سَكَنا‌ ً‌ ‌وَجَعَلَ لَكُمْ مِ‍‌‍نْ جُل‍‍ُ‍و‌دِ‌ ‌الأَنع‍‍َ‍امِ بُيُوتا‌‌ ً‌ تَسْتَ‍‍خِ‍‍فُّونَهَا‌ يَ‍‍وْمَ ظَ‍‍عْنِكُمْ ‌وَيَ‍‍وْمَ ‌إِقَ‍‍امَتِكُمْ ۙ ‌وَمِ‍‌‍نْ ‌أَ‍صْ‍‍وَ‌افِهَا‌ ‌وَ‌أَ‌وْبَا‌رِهَا‌ ‌وَ‌أَشْعَا‌رِهَ‍‍ا‌ ‌أَثَاثا‌ ً‌ ‌وَمَتَاعا‌‌ ً‌ ‌إِلَى‌ حِينٍ
Wa Allāhu Ja`ala Lakum Mimmā Khalaqa Žilālāan Wa Ja`ala Lakum Mina Al-Jibāli 'Aknānāan Wa Ja`ala Lakum Sabīla Taqīkumu Al-Ĥarra Wa Sabīla Taqīkum Ba'sakum ۚ Kadhālika Yutimmu Ni`matahu `Alaykum La`allakum Tuslimūna 016-081 En God heeft u verschaft van hetgeen hij geschapen heeft, en gemakken om u tegen de zon te beveiligen, en hij heeft u schuilplaatsen in de bergen verstrekt en kleederen gegeven, om u voor de hitte te beschutten, en maliënkolders, om u in uwe oorlogen te beschermen. Zoo vervult hij zijne gunst nopens u, opdat gij u aan zijn wil zoudt onderwerpen. وَ‌اللَّ‍‍هُ جَعَلَ لَكُمْ مِ‍‍مَّ‍‍ا‌ خَ‍‍لَ‍‍قَ ظِ‍‍لاَلا‌ ً‌ ‌وَجَعَلَ لَكُمْ مِنَ ‌الْجِب‍‍َ‍الِ ‌أَكْنَانا‌ ً‌ ‌وَجَعَلَ لَكُمْ سَ‍رَ‌اب‍‍ِ‍ي‍‍لَ تَ‍‍قِ‍‍يكُمُ ‌الْحَ‍رَّ‌ ‌وَسَ‍رَ‌اب‍‍ِ‍ي‍‍لَ تَ‍‍قِ‍‍يكُمْ بَأْسَكُمْ ۚ كَذَلِكَ يُتِ‍‍مُّ نِعْمَتَ‍‍هُ عَلَيْكُمْ لَعَلَّكُمْ تُسْلِمُونَ
Fa'in Tawallaw Fa'innamā `Alayka Al-Balāghu Al-Mubīnu 016-082 Maar indien de Arabieren zich afwenden, zijt gij slechts met de openbare prediking belast. فَإِ‌نْ تَوَلَّوْ‌ا‌ فَإِنَّ‍‍مَا‌ عَلَ‍‍يْ‍‍كَ ‌الْبَلاَ‍‍غُ ‌الْمُبِينُ
Ya`rifūna Ni`mata Allāhi Thumma Yunkirūnahā Wa 'Aktharuhumu Al-Kāfirūna 016-083 Zij erkennen Gods goedheid en loochenen die later; maar het grootste deel hunner zijn ongeloovigen. يَعْ‍‍رِف‍‍ُ‍ونَ نِعْمَةَ ‌اللَّ‍‍هِ ثُ‍‍مَّ يُ‍‌‍ن‍‍كِرُ‌ونَهَا‌ ‌وَ‌أَكْثَرُهُمُ ‌الْكَافِرُ‌ونَ
Wa Yawma Nab`athu Min Kulli 'Ummatin Shahīdāan Thumma Lā Yu'udhanu Lilladhīna Kafarū Wa Lā Hum Yusta`tabūna 016-084 Op zekeren dag zullen wij een getuige van ieder volk doen opstaan; dan zullen zij, die ongeloovigen waren, zich niet kunnen verontschuldigen, en zij zullen niet in gunst worden opgenomen. وَيَ‍‍وْمَ نَ‍‍بْ‍‍عَثُ مِ‍‌‍نْ كُلِّ ‌أُمَّ‍‍ة‌‍ٍ‌ شَهِيد‌ا‌‌ ً‌ ثُ‍‍مَّ لاَ‌ يُؤْ‌ذَنُ لِلَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ كَفَرُ‌و‌ا‌ ‌وَلاَ‌ هُمْ يُسْتَعْتَبُونَ
Wa 'Idhā Ra'á Al-Ladhīna Žalamū Al-`Adhāba Falā Yukhaffafu `Anhum Wa Lā Hum Yunžarūna 016-085 En als zij, die onrechtvaardig hebben gehandeld, de pijniging zullen zien, die voor hen is bereid, welke noch verminderd, noch uitgesteld voor hen zal worden. وَ‌إِ‌ذَ‌ا‌ ‌‍رَ‌أَ‌ى‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ظَ‍‍لَمُو‌ا‌الْعَذ‍َ‍‌ابَ فَلاَ‌ يُ‍‍خَ‍‍فَّفُ عَ‍‌‍نْ‍‍هُمْ ‌وَلاَ‌ هُمْ يُ‍‌‍ن‍‍ظَ‍‍رُ‌ونَ
Wa 'Idhā Ra'á Al-Ladhīna 'AshraShurakā'ahum Qālū Rabbanā Hā'uulā' Shurakā'uunā Al-Ladhīna Kunnā Nad`ū Min Dūnika ۖ Fa'alqaw 'Ilayhimu Al-Qawla 'Innakum Lakādhibūna 016-086 En als zij, die zich aan afgodendienst hebben schuldig gemaakt, hunne valsche goden zullen zien, zullen zij zeggen: O Heer! dit zijn onze afgoden, welke wij buiten u aanroepen. Maar zij zullen zich omkeeren en hun antwoorden: Waarlijk, gij zijt leugenaars. وَ‌إِ‌ذَ‌ا‌ ‌‍رَ‌أَ‌ى‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌أَشْ‍رَكُو‌ا‌ شُ‍رَك‍‍َ‍ا‌ءَهُمْ قَ‍‍الُو‌ا‌ ‌‍رَبَّنَا‌ ه‍‍َ‍ا‌ؤُلاَ‌ء‌ شُ‍رَك‍‍َ‍ا‌ؤُنَا‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ كُ‍‍نَّ‍‍ا‌ نَ‍‍دْعُو‌ مِ‍‌‍نْ ‌دُ‌ونِكَ ۖ فَأَلْ‍‍قَ‍‍وْ‌ا‌ ‌إِلَيْهِمُ ‌الْ‍‍قَ‍‍وْلَ ‌إِنَّ‍‍كُمْ لَكَا‌ذِبُونَ
