Mā Ja`ala Al-Lahu Lirajulin Min Qalbayni Fī Jawfihi ۚ Wa Mā Ja`ala 'Azwājakumu Al-Lā'ī Tužāhirūna Minhunna 'Ummahātikum ۚ Wa Mā Ja`ala 'Ad`iyā'akum 'Abnā'akum ۚ Dhālikum Qawlukum Bi'afwāhikum Wa ۖ Allāhu Yaqūlu Al-Ĥaqqa Wa Huwa Yahdī As-Sabīla
[33.4] Allah heeft voor geen man twee harten in zijn binnenste gemaakt, noch heeft Hij uw vrouwen van wie gij wegblijft door haar moeder te noemen, tot uw moeders gemaakt, noch heeft Hij uw aangenomen zonen tot uw (werkelijke) zonen gemaakt. Dat is slechts een woord dat men uit, maar Allah spreekt de waarheid, en Hij wijst de weg.
Ad`ūhum Li'abā'ihim Huwa 'Aqsaţu `Inda Al-Lahi ۚ Fa'in Lam Ta`lamū 'Ābā'ahum Fa'ikhwānukum Fī Ad-Dīni Wa Mawālīkum ۚ Wa Laysa `Alaykum Junāĥun Fīmā 'Akhţa'tum Bihi Wa Lakin Mā Ta`ammadat Qulūbukum ۚ Wa Kāna Al-LahuGhafūrāan Raĥīmāan
[33.5] Noemt hen bij hun vaders naam dat is billijker in de ogen van Allah. Maar als gij hun vader niet kent, dan zijn zij uw broeders in het geloof en uw vrienden, en er is geen zonde voor u in datgene waarin gij u vergist, maar wel in hetgeen uw hart zich heeft voorgenomen. Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
An-Nabīyu 'Awlá Bil-Mu'uminīna Min 'Anfusihim ۖ Wa 'Azwājuhu 'Ummahātuhum ۗ Wa 'Ūlū Al-'Arĥāmi Ba`đuhum 'Awlá Biba`đin Fī Kitābi Al-Lahi Mina Al-Mu'uminīna Wa Al-Muhājirīna 'Illā 'An Taf`alū 'Ilá 'Awliyā'ikum Ma`rūfāan ۚ Kāna Dhālika Fī Al-Kitābi Masţūrāan
[33.6] De Profeet is dichter bij de gelovigen dan zij zelven, en zijn vrouwen zijn hun moeders. En bloedverwanten zijn nader bij elkander volgens het Boek van Allah, dan de gelovigen en de Mohadjirien tenzij gij uw vrienden een gunst bewijst. Dit is in het Boek neergeschreven.
Wa 'Idh 'Akhadhnā Mina An-Nabīyīna Mīthāqahum Wa Minka Wa Min Nūĥin Wa 'Ibrāhīma Wa Mūsá Wa `Īsá Abni Maryama ۖ Wa 'Akhadhnā Minhum Mīthāqāan Ghalīžāan
[33.7] En toen Wij met de profeten een verbond sloten: met u, met Noach, Abraham, Mozes, en Jezus de zoon van Maria, sloten wij een hecht verbond.
[33.9] O, gij die gelooft, herinnert u Allah's gunst, aan u bewezen, toen er legers tegen u opkwamen en Wij tegen hen een wind zonden en legers die gij niet zaagt. En Allah ziet wat gij doet.
'Idh Jā'ūkum Min Fawqikum Wa Min 'Asfala Minkum Wa 'Idh Zāghati Al-'Abşāru Wa Balaghati Al-Qulūbu Al-Ĥanājira Wa Tažunnūna Bil-Lahi Až-Žunūna
[33.10] Toen zij over u kwamen van boven en van beneden, en toen uw ogen staarden en het hart in de keel klopte, en gij over Allah allerlei gedachten koesterdet.
[33.13] En toen een gedeelte van hen zei: "O volk van Jasrab (Madinah), gij kunt hier geen stand houden, keert daarom terug." En een gedeelte vroeg zelfs om toestemming van de Profeet, zeggende: "Onze huizen staan aan de vijand bloot." Deze waren echter niet blootgesteld, zij wensten slechts te vluchten.
