Takādu As-Samāwātu Yatafaţţarna Min Fawqihinna Wa ۚ Al-Malā'ikatu Yusabbiĥūna Biĥamdi Rabbihim Wa Yastaghfirūna Liman Fī Al-'Arđi ۗ 'Alā 'Inna Al-Laha Huwa Al-Ghafūru Ar-Raĥīmu
[42.5] Het is nabij dat de hemelen zullen worden uiteengescheurd boven hen, maar de engelen verheerlijken hun Heer met de lof die Hem toekomt en vragen vergiffenis voor hen die op aarde zijn. Ziet toe! Allah is de Vergevensgezinde, de Genadevolle.
Wa Kadhalika 'Awĥaynā 'Ilayka Qur'ānāan `Arabīyāan Litundhira 'Umma Al-Qurá Wa Man Ĥawlahā Wa Tundhira Yawma Al-Jam`i Lā Rayba Fīhi ۚ Farīqun Fī Al-Jannati Wa Farīqun Fī As-Sa`īri
[42.7] Zo hebben Wij u de Koran in het Arabisch geopenbaard, opdat gij de Moeder der steden (Makka) en al het omringende moogt waarschuwen; dus waarschuwt (hen) voor de Dag der Verzameling waaromtrent geen twijfel is. Een deel zal in het paradijs zijn, en een ander deel in het laaiend Vuur.
Wa Law Shā'a Al-Lahu Laja`alahum 'Ummatan Wāĥidatan Wa Lakin Yudkhilu Man Yashā'u Fī Raĥmatihi Wa ۚ Až-Žālimūna Mā Lahum Min Wa Līyin Wa Lā Naşīrin
[42.8] Indien Allah wilde kon Hij hen tot een enkel volk hebben gemaakt, maar Hij laat in Zijn barmhartigheid toe wie Hij wil. Doch de onrechtvaardigen zullen geen beschermer of helper hebben.
'AmAttakhadhū Min Dūnihi 'Awliyā'a ۖ Fa-Allāhu Huwa Al-Walīyu Wa Huwa Yuĥyī Al-Mawtá Wa Huwa `Alá Kulli Shay'in Qadīrun
[42.9] Hebben zij naast Hem besehermers tot zich genomen terwijl Allah de Besehermer is? Hij maakt de doden levend en heeft macht over alle dingen,
Wa Mā Akhtalaftum Fīhi MinShay'in Faĥukmuhu 'Ilá Al-Lahi ۚ Dhalikumu Al-Lahu Rabbī `Alayhi Tawakkaltu Wa 'Ilayhi 'Unību
[42.10] En waarover gij ook moogt verschillen, de beslissing ervan rust bij Allah. Zeg: "Zo is Allah, mijn Heer. In Hem stel ik mijn vertrouwen, en tot Hem wend ik mij."
Fāţiru As-Samāwāti Wa Al-'Arđi ۚ Ja`ala Lakum Min 'Anfusikum 'Azwājāan Wa Mina Al-'An`ām 'Azwājāan ۖ Yadhra'uukum Fīhi ۚ Laysa KamithlihiShay'un ۖ Wa Huwa As-Samī`u Al-Başīru
[42.11] Hij is de Schepper der hemelen en der aarde. Hij heeft u tot paren gemaakt, evenals het vee, te uwen behoeve. Daardoor vermenigvuldigt Hij u. Er is niets aan Hem gelijk en Hij is de Alhorende, de Alziende.
Lahu Maqālīdu As-Samāwāti Wa Al-'Arđi ۖ Yabsuţu Ar-Rizqa Liman Yashā'u Wa Yaqdiru ۚ 'Innahu Bikulli Shay'in `Alīmun
[42.12] Aan Hem behoren de schatten van de hemelen en de aarde. Hij vergroot en bekrimpt de voorziening voor wie Hij wil. Hij heeft voorzeker kennis van alle dingen.