Wa 'Alqaw 'Ilá Allāhi Yawma'idhin As-Salama ۖ Wa Đalla `Anhum Mā Kānū Yaftarūna 016-087 En op dien dag zullen de zondaren God hunne onderwerping aanbieden; en de valsche godheden welke zij hebben uitgedacht, zullen verdwijnen. وَ‌أَلْ‍‍قَ‍‍وْ‌ا‌ ‌إِلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ يَوْمَئِذ‌‌ٍ‌ال‍‍سَّلَمَ ۖ ‌وَ‍ضَ‍‍لَّ عَ‍‌‍نْ‍‍هُمْ مَا‌ كَانُو‌ا‌ يَفْتَرُ‌ونَ
Al-Ladhīna Kafarū Wa Şaddū `An Sabīli Allāhi Zidnāhum `Adhābāan Fawqa Al-`Adhābi Bimā Kānū Yufsidūna 016-088 Wat hen betreft, die ongeloovig waren, en anderen van Gods weg hebben afgeleid. Wij zullen hen straf op straf doen ondergaan, omdat zij anderen hebben verleid. الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ كَفَرُ‌و‌ا‌ ‌وَ‍صَ‍‍دُّ‌و‌ا‌ عَ‍‌‍نْ سَب‍‍ِ‍ي‍‍لِ ‌اللَّ‍‍هِ ‌زِ‌دْنَاهُمْ عَذَ‌ابا‌‌ ً‌ فَ‍‍وْ‍قَ ‌العَذ‍َ‍‌ابِ بِمَا‌ كَانُو‌ا‌ يُفْسِدُ‌ونَ
Wa Yawma Nab`athu Fī Kulli 'Ummatin Shahīdāan `Alayhim Min 'Anfusihim ۖ Wa Ji'nā Bika Shahīdāan `Alá Hā'uulā' ۚ Wa Nazzalnā `Alayka Al-Kitāba Tibyānāan Likulli Shay'in Wa Hudan Wa Raĥmatan Wa Bushrá Lilmuslimīna 016-089 Op zekeren dag zullen wij uit ieder volk een getuige van de hunne tegen hen doen opstaan, en wij zullen u, o Mahomet, tot een getuige tegen deze Arabieren maken. Wij hebben u het boek van den Koran nedergezonden, tot uitlegging van alle dingen, die zoowel in het geloof als in het leven noodig zijn, en tot eene richting, en genade en goede tijdingen onder de Moslems. وَيَ‍‍وْمَ نَ‍‍بْ‍‍عَثُ فِي كُلِّ ‌أُمَّ‍‍ة‌‍ٍ‌ شَهِيد‌اً‌ عَلَيْهِمْ مِ‍‌‍نْ ‌أَ‌ن‍‍فُسِهِمْ ۖ ‌وَجِئْنَا‌ بِكَ شَهِيد‌اً‌ عَلَى‌ ه‍‍َ‍ا‌ؤُلاَ‌ء‌ ۚ ‌وَنَزَّلْنَا‌ عَلَ‍‍يْ‍‍كَ ‌الْكِت‍‍َ‍ابَ تِ‍‍بْ‍‍يَانا‌ ً‌ لِكُلِّ شَ‍‍يْء‌ٍ‌ ‌وَهُ‍‍د‌ى‌ ً‌ ‌وَ‌‍رَحْمَة ً‌ ‌وَبُشْ‍رَ‌ى‌ لِلْمُسْلِمِينَ
'Inna Allāha Ya'muru Bil-`Adli Wa Al-'Iĥsāni Wa 'Ītā'i Dhī Al-Qurbá Wa Yanhá `Ani Al-Faĥshā'i Wa Al-Munkari Wa Al-Baghyi ۚ Ya`ižukum La`allakum Tadhakkarūna 016-090 Waarlijk, God beveelt rechtvaardigheid en weldadigheid, en het geven aan verwanten wat noodig is; en hij verbiedt zonde, onrechtvaardigheid en verdrukking: hij waarschuwt u, opdat gij zoudt overwegen. إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ يَأْمُرُ‌ بِ‍الْعَ‍‍دْلِ ‌وَ‌الإِحْس‍‍َ‍انِ ‌وَ‌إِيت‍‍َ‍ا‌ءِ‌ ‌ذِي ‌الْ‍‍قُ‍‍رْبَى‌ ‌وَيَ‍‌‍نْ‍‍هَى‌ عَنِ ‌الْفَحْش‍‍َ‍ا‌ءِ‌ ‌وَ‌الْمُ‍‌‍ن‍‍كَ‍‍ر‍ِ‍‌ ‌وَ‌الْبَ‍‍غْ‍‍يِ ۚ يَعِ‍‍ظُ‍‍كُمْ لَعَلَّكُمْ تَذَكَّرُ‌ونَ
Wa 'Awfū Bi`ahdi Allāhi 'Idhā `Āhadtum Wa Lā Tanquđū Al-'Aymāna Ba`da Tawkīdihā Wa Qad Ja`altumu Allāha `Alaykum Kafīlāan ۚ 'Inna Allāha Ya`lamu Mā Taf`alūna 016-091 Vervul uw verbond met God, als gij een verbond met hem aangaat, en schend uwe eeden niet, nadat gij die plechtig hebt afgelegd. Gij hebt God tot getuige over u gesteld, en waarlijk God weet wat gij doet. وَ‌أَ‌وْفُو‌ا‌ بِعَهْدِ‌ ‌اللَّ‍‍هِ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ عَاهَ‍‍دْتُمْ ‌وَلاَ‌ تَ‍‌‍ن‍‍قُ‍‍ضُ‍‍و‌ا‌الأَيْم‍‍َ‍انَ بَعْدَ‌ تَوْكِيدِهَا‌ ‌وَ‍قَ‍‍دْ‌ جَعَلْتُمُ ‌اللَّ‍‍هَ عَلَيْكُمْ كَفِيلا‌‌ ًۚ ‌إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ يَعْلَمُ مَا‌ تَفْعَلُونَ
