Al-Ladhī Khalaqa Al-Mawta Wa Al-Ĥayāata Liyabluwakum 'Ayyukum 'Aĥsanu `Amalāan ۚ Wa Huwa Al-`Azīzu Al-Ghafūru
067-002 Die den dood en het leven heeft geschapen, opdat hij u zou mogen bewijzen, wie uwer het rechtvaardigste in zijn daden is; en hij is machtig en vergevensgezind.
Al-Ladhī Khalaqa Sab`a SamāwātinŢibāqāan ۖ Mā Tará Fī Khalqi Ar-Raĥmāni Min Tafāwutin ۖ Fārji`i Al-Başara Hal Tará Min Fuţūrin
067-003 Hij, die zeven hemelen boven elkander heeft geschapen. Gij kunt in geen schepsel van den Barmhartigste eenige onvolmaaktheid of eenig gebrek vinden. Heft uwe oogen ten hemel op, en ziet of gij er eene enkele scheur ontdekt?
Wa Laqad Zayyannā As-Samā'a Ad-Dunyā Bimaşābīĥa Wa Ja`alnāhā Rujūmāan Lilshshayāţīni ۖ Wa 'A`tadnā Lahum `Adhāba As-Sa`īri
067-005 Wij hebben den ondersten hemel met lampen versierd, en wij hebben die bestemd om de duivels terug te houden, voor welke wij de marteling van het brandende vuur hebben gereed gemaakt.
'Idhā 'Ulqū Fīhā Sami`ū Lahā Shahīqāan Wa Hiya Tafūru
067-007 Als zij daarin zullen geworpen worden, zullen zij het hooren balken als een ezel, en het zal vreeselijk branden. (En indien zij vernietigd konden worden, zou zijne woede hen vernietigen).
Qālū Balá Qad Jā'anā Nadhīrun Fakadhdhabnā Wa Qulnā Mā Nazzala Allāhu MinShay'in 'In 'Antum 'Illā Fī Đalālin Kabīrin
067-009 Zij zullen antwoorden: Ja, er kwam een gezant tot ons; maar wij beschuldigden hem van bedrog en zeiden: God heeft niets geopenbaard. Gij verkeert slechts in eene groote dwaling.
Huwa Al-Ladhī Ja`ala Lakumu Al-'Arđa Dhalūlāan Fāmshū Fī Manākibihā Wa Kulū MinRizqihi ۖ Wa 'Ilayhi An-Nushūru
067-015 Hij is het, die de aarde voor u geëffend heeft; wandelt dus door hare dreven, en eet van haar voorraad. Gij zult opgewekt worden om tot hem terug te keeren.
067-017 Of zijt gij zeker, dat hij die in den hemel woont, geen hevigen dwarrelwind tegen u zal zenden, die het zand voortdrijft om u te bedekken? Dan eerst zult gij weten, hoe belangrijk mijne waarschuwing was.
067-019 Zien zij de vogels boven hunne hoofden niet, die hunne vleugels uitspreiden en ineenvouwen? Niemand ondersteunt hen, behalve de Barmhartige; want hij beschouwt alle dingen.
Qul Huwa Al-Ladhī 'Ansha'akum Wa Ja`ala Lakumu As-Sam`a Wa Al-'Abşāra Wa Al-'Af'idata ۖ Qalīlāan Mā Tashkurūna
067-023 Zeg: hij is het, die u het aanzijn heeft geschonken, en u het gehoor, het gezicht en het verstand (een hart) heeft gegeven; en echter hoe weinig dankbaar zijt gij!
067-027 Maar als zij de straf van nabij zullen zien, zullen hunne aangezichten zich verduisteren, en men zal tot hen zeggen: Dat is wat gij gevraagd hebt.
Qul 'Ara'aytum 'In 'Ahlakaniya Allāhu Wa Man Ma`iya 'Aw Raĥimanā Faman Yujīru Al-Kāfirīna Min `Adhābin 'Alīmin
067-028 Zeg: Wat denkt gij? Hetzij God mij en hen die mij volgen, doet sterven, of dat hij mededoogen met ons hebbe, wie zal de ongeloovigen tegen de vreeselijke straf verdedigen?
Qul Huwa Ar-Raĥmānu 'Āmannā Bihi Wa `Alayhi Tawakkalnā ۖ Fasata`lamūna Man Huwa Fī Đalālin Mubīnin
067-029 Zeg: Hij is de Barmhartige; in hem gelooven wij, en in hem stellen wij ons vertrouwen. Hier namaals zult gij weten, wie in eene duidelijke dwaling verkeert.