Shara`a Lakum Mina Ad-Dīni Mā Waşşá Bihi Nūĥāan Wa Al-Ladhī 'Awĥaynā 'Ilayka Wa Mā Waşşaynā Bihi 'Ibrāhīma Wa Mūsá Wa `Īsá ۖ 'An 'Aqīmū Ad-Dīna Wa Lā Tatafarraqū Fīhi ۚ Kabura `Alá Al-Mushrikīna Mā Tad`ūhum 'Ilayhi ۚ Al-Lahu Yajtabī 'Ilayhi Man Yashā'u Wa Yahdī 'Ilayhi Man Yunību
[42.13] Hij schreef u dezelfde godsdienst voor, die Hij aan Noach oplegden en die Wij bovendien aan u openbaren en die Wij Abraham, Mozes en Jezus oplegden: "Bevestigt deze godsdienst en weest er niet in verdeeld." Voor de afgodendienarenis dat moeilijk waartoe gij hen roept. Allah kiest voor Zich wie Hij wil en leidt hem die zich (in berouw) tot Hem wendt.
[42.14] En zij waren slechts verdeeld, nadat de kennis tot hen was gekomen, door zelfzuchtige afgunst onder elkander. En ware het niet dat een Woord reeds van uw Heer was uitgegaan voor een vastgestelde tijd, dan zou de zaak voorzeker tussen hen geoordeeld zijn. En waarlijk, zij die het Boek erfden, na hen, zijn er in een verontrustende twijfel over.
Falidhalika Fād`u ۖ Wa Astaqim Kamā 'Umirta ۖ Wa Lā Tattabi` 'Ahwā'ahum ۖ Wa Qul 'Āmantu Bimā 'Anzala Al-Lahu Min Kitābin ۖ Wa 'Umirtu Li'`dila Baynakumu ۖ Al-Lahu Rabbunā Wa Rabbukum ۖ Lanā 'A`mālunā Wa Lakum 'A`mālukum ۖ Lā Ĥujjata Baynanā Wa Baynakumu ۖ Al-Lahu Yajma`u Baynanā ۖ Wa 'Ilayhi Al-Maşīru
[42.15] Nodig hen daarom hiertoe uit. En wees standvastig zoals u is geboden en volg hun slechte begeerten niet, maar zeg: "Ik geloof in elk Boek dat Allah heeft neder gezonden en het is mij geboden rechtvaardig tegenover u te handelen. Allah is onze Heer en uw Heer. Aan ons onze werken en aan u uw werken. Laat er geen twist tussen u en ons bestaan. Allah zal ons tezamen brengen en tot Hem is de terugkeer.
Wa Al-Ladhīna Yuĥājjūna Fī Al-Lahi Min Ba`di Mā Astujība Lahu Ĥujjatuhum Dāĥiđatun `Inda Rabbihim Wa `AlayhimGhađabun Wa Lahum `AdhābunShadīdun
[42.16] En zij die over Allah twisten nadat zij Hem aanvaard hebben, hun twist is waardeloos in de ogen van hun Heer; er is toorn over hen en er zal een strenge straf voor hen zijn.
[42.18] De ongelovigen vragen het te verhaasten maar de gelovigen vrezen er voor en weten dat het de Waarheid is. Ziet toe! Zij die over het Uur redetwisten zijn ver afgedwaald.
[42.20] Wie de oogst van het Hiernamaals wenst, diens oogst doen Wij toenemen, doch wie naar de oogst der wereld verlangt ook hem geven Wij daarvan, maar hij zal in het Hiernamaals geen deel hebben.
'Am LahumShurakā'u Shara`ū Lahum Mina Ad-Dīni Mā Lam Ya'dhan Bihi Al-Lahu ۚ Wa Lawlā Kalimatu Al-Faşli Laquđiya Baynahum ۗ Wa 'Inna Až-Žālimīna Lahum `Adhābun 'Alīmun
[42.21] Hebben zij (afgodendienaren) dan medegoden, die hun een godsdienst hebben voorgeschreven welke Allah verboden heeft? Ware Ons gebod voor het laatste gericht niet uitgevaardigd,dan zou de zaak onder hen geoordeeld zijn geweest. Want de onrechtvaardigen zullen zeker een pijnlijke straf ontvangen.