Wa Lā Takūnū Kāllatī Naqađat Ghazlahā Min Ba`di Qūwatin 'Anthāan Tattakhidhūna 'Aymānakum Dakhalāan Baynakum 'An Takūna 'Ummatun Hiya 'Arbá Min 'Ummatin ۚ 'Innamā Yablūkumu Allāhu Bihi ۚ Wa Layubayyinanna Lakum Yawma Al-Qiyāmati Mā Kuntum Fīhi Takhtalifūna 016-092 Gelijk niet op de vrouw, die vernietigde wat zij gesponnen had; die den draad losdraaide, nadat zij hem stevig had gesponnen; door elkander bedriegelijke eeden te doen, omdat het eene deel sterker is dan het andere. Waarlijk, God beproeft u slechts hierin, en hij zal u dat duidelijk maken op den dag der opstanding, waaromtrent gij thans verschilt. وَلاَ‌ تَكُونُو‌ا‌ كَالَّتِي نَ‍‍قَ‍‍ضَ‍‍تْ غَ‍‍زْلَهَا‌ مِ‍‌‍نْ بَعْدِ‌ قُ‍‍وَّةٍ ‌أَ‌ن‍‍كَاثا‌‌ ً‌ تَتَّ‍‍خِ‍‍ذ‍ُ‍‌ونَ ‌أَيْمَانَكُمْ ‌دَ‍خَ‍‍لا‌ ً‌ بَيْنَكُمْ ‌أَ‌نْ تَك‍‍ُ‍ونَ ‌أُمَّ‍‍ةٌ هِيَ ‌أَ‌رْبَى‌ مِ‍‌‍نْ ‌أُمَّ‍‍ة‌‍ٍۚ ‌إِنَّ‍‍مَا‌ يَ‍‍بْ‍‍لُوكُمُ ‌اللَّ‍‍هُ بِ‍‍هِ ۚ ‌وَلَيُبَيِّنَ‍‍نَّ لَكُمْ يَ‍‍وْمَ ‌الْ‍‍قِ‍‍يَامَةِ مَا‌ كُ‍‌‍نْ‍‍تُمْ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ تَ‍‍خْ‍‍تَلِفُونَ
Wa Law Shā'a Allāhu Laja`alakum 'Ummatan Wāĥidatan Wa Lakin Yuđillu Man Yashā'u Wa Yahdī Man Yashā'u ۚ Wa Latus'alunna `Ammā Kuntum Ta`malūna 016-093 Indien het Gode had behaagd, zou hij u zekerlijk tot één volk hebben gemaakt; maar hij brengt in dwaling naar zijn welbehagen, en hij zal leiden wie hem behaagt. Eens zal men u rekenschap van uwe daden vragen. وَلَوْ‌ ش‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ‌اللَّ‍‍هُ لَجَعَلَكُمْ ‌أُمَّ‍‍ة ً‌ ‌وَ‌احِدَة ً‌ ‌وَلَكِ‍‌‍نْ يُ‍‍ضِ‍‍لُّ مَ‍‌‍نْ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ‌وَيَهْدِي مَ‍‌‍نْ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ۚ ‌وَلَتُسْأَلُ‍‍نَّ عَ‍‍مَّ‍‍ا‌ كُ‍‌‍ن‍‍تُمْ تَعْمَلُونَ
Wa Lā Tattakhidhū 'Aymānakum Dakhalāan Baynakum Fatazilla Qadamun Ba`da Thubūtihā Wa Tadhūqū As-Sū'a Bimā Şadadtum `An Sabīli Allāhi ۖ Wa Lakum `Adhābun `Ažīmun 016-094 Bedien u niet van uwe eeden als van een middel om te bedriegen, opdat uw voet, die thans vaststaat, niet uitglijde en opdat gij de straf niet moogt ondervinden, omdat gij u van den weg tot God hebt afgewend, en gij eene gestrenge straf in het volgende leven zoudt lijden. وَلاَ‌ تَتَّ‍‍خِ‍‍ذُ‌و‌ا‌ ‌أَيْمَانَكُمْ ‌دَ‍خَ‍‍لا‌ ً‌ بَيْنَكُمْ فَتَزِلَّ قَ‍‍دَم‌‍ٌ‌ بَعْدَ‌ ثُبُوتِهَا‌ ‌وَتَذُ‌وقُ‍‍و‌ا‌ال‍‍سّ‍‍ُ‍و‌ءَ‌ بِمَا‌ صَ‍‍دَ‌دْتُمْ عَ‍‌‍نْ سَب‍‍ِ‍ي‍‍لِ ‌اللَّ‍‍هِ ۖ ‌وَلَكُمْ عَذ‍َ‍‌ابٌ عَ‍‍ظِ‍‍يمٌ
Wa Lā Tashtarū Bi`ahdi Allāhi Thamanāan Qalīlāan ۚ 'Innamā `Inda Allāhi Huwa Khayrun Lakum 'In Kuntum Ta`lamūna 016-095 Verkoop ook het verbond met God niet tot een geringen prijs; want God heeft u eene betere belooning bereid, indien gij wilt begrijpen. وَلاَ‌ تَشْتَرُ‌و‌ا‌ بِعَهْدِ‌ ‌اللَّ‍‍هِ ثَمَنا‌‌ ًقَ‍‍لِيلا‌‌ ًۚ ‌إِنَّ‍‍مَا‌ عِ‍‌‍نْ‍‍دَ‌ ‌اللَّ‍‍هِ هُوَ‌ خَ‍‍يْ‍‍ر‌ٌ‌ لَكُمْ ‌إِ‌نْ كُ‍‌‍ن‍‍تُمْ تَعْلَمُونَ
Mā `Indakum Yanfadu ۖ Wa Mā `Inda Allāhi Bāqin ۗ Wa Lanajziyanna Al-Ladhīna Şabarū 'Ajrahum Bi'aĥsani Mā Kānū Ya`malūna 016-096 Datgene wat gij bezit, gaat voorbij, maar hetgeen bij God is, blijft; en wij zullen hen die volharden, zekerlijk overeenkomstig de verdienste hunner daden beloonen. مَا‌ عِ‍‌‍نْ‍‍دَكُمْ يَ‍‌‍ن‍‍فَدُ‌ ۖ ‌وَمَا‌ عِ‍‌‍نْ‍‍دَ‌ ‌اللَّ‍‍هِ ب‍‍َ‍اقٍۗ ‌وَلَنَ‍‍جْ‍‍زِيَ‍‍نَّ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ صَ‍‍بَرُ‌و‌ا‌ ‌أَجْ‍‍‍رَهُمْ بِأَحْسَنِ مَا‌ كَانُو‌ا‌ يَعْمَلُونَ
