Huwa Al-Ladhī Ba`atha Fī Al-'Ummīyīna Rasūlāan Minhum Yatlū `Alayhim 'Āyātihi Wa Yuzakkīhim Wa Yu`allimuhumu Al-Kitāba Wa Al-Ĥikmata Wa 'In Kānū MinQablu Lafī Đalālin Mubīnin
062-002 Hij is het die, te midden der ongeletterde Arabieren, een profeet heeft doen opstaan, welke tot hen behoort, ten einde zijne teekens onder hen te verkondigen en hen te zuiveren, en hun de schriften en wijsheid te leeren, terwijl zij vroeger waarlijk in eene duidelijke dwaling verkeerden.
Wa 'Ākharīna Minhum Lammā Yalĥaqū Bihim ۚ Wa Huwa Al-`Azīzu Al-Ĥakīmu
062-003 En anderen onder hen hebben de eersten in het geloof nog niet geëvenaard; maar zij zullen ook in Gods goeden tijd worden bekeerd; want hij is machtig en wijs.
062-005 De gelijkenis van hen, die belast waren, de wet in acht te nemen, en deze niet in acht namen, is als de gelijkenis van een ezel met boeken beladen. Hoe laag is de gelijkenis van het volk, dat de teekenen van God van valschheid beschuldigde. God leidt de onrechtvaardigen niet.
062-006 Zeg: O gij! die den Joodschen godsdienst volgt, indien gij zegt dat gij Gods vrienden boven de andere menschen zijt, begeert dan den dood, indien gij de waarheid spreekt.
062-008 Zeg: De dood dien gij ontvlucht, zal u zekerlijk eens overvallen; dan zult gij voor Hem gebracht worden, die zoowel datgene kent wat verborgen, als wat ontdekt is, en hij zal u verklaren, wat gij gedaan hebt.
062-009 O ware geloovigen! als gij, op den dag der vergadering, tot het gebed wordt opgeroepen, spoedt u dan God te herdenken, en verlaat den koophandel. Dit zal beter voor u zijn, indien gij het wist.
Fa'idhā Quđiyati Aş-Şalāatu Fāntashirū Fī Al-'Arđi Wa Abtaghū Min Fađli Allāhi Wa Adhkurū Allaha Kathīrāan La`allakum Tufliĥūna
062-010 En als het gebed is geëindigd, verspreidt u dan door het land als gij wilt; tracht daar Gods vrijgevigheid te winnen, en gedenk God dikwijls, opdat gij voorspoed moogt genieten.
Wa 'Idhā Ra'aw Tijāratan 'Aw Lahwan Anfađđū 'Ilayhā Wa Tarakūka Qā'imāan ۚ Qul Mā `Inda Allāhi Khayrun Mina Allāhwi Wa Mina At-Tijārati Wa ۚ Allāhu Khayru Ar-Rāziqīna
062-011 Maar als zij slechts eenigen handel of vermaak zien, spoeden zij zich daarheen en verlaten u, terwijl gij op den kansel staat. Zeg: De belooning die met God is, is beter dan eenig vermaak of eenige koopwaar. God is de beste uitdeeler van schatten.