Wa Law Dukhilat `Alayhim Min 'Aqţārihā Thumma Su'ilū Al-Fitnata La'ātawhā Wa Mā Talabbathū Bihā 'Illā Yasīrāan
[33.14] Als men uit de omgeving bij hen zou binnendringen en hun zou worden gevraagd, onlusten te veroorzaken, zouden zij dat terstond hebben gedaan en zij zoudlen slechts weinig hebben getalmd.
Wa Laqad Kānū `Āhadū Al-Laha Min Qablu Lā Yuwallūna Al-'Adbāra ۚ Wa Kāna `Ahdu Al-Lahi Mas'ūlāan
[33.15] Waarlijk, zij hadden reeds vroeger een verbond gesloten dat zij hun rug niet zouden tonen. En er zal (hun) gevraagd worden over Allah's verbond.
Qul ManDhā Al-Ladhī Ya`şimukum Mina Al-Lahi 'In 'Arāda Bikum Sū'āan 'Aw 'Arāda Bikum Raĥmatan ۚ Wa Lā Yajidūna Lahum Min Dūni Al-Lahi Walīyāan Wa Lā Naşīrāan
[33.17] Zeg: "Wie is het, die u tegen Allah kan beschermen indien Hij u met kwaad wil treffen of barmhartigheid betonen? En zij zullen voor zich buiten Allah vriend noch helper vinden."
Qad Ya`lamu Al-Lahu Al-Mu`awwiqīna Minkum Wa Al-Qā'ilīna Li'ikhwānihim Halumma 'Ilaynā ۖ Wa Lā Ya'tūna Al-Ba'sa 'Illā Qalīlāan
[33.18] Allah kent degenen onder u die de mensen tegenhouden, en hen, die tegen hun broeders zeggen: "Komt naar ons toe," en die zich weinig met de oorlog bemoeien.
[33.19] Zij zijn terughoudend in hun hulp voor u. Maar als het gevaar komt, ziet gij hen naar u kijken met rollende ogen als van iemand die bezwijmt bij de doodsstrijd. En als de vrees is weggevaagd, treffen zij u met hun scherpe tong door hun zucht naar rijkdommen. Zulken hebben niet oprecht geloofd; daarom heeft Allah hun werken vruchteloos gemaakt. Dit is gemakkelijk voor Allah.
Yaĥsabūna Al-'Aĥzāba Lam Yadh/habū ۖ Wa 'In Ya'ti Al-'Aĥzābu Yawaddū Law 'Annahum Bādūna Fī Al-'A`rābi Yas'alūna `An 'Anbā'ikum ۖ Wa Law Kānū Fīkum Mā Qātalū 'Illā Qalīlāan
[33.20] Zij denken, dat de bondgenoten niet zijn vertrokken; en als de bondgenoten zouden wederkomen, zouden zij gaarne onder de zwervende Arabieren in de woestijn willen zijn, nieuws over u vragende. En als zij onder u waren, zouden zij weinig vechten.
Wa Lammā Ra'á Al-Mu'uminūna Al-'Aĥzāba Qālū Hādhā Mā Wa`adanā Al-Lahu Wa Rasūluhu Wa Şadaqa Al-Lahu Wa Rasūluhu ۚ Wa Mā Zādahum 'Illā 'Īmānāan Wa Taslīmāan
[33.22] En toen de gelovigen de scharen zagen, zeiden zij: "Dit is wat Allah en Zijn boodschapper ons beloofden; en Allah en Zijn boodschapper spraken de waarheid." En dit vermeerderde slechts hun geloof en deed hun onderwerping toenemen.