Man `Amila Şāliĥāan Min Dhakarin 'Aw 'Unthá Wa Huwa Mu'uminun Falanuĥyiyannahu Ĥayāatan Ţayyibatan ۖ Wa Lanajziyannahum 'Ajrahum Bi'aĥsani Mā Kānū Ya`malūna 016-097 Hij die rechtvaardigheid oefent, hetzij hij een man of eene vrouw mocht wezen en een waar geloovige is, wij zullen hem zekerlijk tot een gelukkig leven opwekken, en wij zullen hem de schoonste belooning geven, welke zijne daden hebben verdiend. مَ‍‌‍نْ عَمِلَ صَ‍‍الِحا‌ ً‌ مِ‍‌‍نْ ‌ذَكَرٍ‌ ‌أَ‌وْ‌ ‌أُ‌ن‍‍ثَى‌ ‌وَهُوَ‌ مُؤْمِن‌‍ٌ‌ فَلَنُحْيِيَ‍‍نَّ‍‍هُ حَي‍‍َ‍اة‌ ًطَ‍‍يِّبَة ًۖ ‌وَلَنَ‍‍جْ‍‍زِيَ‍‍نَّ‍‍هُمْ ‌أَجْ‍‍‍رَهُمْ بِأَحْسَنِ مَا‌ كَانُو‌ا‌ يَعْمَلُونَ
Fa'idhā Qara'ta Al-Qur'āna Fāsta`idh Billāhi Mina Ash-Shayţāni Ar-Rajīmi 016-098 Indien gij den Koran leest, zoek dan toevlucht bij God, opdat hij u moge behoeden tegen Satan, die met steenen werd verdreven. فَإِ‌ذَ‌ا‌ قَ‍رَ‌أْتَ ‌الْ‍‍قُ‍‍رْ‌آنَ فَاسْتَعِذْ‌ بِ‍اللَّ‍‍هِ مِنَ ‌ال‍‍شَّيْ‍‍طَ‍‍انِ ‌ال‍رَّجِيمِ
'Innahu Laysa Lahu Sulţānun `Alá Al-Ladhīna 'Āmanū Wa `Alá Rabbihim Yatawakkalūna 016-099 Doch hij heeft geene macht over hen die gelooven en die vertrouwen in hunnen Heer stellen. إِنَّ‍‍هُ لَ‍‍يْ‍‍سَ لَ‍‍هُ سُلْ‍‍طَ‍‍انٌ عَلَى‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُو‌ا‌ ‌وَعَلَى‌ ‌‍رَبِّهِمْ يَتَوَكَّلُونَ
'Innamā Sulţānuhu `Alá Al-Ladhīna Yatawallawnahu Wa Al-Ladhīna Hum Bihi Mushrikūna 016-100 Maar zijne macht strekt zich alleen uit over hen, die hem tot hunnen schuts kiezen, en die God makkers geven. إِنَّ‍‍مَا‌ سُلْ‍‍طَ‍‍انُ‍‍هُ عَلَى‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يَتَوَلَّوْنَ‍‍هُ ‌وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ هُمْ بِ‍‍هِ مُشْ‍‍رِكُونَ
Wa 'Idhā Baddalnā 'Āyatan Makāna 'Āyatin Wa ۙ Allāhu 'A`lamu Bimā Yunazzilu Qālū 'Innamā 'Anta Muftarin ۚ Bal 'Aktharuhum Lā Ya`lamūna 016-101 Indien wij in dezen Koran een vers door een ander vervangen (en God weet het beste wat hij openbaart), dan zeggen de ongeloovigen: Gij alleen hebt deze verzen uitgedacht; maar de meesten hunner weten de waarheid van de leugen niet te onderscheiden. وَ‌إِ‌ذَ‌ا‌ بَدَّلْنَ‍‍ا‌ ‌آيَة ً‌ مَك‍‍َ‍انَ ‌آيَةٍۙ ‌وَ‌اللَّهُ ‌أَعْلَمُ بِمَا‌ يُنَزِّلُ قَ‍‍الُ‍‍و‌ا‌ ‌إِنَّ‍‍مَ‍‍ا‌ ‌أَ‌نْ‍‍تَ مُفْتَر‌ٍۚ بَلْ ‌أَكْثَرُهُمْ لاَ‌ يَعْلَمُونَ
Qul Nazzalahu Rūĥu Al-Qudusi Min Rabbika Bil-Ĥaqqi Liyuthabbita Al-Ladhīna 'Āmanū Wa Hudan Wa Bushrá Lilmuslimīna 016-102 Zeg: De heilige geest heeft u deze van uwen Heer met waarheid nedergebracht, opdat hij degenen zou mogen bevestigen die gelooven, en tot eene richting diene en goede tijdingen aan de Moslems brenge. قُ‍‍لْ نَزَّلَ‍‍هُ ‌ر‍ُ‍‌وحُ ‌الْ‍‍قُ‍‍دُسِ مِ‍‌‍نْ ‌‍رَبِّكَ بِ‍الْحَ‍‍قِّ لِيُثَبِّتَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُو‌ا‌ ‌وَهُ‍‍د‌ى‌ ً‌ ‌وَبُشْ‍رَ‌ى‌ لِلْمُسْلِمِينَ