Tará Až-Žālimīna Mushfiqīna Mimmā Kasabū Wa Huwa Wāqi`un Bihim Wa ۗ Al-Ladhīna 'Āmanū Wa `Amilū Aş-Şāliĥāti Fī Rawđāti Al-Jannāti ۖ Lahum Mā Yashā'ūna `Inda Rabbihim ۚ Dhālika Huwa Al-Fađlu Al-Kabīru
[42.22] Gij zult de onrechtvaardigen in vrees zien voor hetgeen zij hebben verdiend op de Dag des Oordeels en het zal hen zeker treffen. Maar degenen, die geloven en goede werken doen, zullen in de tuinen van het paradijs zijn. Zij zullen bij hun Heer alles vinden wat zij wensen. Dat is de grote genade.
[42.23] Dit is het waarvan Allah aan Zijn dienaren die geloven en goede werken doen, de blijde tijdingen geeft. Zeg: "Ik vraag u geen loon voor (mijn prediking), behalve liefde van verwanten." En hij die het goede verricht zullen Wij in goedheid doen toenemen. Voorzeker, Allah is Vergevensgezind, Waarderend.
[42.24] Zeggen zij: "Hij heeft een leugen over Allah verzonnen?" Als Allah het wilde kon Hij uw hart verzegelen. Maar Allah zal de leugen uitvagen en de Waarheid door Zijn woord bevestigen. Voorzeker, Hij weet wat in de harten is.
Wa Yastajību Al-Ladhīna 'Āmanū Wa `Amilū Aş-Şāliĥāti Wa Yazīduhum Min Fađlihi Wa ۚ Al-Kāfirūna Lahum `AdhābunShadīdun
[42.26] En Hij verhoort de gelovigen die goede werken doen en geeft nog meer uit Zijn overvloed maar de ongelovigen zullen een strenge straf ontvangen.
Wa Law Basaţa Al-Lahu Ar-Rizqa Li`ibādihi Labaghaw Fī Al-'Arđi Wa Lakin Yunazzilu Biqadarin Mā Yashā'u ۚ 'Innahu Bi`ibādihiKhabīrun Başīrun
[42.27] Indien Allah de voorziening voor Zijn dienaren zou hebben vergroot, zouden zij op aarde verderf hebben veroorzaakt: Hij zendt echter met mate neder zoals Hij dat wil. Hij kent en ziet Zijn dienaren inderdaad goed.
Wa Huwa Al-Ladhī Yunazzilu Al-Ghaytha Min Ba`di Mā Qanaţū Wa Yanshuru Raĥmatahu ۚ Wa Huwa Al-Walīyu Al-Ĥamīdu
[42.28] Hij is het, Die regen nederzendt en Zijn barmhartigheid uitspreidt nadat men daaraan gewanhoopt heeft. Hij is de Beschermer, de Geprezene.
Wa Min 'ĀyātihiKhalqu As-Samāwāti Wa Al-'Arđi Wa Mā Baththa Fīhimā Min Dābbatin ۚ Wa Huwa `Alá Jam`ihim 'Idhā Yashā'u Qadīrun
[42.29] En onder Zijn tekenen is de Schepping der hemelen en der aarde, en der levende wezens die Hij daarin heeft verspreid. En Hij heeft macht hen te verzamelen wanneer Hij wil.
[42.33] Als Hij wil kan Hij de wind stillen zodat zij bewegingloos staan op de oppervlakte daarvan! Daarin zijn voorzeker tekenen voor elke geduldige, dankbare (mens).
Famā 'Ūtītum MinShay'in Famatā`u Al-Ĥayāati Ad-Dunyā ۖ Wa Mā `Inda Al-LahiKhayrun Wa 'Abqá Lilladhīna 'Āmanū Wa `Alá Rabbihim Yatawakkalūna
[42.36] Wat u is gegeven is slechts een voorziening voor dit leven, en hetgeen bij Allah is, is beter en van langere duur voor de gelovigen die in hun Heer vertrouwen stellen.