Mina Al-Mu'uminīna Rijālun Şadaqū Mā `Āhadū Al-Laha `Alayhi ۖ Faminhum Man Qađá Naĥbahu Wa Minhum Man Yantažiru ۖ Wa Mā Baddalū Tabdīlāan
[33.23] Er zijn mensen onder de gelovigen die trouw gebleven zijn aan het verbond dat zij met Allah hebben gesloten. Er zijn enigen onder hen die hun eed hebben gehouden, en anderen die nog wachten en geenszins veranderd zijn;
[33.24] Zodat Allah de waarachtigen voor hun oprechtheid moge belonen en de huichelaars straffen zoals Hij wil, of Zich tot hen in barmhartigheid wenden. Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
Waradda Al-Lahu Al-Ladhīna Kafarū Bighayžihim Lam Yanālū Khayrāan ۚ Wa Kafá Al-Lahu Al-Mu'uminīna Al-Qitāla ۚ Wa Kāna Al-Lahu Qawīyāan `Azīzāan
[33.25] Allah weerhield de ongelovigen in hun woede; zij verwierven geen voordeel. En Allah was toereikend (als Beschermer) voor de gelovigen in de slag. Allah is Sterk, Almachtig.
Wa 'Anzala Al-Ladhīna Žāharūhum Min 'Ahli Al-Kitābi Min Şayāşīhim Wa Qadhafa Fī Qulūbihimu Ar-Ru`ba Farīqāan Taqtulūna Wa Ta'sirūna Farīqāan
[33.26] En Hij deed de mensen van het Boek die hen (de vijand) hielpen uit hun vestingen komen en vervulde hun hart met ontzetting. Gij dooddet sommigen en gij naamt anderen gevangen.
Wa 'Awrathakum 'Arđahum Wa Diyārahum Wa 'Amwālahum Wa 'Arđāan Lam Taţa'ūhā ۚ Wa Kāna Al-Lahu `Alá Kulli Shay'in Qadīrāan
[33.27] En Hij deed u hun land, huizen en hun rijkdommen erven en ook een land waarop gij nog nooit een voet had gezet. Allah heeft macht over alle dingen.
Yā 'Ayyuhā An-Nabīyu Qul Li'zwājika 'In Kuntunna Turidna Al-Ĥayā Ata Ad-Dunyā Wa Zīnatahā Fata`ālayna 'Umatti`kunna Wa 'Usarriĥkunna Sarāĥāan Jamīlāan
[33.28] O profeet! Zeg aan uw vrouwen, "Als gij het leven dezer wereld en zijn luister wenst, komt dan, ik zal u een geschenk geven en u op een grootmoedige manier vrij laten.
Wa 'In Kuntunna Turidna Al-Laha Wa Rasūlahu Wa Ad-Dāra Al-'Ākhirata Fa'inna Al-Laha 'A`adda Lilmuĥsināti Minkunna 'Ajrāan `Ažīmāan
[33.29] Maar indien gij Allah en Zijn boodschapper en het tehuis van het Hiernamaals wenst, dan heeft Allah waarlijk voor degenen onder u die goed doen, een grote beloning."
[33.30] O vrouwen van de profeet! Als iemand onder u schuldig is aan een openbaar onbetamelijk gedrag zal haar straf worden verdubbeld. En dit is gemakkelijk voor Allah.
Wa Man Yaqnut Minkunna Lillahi Wa Rasūlihi Wa Ta`mal Şāliĥāan Nu'utihā 'Ajrahā Marratayni Wa 'A`tadnā Lahā Rizqāan Karīmāan
[33.31] Maar wie van u aan Allah en Zijn boodschapper gehoorzaamt en goede werken doet, haar zullen Wij dubbel belonen en Wij hebben voor haar een waardige voorziening bereid.
[33.32] O vrouwen van de profeet, gij zijt niet zoals een andere vrouw. Indien gij godvruchtig zijt, spreekt dan niet op een verleidelijke manier, anders zal hij in wiens hart ziekte is, verwachtingen koesteren; maar spreekt een oprechte taal.