Wa Laqad Na`lamu 'Annahum Yaqūlūna 'Innamā Yu`allimuhu Basharun ۗ Lisānu Al-Ladhī Yulĥidūna 'Ilayhi 'A`jamīyun Wa Hadhā Lisānun `Arabīyun Mubīnun 016-103 Wij weten ook dat zij zeggen: Waarlijk, een zeker man leert hem den Koran samenstellen. De taal van den persoon dien zij willen aanduiden is eene vreemde taal: maar diegene waarin de Koran is geschreven, is de duidelijke Arabische taal. وَلَ‍قَ‍‍دْ‌ نَعْلَمُ ‌أَنَّ‍‍هُمْ يَ‍‍قُ‍‍ول‍‍ُ‍ونَ ‌إِنَّ‍‍مَا‌ يُعَلِّمُ‍‍هُ بَشَر‌ٌۗ لِس‍‍َ‍انُ ‌الَّذِي يُلْحِد‍ُ‍‌ونَ ‌إِلَ‍‍يْ‍‍هِ ‌أَعْجَمِيٌّ‌ ‌وَهَذَ‌ا‌ لِس‍‍َ‍انٌ عَ‍رَبِيٌّ‌ مُبِينٌ
'Inna Al-Ladhīna Lā Yu'uminūna Bi'āyāti Allāhi Lā Yahdīhimu Allāhu Wa Lahum `Adhābun 'Alīmun 016-104 Wat hen betreft die niet in Gode teekenen gelooven, God zal hen niet leiden, en zij zullen eene pijnlijke marteling ondergaan. إِنَّ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ لاَ‌ يُؤْمِن‍‍ُ‍ونَ بِآي‍‍َ‍اتِ ‌اللَّ‍‍هِ لاَ‌ يَهْدِيهِمُ ‌اللَّ‍‍هُ ‌وَلَهُمْ عَذ‍َ‍‌ابٌ ‌أَلِيمٌ
'Innamā Yaftarī Al-Kadhiba Al-Ladhīna Lā Yu'uminūna Bi'āyāti Allāhi ۖ Wa 'Ūlā'ika Humu Al-Kādhibūna 016-105 Waarlijk, zij die niet in Gods teekenen gelooven, denken eene leugen uit, en zij zijn de leugenaars. إِنَّ‍‍مَا‌ يَفْتَ‍‍رِي ‌الْكَذِبَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ لاَ‌ يُؤْمِن‍‍ُ‍ونَ بِآي‍‍َ‍اتِ ‌اللَّ‍‍هِ ۖ ‌وَ‌أ‍ُ‍‌وْل‍‍َ‍ائِكَ هُمُ ‌الْكَا‌ذِبُونَ
Man Kafara Billāhi Min Ba`di 'Īmānihi~ 'Illā Man 'Ukriha Wa Qalbuhu Muţma'innun Bil-'Īmāni Wa Lakin Man Sharaĥa Bil-Kufri Şadan Fa`alayhim Ghađabun Mina Allāhi Wa Lahum `Adhābun `Ažīmun 016-106 Hij die God loochent, nadat hij heeft geloofd, behalve hij die tegen zijn wil werd gedwongen, en wiens hart standvastig blijft in het geloof, zal streng gekastijd worden; maar op hem, die uit eigen wil ongeloovig is, zal Gods verontwaardiging nederkomen en hij zal eene gestrenge straf ondergaan. مَ‍‌‍نْ كَفَ‍رَ‌ بِ‍اللَّ‍‍هِ مِ‍‌‍نْ بَعْدِ‌ ‌إِيمَانِهِ ‌إِلاَّ‌ مَ‍‌‍نْ ‌أُكْ‍‍رِهَ ‌وَ‍قَ‍‍لْبُ‍‍هُ مُ‍‍طْ‍‍مَئِ‍‍نّ‌‍‌‍ٌ‌ بِ‍الإِيم‍‍َ‍انِ ‌وَلَكِ‍‌‍نْ مَ‍‌‍نْ شَ‍رَحَ بِ‍الْكُفْ‍‍ر‍ِ‍‌ صَ‍‍دْ‌ر‌ا‌‌ ً‌ فَعَلَيْهِمْ غَ‍‍ضَ‍‍بٌ‌ مِنَ ‌اللَّ‍‍هِ ‌وَلَهُمْ عَذ‍َ‍‌ابٌ عَ‍‍ظِ‍‍يمٌ
Dhālika Bi'annahumu Astaĥabbū Al-Ĥayāata Ad-Dunyā `Alá Al-'Ākhirati Wa 'Anna Allāha Lā Yahdī Al-Qawma Al-Kāfirīna 016-107 Dit zal hun vonnis zijn, omdat zij het tegenwoordige leven boven het volgende hebben bemind en omdat God de ongeloovigen niet leidt. ذَلِكَ بِأَنَّ‍‍هُمُ ‌اسْتَحَبُّو‌ا‌الْحَي‍‍َ‍اةَ ‌ال‍‍دُّ‌نْ‍‍يَا‌ عَلَى‌ ‌الآ‍‍خِ‍رَةِ ‌وَ‌أَنَّ ‌اللَّ‍‍هَ لاَ‌ يَهْدِي ‌الْ‍‍قَ‍‍وْمَ ‌الْكَافِ‍‍رِينَ
'Ūlā'ika Al-Ladhīna Ţaba`a Allāhu `Alá Qulūbihim Wa Sam`ihim Wa 'Abşārihim ۖ Wa 'Ūlā'ika Humu Al-Ghāfilūna 016-108 Die zijn zij wier harten, gehoor en gezicht door God zijn verzegeld. Zij zijn zorgeloos; أ‍ُ‍‌وْل‍‍َ‍ائِكَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ طَ‍‍بَعَ ‌اللَّ‍‍هُ عَلَى‌ قُ‍‍لُوبِهِمْ ‌وَسَمْعِهِمْ ‌وَ‌أَبْ‍‍‍‍صَ‍‍ا‌رِهِمْ ۖ ‌وَ‌أ‍ُ‍‌وْل‍‍َ‍ائِكَ هُمُ ‌الْ‍‍غَ‍‍افِلُونَ
Lā Jarama 'Annahum Al-'Ākhirati Humu Al-Khāsirūna 016-109 Maar het is ontwijfelbaar, dat zij in het volgende leven zullen gestraft worden. لاَ‌ جَ‍رَمَ ‌أَنَّ‍‍هُمْ فِي ‌الآ‍‍خِ‍رَةِ هُمُ ‌الْ‍‍خَ‍‍اسِرُ‌ونَ