Wa Al-Ladhīna Astajābū Lirabbihim Wa 'Aqāmū Aş-Şalāata Wa 'AmruhumShūrá Baynahum Wa Mimmā Razaqnāhum Yunfiqūna
[42.38] En voor degenen die naar hun Heer luisteren en hun gebeden houden en wier manier van handelen een zaak van wederzijds overleg is en voor degenen die geven van hetgeen waarmee Wij hen hebben voorzien;
Wa Jazā'u Sayyi'atin Sayyi'atun Mithluhā ۖ Faman `Afā Wa 'Aşlaĥa Fa'ajruhu `Alá Al-Lahi ۚ 'Innahu Lā Yuĥibbu Až-Žālimīna
[42.40] Doch de vergelding van het kwade is het daaraan gelijke; maar wie vergeeft en verbetering voor ogen houdt, zijn loon rust bij Allah. Voorzeker, Hij houdt niet van de onrechtvaardigen.
[42.42] Het verwijt is slechts tegen hen, die de mensen onrecht aandoen en ten onrechte in het land opstand veroorzaken. Dezen zullen een pijnlijke straf ontvangen.
Wa Man Yuđlili Al-Lahu Famā Lahu Min Wa Līyin Min Ba`dihi ۗ Wa Tará Až-Žālimīna Lammā Ra'aw Al-`Adhāba Yaqūlūna Hal 'Ilá Maraddin Min Sabīlin
[42.44] Hij die Allah laat dwalen, zal buiten Hem geen beschermer hebben. En gij zult de onrechtvaardigen zien die, wanneer zij de straf zullen aanschouwen, zeggen: "Is er geen weg tot terugkeer?"
Wa Tarāhum Yu`rađūna `Alayhā Khāshi`īna Mina Adh-Dhulli Yanžurūna Min Ţarfin Khafīyin ۗ Wa Qāla Al-Ladhīna 'Āmanū 'Inna Al-Khāsirīna Al-Ladhīna Khasirū 'Anfusahum Wa 'Ahlīhim Yawma Al-Qiyāmati ۗ 'Alā 'Inna Až-Žālimīna Fī `Adhābin Muqīmin
[42.45] En gij zult hen aan het Vuur zien blootgesteld, door schande vernederd, terwijl zij er met neergeslagen ogen naar kijken. De gelovigen zullen zeggen: "De verliezers zijn inderdaad zij die zichzelf en hun familie op de Dag der Opstanding hebben verloren." Ziet toe! de onrechtvaardigen zullen een blijvende straf ontvangen.
[42.47] Luistert naar uw Heer voordat Allah's Dag komt die niemand zal kunnen tegenhouden. Op die Dag zal er voor u geen toevlucht zijn, noch enige kans op ontkenning.
[42.48] Maar indien zij zich afwenden hebben Wij u niet als wachter over hen gezonden. Het is alleen uw plicht de boodschap over te brengen. En waarlijk, wanneer Wij de mens Onze barmhartigheid betuigen, verheugt hij zich er in. Maar indien hun een kwaad overkomt door hetgeen hun handen hebben bedreven, dan voorzeker, is de mens ondankbaar.
Lillahi Mulku As-Samāwāti Wa Al-'Arđi ۚ Yakhluqu Mā Yashā'u ۚ Yahabu Liman Yashā'u 'Ināthāan Wa Yahabu Liman Yashā'u Adh-Dhukūra
[42.49] Aan Allah behoort het koninkrijk der hemelen en der aarde. Hij schept wat Hij wil. Hij schenkt vrouwelijke en mannelijke kinderen aan wie Hij wil.
[42.51] Het is voor een mens niet mogelijk dat Allah tot hem zou spreken anders dan door ingeving of van achter een sluier of door een boodschapper te zenden om door Zijn gebod te openbaren wat Hij wil. Voorwaar, Hij is de Verhevene, de Alwijze.
Wa Kadhalika 'Awĥaynā 'Ilayka Rūĥāan Min 'Amrinā ۚ Mā Kunta Tadrī Mā Al-Kitābu Wa Lā Al-'Īmānu Wa Lakin Ja`alnāhu Nūrāan Nahdī Bihi Man Nashā'u Min `Ibādinā ۚ Wa 'Innaka Latahdī 'Ilá Şirāţin Mustaqīmin
[42.52] En zo hebben Wij u een woord door ons gebod geopenbaard. Gij wist niet wat het Boek noch wat het geloof was. Maar Wij maakten het tot een licht waarbij Wij leiding verlenen aan diegenen Onzer dienaren die Wij willen. Voorzeker, gij leidt de mens zeker naar het rechte pad,