Wa Qarna Fī Buyūtikunna Wa Lā Tabarrajna Tabarruja Al-Jāhilīyati Al-'Ūlá ۖ Wa 'Aqimna Aş-Şalāata Wa 'Ātīna Az-Zakāata Wa 'Aţi`na Al-Laha Wa Rasūlahu ۚ 'Innamā Yurīdu Al-Lahu Liyudh/hiba `Ankumu Ar-Rijsa 'Ahla Al-Bayti Wa Yuţahhirakum Taţhīrāan
[33.33] Blijft in uw huizen en stelt uw schoonheid niet ten toon als in de vroegere dagen der onwetendheid; leeft het gebed na, en betaalt de Zakaat en gehoorzaamt Allah en Zijn boodschapper. O huisgenoten, Allah wenst alleen onreinheid van u te verwijderen, en u schoon en zuiver te maken.
'Inna Al-Muslimīna Wa Al-Muslimāti Wa Al-Mu'uminīna Wa Al-Mu'umināti Wa Al-Qānitīna Wa Al-Qānitāti Wa Aş-Şādiqīna Wa Aş-Şādiqāti Wa Aş-Şābirīna Wa Aş-Şābirāti Wa Al-Khāshi`īna Wa Al-Khāshi`āti Wa Al-Mutaşaddiqīna Wa Al-Mutaşaddiqāti Wa Aş-Şā'imīna Wa Aş-Şā'imāti Wa Al-Ĥāfižīna Furūjahum Wa Al-Ĥāfižāti Wa Adh-Dhākirīna Al-Laha Kathīrāan Wa Adh-Dhākirāti 'A`adda Al-Lahu Lahum Maghfiratan Wa 'Ajrāan `Ažīmāan
[33.35] Voorwaar, de Moslims en de Moslima's en de gelovige mannen en vrouwen, de gehoorzame mannen en vrouwen, de waarachtige mannen en vrouwen, de standvastige mannen en vrouwen, de mannen en de vrouwen die nederig zijn, de mannen en de vrouwen die aalmoezen geven, de mannen en de vrouwen die vasten, de mannen en de vrouwen die hun kuisheid bewaren, de mannen en de vrouwen die Allah vaak gedenken - voor zulken heeft Allah vergiffenis en een grote beloning bereid.
Wa Mā Kāna Limu'uminin Wa Lā Mu'uminatin 'Idhā Qađá Al-Lahu Wa Rasūluhu 'Amrāan 'An Yakūna Lahumu Al-Khiyaratu Min 'Amrihim ۗ Wa Man Ya`şi Al-Laha Wa Rasūlahu Faqad Đalla Đalālāan Mubīnāan
[33.36] En het betaamt de gelovige man of vrouw niet, wanneer Allah en Zijn boodschapper over een zaak hebben beslist, dat er voor hen een keuze zou zijn in die zaak. En wie Allah en Zijn boodschapper niet gehoorzaamt, is zeker klaarblijkelijk afgedwaald.
Wa 'Idh Taqūlu Lilladhī 'An`ama Al-Lahu `Alayhi Wa 'An`amta `Alayhi 'Amsik `Alayka Zawjaka Wa Attaqi Al-Laha Wa Tukhfī Fī Nafsika Mā Al-Lahu Mubdīhi Wa Takhshá An-Nāsa Wa Allāhu 'Aĥaqqu 'An Takhshāhu ۖ Falammā Qađá Zaydun Minhā Waţarāan Zawwajnākahā Likay Lā Yakūna `Alá Al-Mu'uminīna Ĥarajun Fī 'Azwāji 'Ad`iyā'ihim 'Idhā Qađaw Minhunna Waţarāan ۚ Wa Kāna 'Amru Al-Lahi Maf`ūlāan
[33.37] En herinnert u, toen gij tot hem, wie Allah gunsten had bewezen en wie gij ook gunsten had bewezen, zeidet: "Behoud uw vrouw voor u en vrees Allah." Gij verborgt in uw hart wat Allah aan het licht zou brengen, en gij vreesdet de mensen terwijl Allah er meer recht op heeft dat gij Hem zoudt vrezen. Toen Zaid van haar scheidde, verenigden Wij haar met u in de echt, opdat er voor de gelovigen geen bezwaar mocht zijn ten opzichte van de vrouwen van hun aangenomen zonen, als zij van haar zijn gescheiden. Allah's gebod moet worden nageleefd.