Thumma 'Inna Rabbaka Lilladhīna Hājarū Min Ba`di Mā Futinū Thumma Jāhadū Wa Şabarū 'Inna Rabbaka Min Ba`dihā Laghafūrun Raĥīmun 016-110 Uw Heer zal echter gunstig zijn voor degenen die hunne woning zijn ontvlucht, nadat zij waren vervolgd, en die door geweld genoodzaakt worden het geloof te verloochenen, en die tot verdediging van den waren godsdienst hebben gestreden, en met geduld zijn blijven volharden; waarlijk, voor hen zal uw Heer genadig en barmhartig zijn, nadat zij hunne oprechtheid zullen hebben betoond. ثُ‍‍مَّ ‌إِنَّ ‌‍رَبَّكَ لِلَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ هَاجَرُ‌و‌ا‌ مِ‍‌‍نْ بَعْدِ‌ مَا‌ فُتِنُو‌ا‌ ثُ‍‍مَّ جَاهَدُ‌و‌ا‌ ‌وَ‍صَ‍‍بَرُ‌و‌ا‌ ‌إِنَّ ‌‍رَبَّكَ مِ‍‌‍نْ بَعْدِهَا‌ لَ‍‍غَ‍‍ف‍‍ُ‍و‌ر‌ٌ‌ ‌‍رَحِيمٌ
Yawma Ta'tī Kullu Nafsin Tujādilu `An Nafsihā Wa Tuwaffá Kullu Nafsin Mā `Amilat Wa Hum Lā Yužlamūna 016-111 Op een zekeren dag zal iedere ziel voor zich zelve pleiten, en iedere ziel zal beloond worden naar hetgeen zij zal hebben bedreven, en zij zal niet onrechtvaardig worden behandeld. يَ‍‍وْمَ تَأْتِي كُلُّ نَفْس‌‍ٍ‌ تُجَا‌دِلُ عَ‍‌‍نْ نَفْسِهَا‌ ‌وَتُوَفَّى‌ كُلُّ نَفْسٍ‌ مَا‌ عَمِلَتْ ‌وَهُمْ لاَ‌ يُ‍‍ظْ‍‍لَمُونَ
Wa Đaraba Allāhu Mathalāan Qaryatan Kānat 'Āminatan Muţma'innatan Ya'tīhā Rizquhā Raghadāan Min Kulli Makānin Fakafarat Bi'an`umi Allāhi Fa'adhāqahā Al-Lahu Libāsa Al-Jū`i Wa Al-Khawfi Bimā Kānū Yaşna`ūna 016-112 God stelt u als vergelijking eene stad voor, die veilig en rustig was, en tot welke de levensmiddelen van alle zijden in overvloed kwamen; maar zij verloochende, ondankbaar, Gods gunst, waardoor God haar buitengewone hongersnood en vrees deden gevoelen, om hetgeen zij had gedaan. وَ‍ضَ‍رَبَ ‌اللَّ‍‍هُ مَثَلا‌‌ ًقَ‍‍رْيَة‌ ً‌ كَانَتْ ‌آمِنَة ً‌ مُ‍‍طْ‍‍مَئِ‍‍نَّ‍‍ة ً‌ يَأْتِيهَا‌ ‌رِ‌زْ‍قُ‍‍هَا‌ ‌‍رَغَ‍‍د‌ا‌ ً‌ مِ‍‌‍نْ كُلِّ مَك‍‍َ‍ان‌‍ٍ‌ فَكَفَ‍رَتْ بِأَ‌نْ‍‍عُمِ ‌اللَّ‍‍هِ فَأَ‌ذَ‌اقَ‍‍هَا‌ ‌اللَّهُ لِب‍‍َ‍اسَ ‌الْج‍‍ُ‍وعِ ‌وَ‌الْ‍‍خَ‍‍وْفِ بِمَا‌ كَانُو‌ا‌ يَ‍‍صْ‍‍نَعُونَ
Wa Laqad Jā'ahum Rasūlun Minhum Fakadhdhabūhu Fa'akhadhahumu Al-`Adhābu Wa Hum Žālimūna 016-113 En thans is uit hun midden een gezant gekomen tot de bewoners van Mekka, en zij beschuldigen hem van bedrog; daarom zal hun eene straf worden opgelegd, naardien zij onrechtvaardig handelen. وَلَ‍قَ‍‍دْ‌ ج‍‍َ‍ا‌ءَهُمْ ‌‍رَس‍‍ُ‍ولٌ‌ مِ‍‌‍نْ‍‍هُمْ فَكَذَّب‍‍ُ‍وهُ فَأَ‍خَ‍‍ذَهُمُ ‌الْعَذ‍َ‍‌ابُ ‌وَهُمْ ظَ‍‍الِمُونَ
Fakulū Mimmā Razaqakumu Allāhu Ĥalālāan Ţayyibāan Wa Ashkurū Ni`mata Allāhi 'In Kuntum 'Īyāhu Ta`budūna 016-114 Eet van hetgeen God u tot voedsel heeft gegeven, hetgeen nuttig en goed is, en wees dankbaar voor Gods goedheden, indien gij hem aanbidt. فَكُلُو‌ا‌ مِ‍‍مَّ‍‍ا‌ ‌‍رَ‌زَ‍قَ‍‍كُمُ ‌اللَّ‍‍هُ حَلالا‌‌ ًطَ‍‍يِّبا‌ ً‌ ‌وَ‌اشْكُرُ‌و‌ا‌ نِعْمَةَ ‌اللَّ‍‍هِ ‌إِ‌نْ كُ‍‌‍نْ‍‍تُمْ ‌إِيّ‍‍َ‍اهُ تَعْبُدُ‌ونَ
'Innamā Ĥarrama `Alaykumu Al-Maytata Wa Ad-Dama Wa Laĥma Al-Khinzīri Wa Mā 'Uhilla Lighayri Allāhi Bihi ۖ Famani Ađţurra Ghayraghin Wa Lā `Ādin Fa'inna Allāha Ghafūrun Raĥīmun 016-115 Hij heeft u alleen het gebruik verboden van hetgeen dood is, en bloed en varkensvleesch, en hetgeen in den naam van een ander dan God is gedood. Maar omtrent hem, die door den nood gedwongen werd, van deze dingen te eten en die niet willens of opzettelijk zondigde, zal God zekerlijk genadig en barmhartig zijn. إِنَّ‍‍مَا‌ حَ‍رَّمَ عَلَيْكُمُ ‌الْمَيْتَةَ ‌وَ‌ال‍‍دَّمَ ‌وَلَحْمَ ‌الْ‍‍خِ‍‍‌‍نْ‍‍ز‍ِ‍ي‍‍ر‍ِ‍‌ ‌وَمَ‍‍ا‌ ‌أُهِلَّ لِ‍‍غَ‍‍يْ‍‍ر‍ِ‍‌ ‌اللَّ‍‍هِ بِ‍‍هِ ۖ فَمَنِ ‌اضْ‍‍طُ‍رَّغَ‍‍يْ‍رَ‌ ب‍‍َ‍اغٍ‌ ‌وَلاَ‌ ع‍‍َ‍ا‌د‌‌ٍ‌ فَإِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ غَ‍‍ف‍‍ُ‍و‌ر‌ٌ‌ ‌‍رَحِيمٌ