[33.38] Er moet voor de profeet geen bezwaar zijn betreffende hetgeen Allah voor hem geordend heeft. Dit is ook de handelwijze van Allah met hen die vََrdien zijn heengegaan - en het gebod van Allah is een vastgestelde verordening.
[33.42] En prijst Zijn Heiligheid 's morgens en 's avonds.
وَسَبِّحُوهُُبُكْرَةً وَأَصِيلاً
Huwa Al-Ladhī Yuşallī `Alaykum Wa Malā'ikatuhu Liyukhrijakum Mina Až-Žulumāti 'Ilá An-Nūri ۚ Wa Kāna Bil-Mu'uminīna Raĥīmāan
[33.43] Hij is het Die u zegent en ook Zijn engelen doen dit, opdat Hij u van de duisternissen tot het licht moge leiden. En Hij is voor de gelovigen Genadig.
Wa Lā Tuţi`i Al-Kāfirīna Wa Al-Munāfiqīna Wa Da` 'Adhāhum Wa Tawakkal `Alá Al-Lahi ۚ Wa Kafá Bil-Lahi Wa Kīlāan
[33.48] En gehoorzaam de ongelovigen en de huichelaars niet en sla geen acht op hun grievende taal, stel uw vertrouwen in Allah, want Allah is Toereikend als Beschermer.
[33.49] O, gij die gelooft! Als gij een gelovige vrouw huwt en daarna van haar scheidt voordat gij haar hebt aangeraakt dan behoeft zij om uwentwille geen wachtperiode te berekenen. Schenkt haar daarom een gave en laat haar op een grootmoedige wijze vrij.
Yā 'Ayyuhā An-Nabīyu 'Innā 'Aĥlalnā Laka 'Azwājaka Al-Lātī 'Ātayta 'Ujūrahunna Wa Mā Malakat Yamīnuka Mimmā 'Afā'a Al-Lahu `Alayka Wa Banāti `Ammika Wa Banāti `Ammātika Wa Banāti Khālika Wa Banāti Khālātika Al-Lātī Hājarna Ma`aka Wa Amra'atan Mu'uminatan 'In Wahabat Nafsahā Lilnnabīyi 'In 'Arāda An-Nabīyu 'An Yastankiĥahā Khālişatan Laka Min Dūni Al-Mu'uminīna ۗ Qad `Alimnā Mā Farađnā `Alayhim Fī 'Azwājihim Wa Mā Malakat 'Aymānuhum Likaylā Yakūna `Alayka Ĥarajun ۗ Wa Kāna Al-LahuGhafūrāan Raĥīmāan
[33.50] O profeet, Wij hebben voor u uw vrouwen wettig gemaakt, aan wie gij haar huwelijksgiften hebt gegeven, en degenen die uw rechterhand bezit van haar, die Allah u als een oorlogsbuit heeft gegeven en de dochters van uw ooms en tantes van vaderszijde en de dochters van uw ooms en tantes van moederszijde die met u emigreerden, en elke gelovige vrouw indien zij zich aan de profeet toevertrouwt als de profeet haar wenst te huwen; dit is slechts voor u en niet voor de gelovigen. Wij hebben reeds kenbaar gemaakt wat Wij omtrent hun (gelovige) vrouwen en degenen die hun rechterhand bezit, hebben verordend, opdat er geen blaam u aankleve. Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
Turjī Man Tashā'u Minhunna Wa Tu'uwī 'Ilayka Man Tashā'u ۖ Wa Mani Abtaghayta Mimman `Azalta Falā Junāĥa `Alayka ۚ Dhālika 'Adná 'An Taqarra 'A`yunuhunna Wa Lā Yaĥzanna Wa Yarđayna Bimā 'Ātaytahunna Kulluhunna Wa ۚ Allāhu Ya`lamu Mā Fī Qulūbikum ۚ Wa Kāna Al-Lahu `Alīmāan Ĥalīmāan
[33.51] Gij moogt verlaten wie gij wilt en tot u nemen wie gij wilt, er rust geen blaam op u wanneer gij haar terugneemt van wie gij u afzijdig hebt gehouden. Dit is het meest passend om hen verust te stellen, zodat zij niet treuren en allen tevreden mogen zijn met hetgeen gij haar geeft. En Allah weet wat in uw hart is; Allah is Alwetend, Verdraagzaam.
Lā Yaĥillu Laka An-Nisā' Min Ba`du Wa Lā 'An Tabaddala Bihinna Min 'Azwājin Wa Law 'A`jabaka Ĥusnuhunna 'Illā Mā Malakat Yamīnuka ۗ Wa Kāna Al-Lahu `Alá Kulli Shay'in Raqībāan
[33.52] Het is u hierna niet toegestaan vrouwen te huwen noch haar voor andere vrouwen te ruilen, zelfs al behaagt u haar schoonheid, met uitzondering van haar die uw rechterhand mocht bezitten. En Allah houdt de wacht over alle dingen.
Yā 'Ayyuhā Al-Ladhīna 'Āmanū Lā Tadkhulū Buyūta An-Nabīyi 'Illā 'An Yu'udhana Lakum 'Ilá Ţa`āmin Ghayra Nāžirīna 'Ināhu Wa Lakin 'Idhā Du`ītum Fādkhulū Fa'idhā Ţa`imtum Fāntashirū Wa Lā Musta'nisīna Liĥadīthin ۚ 'Inna Dhālikum Kāna Yu'udhī An-Nabīya Fayastaĥyi Minkum Wa ۖ Allāhu Lā Yastaĥyi Mina Al-Ĥaqqi ۚ Wa 'Idhā Sa'altumūhunna Matā`āan Fās'alūhunna Min Warā'i Ĥijābin ۚ Dhālikum 'Aţharu Liqulūbikum Wa Qulūbihinna ۚ Wa Mā Kāna Lakum 'An Tu'udhū Rasūla Al-Lahi Wa Lā 'An Tankiĥū 'Azwājahu Min Ba`dihi 'Abadāan ۚ 'Inna Dhālikum Kāna `Inda Al-Lahi `Ažīmāan
[33.53] O, gij die gelooft! Gaat de huizen van de profeet niet binnen tenzij gij uitgenodigd wordt tot een maaltijd, doch niet wachtend tot deze gereed is. Wanneer gij zijt uitgenodigd, komt dan binnen; en wanneer gij gegeten hebt vertrekt dan en blijft niet praten. Dat is lastig voor de profeet; hij is verlegen voor u, maar Allah aarzelt niet om de waarheid (te zeggen). En als gij haar (zijn vrouwen) om iets vraagt, vraagt het dan van achter het gordijn. Dat is reiner voor uw hart en haar hart. En het past u niet de boodschapper van Allah lastig te vallen, noch dat gij ooit zijn vrouwen na hem zoudt huwen. Dat zou in de ogen van Allah inderdaad een grote (belediging) zijn.
Lā Junāĥa `Alayhinna Fī 'Ābā'ihinna Wa Lā 'Abnā'ihinna Wa Lā 'Ikhwānihinna Wa Lā 'Abnā'i 'Ikhwānihinna Wa Lā 'Abnā'i 'Akhawātihinna Wa Lā Nisā'ihinna Wa Lā Mā Malakat 'Aymānuhunna ۗ Wa Attaqīna Al-Laha ۚ 'Inna Al-Laha Kāna `Alá Kulli Shay'inShahīdāan
[33.55] Er rust op haar (uw vrouwen) geen schuld als zij zich tonen aan haar vaders of haar zonen of haar broeders of de zonen van haar broeders, of de zonen van haar zusters en hun vrouwen of hun ondergeschikten. Maar vreest Allah. Voorwaar, Allah is Getuige van alle dingen.
'Inna Al-Laha Wa Malā'ikatahu Yuşallūna `Alá An-Nabīyi ۚ Yā 'Ayyuhā Al-Ladhīna 'Āmanū Şallū `Alayhi Wa Sallimū Taslīmāan
[33.56] Allah en Zijn engelen zenden zegeningen over de profeet. O, gij die gelooft, zendt zegeningen over hem en wenst hem vrede met alle eerbied toe.