Wa Lā Taqūlū Limā Taşifu 'Alsinatukumu Al-Kadhiba Hādhā Ĥalālun Wa Hadhā Ĥarāmun Litaftarū `Alá Allāhi Al-Kadhiba ۚ 'Inna Al-Ladhīna Yaftarūna `Alá Allāhi Al-Kadhiba Lā Yufliĥūna 016-116 En zeg niet, waarmede uwe tongen eene leugen uitdrukken: Dit is wettig en dit onwettig, om eene leugen nopens God uit te denken; want zij die iets nopens God uitdenken, zullen geen voorspoed genieten. وَلاَ‌ تَ‍‍قُ‍‍ولُو‌ا‌ لِمَا‌ تَ‍‍صِ‍‍فُ ‌أَلْسِنَتُكُمُ ‌الْكَذِبَ هَذَ‌ا‌ حَلاَلٌ‌ ‌وَهَذَ‌ا‌ حَ‍رَ‍‌ام ٌ‌ لِتَفْتَرُ‌و‌ا‌ عَلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ ‌الْكَذِبَ ۚ ‌إِنَّ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يَفْتَر‍ُ‍‌ونَ عَلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ ‌الْكَذِبَ لاَ‌ يُفْلِحُونَ
Matā`un Qalīlun Wa Lahum `Adhābun 'Alīmun 016-117 Zij zullen slechts weinig genoegen in deze wereld smaken en in de volgende zullen zij eene pijnlijke marteling ondergaan. مَت‍‍َ‍اع‌‍ٌقَ‍‍ل‍‍ِ‍ي‍‍لٌ‌ ‌وَلَهُمْ عَذ‍َ‍‌ابٌ ‌أَلِيمٌ
Wa `Alá Al-Ladhīna Hādū Ĥarramnā Mā Qaşaşnā `Alayka Min Qablu ۖ Wa Mā Žalamnāhum Wa Lakin Kānū 'Anfusahum Yažlimūna 016-118 Den Joden verboden wij wat wij u reeds vroeger verhaalden, en wij behandelden hen daarin niet onrechtvaardig; maar zij handelen zelven onrechtvaardig omtrent hunne eigene zielen. وَعَلَى‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ هَا‌دُ‌و‌ا‌ حَ‍رَّمْنَا‌ مَا‌ قَ‍‍صَ‍‍صْ‍‍نَا‌ عَلَ‍‍يْ‍‍كَ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لُ ۖ ‌وَمَا‌ ظَ‍‍لَمْنَاهُمْ ‌وَلَكِ‍‌‍نْ كَانُ‍‍و‌ا‌ ‌أَ‌ن‍‍فُسَهُمْ يَ‍‍ظْ‍‍لِمُونَ
Thumma 'Inna Rabbaka Lilladhīna `Amilū As-Sū'a Bijahālatin Thumma Tābū Min Ba`di Dhālika Wa 'Aşlaĥū 'Inna Rabbaka Min Ba`dihā Laghafūrun Raĥīmun 016-119 Uw Heer zal genadig zijn omtrent dengenen die kwaad bedrijven door onwetendheid, en later berouw gevoelen en boete doen; waarlijk, voor hen zal uw Heer, na hun berouw, genadig en barmhartig zijn. ثُ‍‍مَّ ‌إِنَّ ‌‍رَبَّكَ لِلَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ عَمِلُو‌ا‌ال‍‍سّ‍‍ُ‍و‌ءَ‌ بِجَهَالَة‌‍ٍ‌ ثُ‍‍مَّ تَابُو‌ا‌ مِ‍‌‍نْ بَعْدِ‌ ‌ذَلِكَ ‌وَ‌أَ‍صْ‍‍لَحُ‍‍و‌ا‌ ‌إِنَّ ‌‍رَبَّكَ مِ‍‌‍نْ بَعْدِهَا‌ لَ‍‍غَ‍‍ف‍‍ُ‍و‌ر‌ٌ‌ ‌‍رَحِيمٌ
'Inna 'Ibhīma Kāna 'Ummatan Qānitāan Lillāh Ĥanīfāan Wa Lam Yaku Mina Al-Mushrikīna 016-120 Abraham was een voorbeeld van waren godsdienstijver, gehoorzaam aan God en vroom. Hij was geen afgodendienaar. إِنَّ ‌إِبْ‍‍‍رَ‌اه‍‍ِ‍ي‍‍مَ ك‍‍َ‍انَ ‌أُمَّ‍‍ة‌ ًقَ‍‍انِتا‌ ًلِلَّهِ حَنِيفا‌ ً‌ ‌وَلَمْ يَكُ مِنَ ‌الْمُشْ‍‍رِكِينَ
Shākirāan Li'n`umihi ۚ Ajtabāhu Wa Hadāhu 'Ilá Şirāţin Mustaqīm 016-121 Hij was dankbaar voor zijne weldaden. Daarom koos God hem en leidde hem op den rechten weg. شَاكِ‍‍ر‌ا‌ ً‌ لِأ‌نْ‍‍عُمِهِ ۚ ‌اجْ‍‍تَب‍‍َ‍اهُ ‌وَهَد‍َ‍‌اهُ ‌إِلَى‌ صِ‍رَ‍‌اطٍ‌ مُسْتَ‍‍ق‍‍ِ‍‍يم
Wa 'Ātaynāhu Fī Ad-Dunyā Ĥasanatan ۖ Wa 'Innahu Fī Al-'Ākhirati Lamina Aş-Şāliĥīna 016-122 Wij beloonden hem in deze wereld, en in de volgende zal hij tot de rechtvaardigen behooren. وَ‌آتَيْن‍‍َ‍اهُ فِي ‌ال‍‍دُّ‌نْ‍‍يَا‌ حَسَنَة ًۖ ‌وَ‌إِنَّ‍‍هُ فِي ‌الآ‍‍خِ‍رَةِ لَمِنَ ‌ال‍‍صَّ‍‍الِحِينَ
Thumma 'Awĥaynā 'Ilayka 'Ani Attabi` Millata 'Ibhīma Ĥanīfāan ۖ Wa Mā Kāna Mina Al-Mushrikīna 016-123 Wij hebben ook tot u, o Mahomet! door openbaring gesproken, zeggende: Volg den godsdienst van Abraham, die vroom en geen afgodendienaar was. ثُ‍‍مَّ ‌أَ‌وْحَيْنَ‍‍ا‌ ‌إِلَ‍‍يْ‍‍كَ ‌أَنِ ‌اتَّبِعْ مِلَّةَ ‌إِبْ‍‍‍رَ‌اه‍‍ِ‍ي‍‍مَ حَنِيفا‌ ًۖ ‌وَمَا‌ ك‍‍َ‍انَ مِنَ ‌الْمُشْ‍‍رِكِينَ
'Innamā Ju`ila As-Sabtu `Alá Al-Ladhīna Akhtalafū Fīhi ۚ Wa 'Inna Rabbaka Layaĥkumu Baynahum Yawma Al-Qiyāmati Fīmā Kānū Fīhi Yakhtalifūna 016-124 De Sabbat werd alleen voor hen bepaald, die daaromtrent met hunnen profeet verschillen, en uw Heer zal op den dag der opstanding zekerlijk tusschen hen richten, nopens datgene, waaromtrent zij verschillen. إِنَّ‍‍مَا‌ جُعِلَ ‌ال‍‍سَّ‍‍بْ‍‍تُ عَلَى‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌اخْ‍‍تَلَفُو‌ا‌ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ ۚ ‌وَ‌إِنَّ ‌‍رَبَّكَ لَيَحْكُمُ بَيْنَهُمْ يَ‍‍وْمَ ‌الْ‍‍قِ‍‍يَامَةِ فِيمَا‌ كَانُو‌ا‌ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ يَ‍‍خْ‍‍تَلِفُونَ
Ad`u 'Ilá Sabīli Rabbika Bil-Ĥikmati Wa Al-Maw`ižati Al-Ĥasanati ۖ Wa Jādilhum Bi-Atī Hiya 'Aĥsanu ۚ 'Inna Rabbaka Huwa 'A`lamu Biman Đalla `An Sabīlihi ۖ Wa Huwa 'A`lamu Bil-Muhtadīna 016-125 Noodig, door wijsheid en zachte vermaning, de menschen uit, den weg van uwen Heer te bewandelen. Twist gij met hen, doe het dan op de meest gepaste wijze; want uw Heer weet wel wie van zijn drempel afdwaalt en wie op den waren weg zijn geleid. ‍ا‌دْعُ ‌إِلَى‌ سَب‍‍ِ‍ي‍‍لِ ‌‍رَبِّكَ بِ‍الْحِكْمَةِ ‌وَ‌الْمَوْعِ‍‍ظَ‍‍ةِ ‌الْحَسَنَةِ ۖ ‌وَجَا‌دِلْهُمْ بِ‍الَّتِي هِيَ ‌أَحْسَنُ ۚ ‌إِنَّ ‌‍رَبَّكَ هُوَ‌ ‌أَعْلَمُ بِمَ‍‌‍نْ ضَ‍‍لَّ عَ‍‌‍نْ سَبِيلِ‍‍هِ ۖ ‌وَهُوَ‌ ‌أَعْلَمُ بِ‍الْمُهْتَدِينَ
Wa 'In `Āqabtum Fa`āqibū Bimithli Mā `Ūqibtum Bihi ۖ Wa La'in Şabartum Lahuwa Khayrun Lilşşābirīna 016-126 Indien gij u op iemand wreekt, neem dan eene wraak, geëvenredigd aan het kwaad dat u wordt aangedaan; maar indien gij het kwade geduldig ondergaat, zal dit beter voor den lijdzame zijn. وَ‌إِ‌نْ عَاقَ‍‍بْ‍‍تُمْ فَعَاقِ‍‍بُو‌ا‌ بِمِثْلِ مَا‌ عُوقِ‍‍بْ‍‍تُمْ بِ‍‍هِ ۖ ‌وَلَئِ‍‌‍نْ صَ‍‍بَرْتُمْ لَهُوَ‌ خَ‍‍يْ‍‍ر‌ٌ‌ لِل‍‍صَّ‍‍ابِ‍‍رِينَ
Wa Aşbir Wa Mā Şabruka 'Illā Billāhi ۚ Wa Lā Taĥzan `Alayhim Wa Lā Taku Fī Đayqin Mimmā Yamkurūna 016-127 Wees dus geduldig; maar gij zult dit niet kunnen doen dan met Gods hulp. Bedroef u niet op het verhaal der ongeloovigen, en verkeer ook niet in angst om hetgeen zij uitdenken; وَ‌اصْ‍‍بِ‍‍رْ‌ ‌وَمَا‌ صَ‍‍بْ‍‍رُكَ ‌إِلاَّ‌ بِ‍اللَّ‍‍هِ ۚ ‌وَلاَ‌ تَحْزَ‌نْ عَلَيْهِمْ ‌وَلاَ‌ تَكُ فِي ضَ‍‍يْ‍‍قٍ‌ مِ‍‍مَّ‍‍ا‌ يَمْكُرُ‌ونَ
'Inna Allāha Ma`a Al-Ladhīna Attaqaw Wa Al-Ladhīna Hum Muĥsinūna 016-128 Want God is met hen die hem vreezen en oprecht zijn. إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ مَعَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌اتَّ‍‍قَ‍‍وْ‌ا‌ ‌وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ هُمْ مُحْسِنُونَ
Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ
Next Sūrah