'Inna Al-Ladhīna Yu'udhūna Al-Laha Wa Rasūlahu La`anahumu Al-Lahu Fī Ad-Dunyā Wa Al-'Ākhirati Wa 'A`adda Lahum `Adhābāan Muhīnāan
[33.57] Betreffende hen, die Allah en Zijn boodschapper lastig vallen, Allah heeft hen in deze wereld en in het Hiernamaals vervloekt en heeft een vernederende straf voor hen bereid.
Wa Al-Ladhīna Yu'udhūna Al-Mu'uminīna Wa Al-Mu'umināti Bighayri Mā Aktasabū Faqadi Aĥtamalū Buhtānāan Wa 'Ithmāan Mubīnāan
[33.58] En zij, die gelovige mannen en vrouwen lastig vallen zonder dat dezen er schuld aan hebben, dragen voorzeker de schuld van laster en een openlijke zonde.
Yā 'Ayyuhā An-Nabīyu Qul Li'zwājika Wa Banātika Wa Nisā'i Al-Mu'uminīna Yudnīna `Alayhinna Min Jalābībihinna ۚ Dhālika 'Adná 'An Yu`rafna Falā Yu'udhayna ۗ Wa Kāna Al-LahuGhafūrāan Raĥīmāan
[33.59] O profeet! Zeg aan uw vrouwen en uw dochters en de vrouwen der gelovigen dat zij een gedeelte van haar omslagdoeken over haar (hoofd) laten hangen. Dit is beter, opdat zij mogen worden onderscheiden en niet lastig worden gevallen. En Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
La'in Lam Yantahi Al-Munāfiqūna Wa Al-Ladhīna Fī Qulūbihim Marađun Wa Al-Murjifūna Fī Al-Madīnati Lanughriyannaka BihimThumma Lā Yujāwirūnaka Fīhā 'Illā Qalīlāan
[33.60] Indien de huichelaars en degenen in wier hart een ziekte is en degenen die opschudding in de stad veroorzaken, niet ophouden, zullen Wij u zeker tegen hen in beweging brengen; dan zullen zij slechts voor een korte tijd in uw nabijheid mogen vertoeven.
[33.69] O, gij die gelooft! weest niet zoals degenen die Mozes ergerden! Allah echter zuiverde hem van hetgeen zij zeiden. En hij was in aanzien bij Allah.
Yuşliĥ Lakum 'A`mālakum Wa Yaghfir LakumDhunūbakum ۗ Wa Man Yuţi`i Al-Laha Wa Rasūlahu Faqad Fāza Fawzāan `Ažīmāan
[33.71] Hij zal uw werken goed voor u maken en u uw zonden vergeven. En wie Allah en Zijn boodschapper gehoorzaamt, heeft zeker een grote overwinning behaald.
'Innā `Arađnā Al-'Amānata `Alá As-Samāwāti Wa Al-'Arđi Wa Al-Jibāli Fa'abayna 'An Yaĥmilnahā Wa 'Ashfaqna Minhā Wa Ĥamalahā Al-'Insānu ۖ 'Innahu Kāna Žalūmāan Jahūlāan
[33.72] Voorwaar, Wij boden de hemelen, de aarde en de bergen aan, hun (iets) toe te vertrouwen, maar zij weigerden dit te dragen en vreesden er voor, maar de mens nam het op zich. Inderdaad, hij is zeer onrechtvaardig (jegens zichzelf), onwetend.
Liyu`adhdhiba Al-Lahu Al-Munāfiqīna Wa Al-Munāfiqāti Wa Al-Mushrikīna Wa Al-Mushrikāti Wa Yatūba Al-Lahu `Alá Al-Mu'uminīna Wa Al-Mu'umināti ۗ Wa Kāna Al-LahuGhafūrāan Raĥīmāan
[33.73] Het gevolg er van is dat Allah huichelachtige mannen en vrouwen, en afgodendienaren en afgodendienaressen zal straffen. En Allah wendt zich in barmhartigheid tot gelovige mannen en vrouwen, en Allah is Vergevensgezind, Genadevol.