Yas'alūnaka `Ani Al-'Anfāl Quli Al-'Anfāli Lillahi Wa Ar-Rasūli Fa Attaqū Al-Laha Wa 'Aşliĥū Dhāta Baynikum Wa 'Aţī`ū Al-Laha Wa Rasūlahu 'In Kuntum Mu'uminīna
[8.1] Zij vragen u omtrent de oorlogsbuit. Antwoord: "De oorlogsbuit behoort aan Allah en de boodschapper. Vreest daarom Allah en regelt (uw geschillen) onderling inschikkelijk en gehoorzaamt Allah en Zijn boodschapper als gij gelovigen zijt."
'Innamā Al-Mu'uminūna Al-Ladhīna 'Idhā Dhukira Al-Lahu Wajilat Qulūbuhum Wa 'Idhā Tuliyat `Alayhim 'Āyātuhu Zādat/hum 'Īmānāan Wa `Alá Rabbihim Yatawakkalūna
[8.2] Ware gelovigen zijn slechts degenen wier hart vol vrees klopt, wanneer de naam van Allah wordt genoemd en wanneer Zijn tekenen hun worden voorgelezen, doet dit hen in geloof toenemen en op hun Heer vertrouwen.
Wa 'Idh Ya`idukumu Al-Lahu 'Iĥdá Aţ-Ţā'ifatayni 'Annahā Lakum Wa Tawaddūna 'Anna Ghayra Dhāti Ash-Shawkati Takūnu Lakum Wa Yurīdu Al-Lahu 'An Yuĥiqqa Al-Ĥaqqa Bikalimātihi Wa Yaqţa`a Dābira Al-Kāfirīna
[8.7] En toen Allah u één der twee partijen beloofde dat zij de uwe zou zijn, wenstet gij, dat de partij zonder wapenen de uwe zou worden, maar Allah wilde door Zijn Woorden de waarheid bevestigen en de levenswortel der ongelovigen afsnijden.
Wa Mā Ja`alahu Al-Lahu 'Illā Bushrá Wa Litaţma'inna Bihi Qulūbukum ۚ Wa Mā An-Naşru 'Illā Min `Indi Al-Lahi ۚ 'Inna Al-Laha `Azīzun Ĥakīmun
[8.10] Allah gaf het slechts als verblijdend nieuws en opdat uw hart daardoor mocht worden gerustgesteld. Want hulp komt alleen van Allah; voorzeker, Allah is Almachtig, Alwijs.
'Idh Yughashshīkumu An-Nu`āsa 'Amanatan Minhu Wa Yunazzilu `Alaykum Mina As-Samā'i Mā'an Liyuţahhirakum Bihi Wa Yudh/hiba `AnkumRijza Ash-Shayţāni Wa Liyarbiţa `Alá Qulūbikum Wa Yuthabbita Bihi Al-'Aqdāma
[8.11] Toen Hij slaap over u deed komen als beveiliging van Hem en water van de wolken over u nederzond, opdat Hij u daardoor mocht reinigen en het vuil van Satan van u mocht verwijderen en opdat Hij uw hart mocht sterken en u mocht doen volhouden.
[8.12] Toen uw Heer aan de engelen openbaarde: "Ik ben met u; versterkt de gelovigen. Ik boezem ontzag in de harten der ongelovigen. Slaat daarom hun hoofd af en slaat alle toppen van hun vingers af."
Dhālika Bi'annahumShāqqū Al-Laha Wa Rasūlahu ۚ Wa Man Yushāqiqi Al-Laha Wa Rasūlahu Fa'inna Al-LahaShadīdu Al-`Iqābi
[8.13] Dit is, omdat zij zich tegen Allah en Zijn boodschapper hebben verzet. En wie tegen Allah en Zijn boodschapper strijdt, (wete) Allah is voorzeker streng in vergelding.
Wa Man Yuwallihim Yawma'idhin Duburahu 'Illā Mutaĥarrifāan Liqitālin 'Aw Mutaĥayyizāan 'Ilá Fi'atin Faqad Bā'a Bighađabin Mina Al-Lahi Wa Ma'wāhu Jahannamu ۖ Wa Bi'sa Al-Maşīru
[8.16] En wie op die dag zijn rug toekeert, tenzij hij voor het gevecht manoeuvreert of om plaats te nemen bij een andere groep, doet inderdaad de toorn van Allah over zich komen en de hel zal zijn tehuis zijn en dat is een slechte verblijfplaats.
Falam Taqtulūhum Wa Lakinna Al-Laha Qatalahum ۚ Wa Mā Ramayta 'Idh Ramayta Wa Lakinna Al-Laha Ramá ۚ Wa Liyubliya Al-Mu'uminīna Minhu Balā'an Ĥasanāan ۚ 'Inna Al-Laha Samī`un `Alīmun
[8.17] Gij dooddet hen niet, doch Allah was het, Die hen doodde. En gij wierpt niet toen gij wierpt, maar Allah was het die wierp, opdat Hij de gelovigen een grote gunst van Zich mocht bewijzen. Voorzeker, Allah is Alhorend, Alwetend.
'In Tastaftiĥū Faqad Jā'akumu Al-Fatĥu ۖ Wa 'In Tantahū Fahuwa Khayrun Lakum ۖ Wa 'In Ta`ūdū Na`ud Wa Lan Tughniya `Ankum Fi'atukumShay'āan Wa Law Kathurat Wa 'Anna Al-Laha Ma`a Al-Mu'uminīna
[8.19] Als gij een oordeel zoekt, dan is het oordeel reeds tot u gekomen. En als gij ophoudt, zal het beter voor u zijn, maar als gij terugkeert, zullen Wij ook terugkeren. En uw partij zal u in het geheel niet baten hoe talrijk zij ook moge zijn en Allah is voorzeker met de gelovigen.
Wa Law `Alima Al-Lahu FīhimKhayrāan La'asma`ahum ۖ Wa Law 'Asma`ahum Latawallaw Wa Hum Mu`riđūna
[8.23] Als Allah enig goed in hen had ontdekt, zou Hij hen voorzeker hebben doen horen. En als Hij hen zou hebben laten horen hadden zij zich in afkerigheid afgewend.
Yā 'Ayyuhā Al-Ladhīna 'Āmanū Astajībū Lillahi Wa Lilrrasūli 'Idhā Da`ākum Limā Yuĥyīkum ۖ Wa A`lamū 'Anna Al-Laha Yaĥūlu Bayna Al-Mar'i Wa Qalbihi Wa 'Annahu 'Ilayhi Tuĥsharūna
[8.24] O, gij die gelooft, geeft gehoor aan Allah en de boodschapper wanneer Hij u roept, opdat Hij u leven moge geven en weet, dat Allah tussen een man en zijn hart komt en dat Hij het is tot Wie gij zult worden vergaderd.
Wa Adhkurū 'Idh 'Antum Qalīlun Mustađ`afūna Fī Al-'Arđi Takhāfūna 'An Yatakhaţţafakumu An-Nāsu Fa'āwākum Wa 'Ayyadakum Binaşrihi Wa Razaqakum Mina Aţ-Ţayyibāti La`allakum Tashkurūna
[8.26] En gedenkt, toen gij weinigen waart en zwak werd geacht in het land en toen gij vreesdet, dat de mensen u weg zouden voeren, hoe Hij u beschermde en sterkte met Zijn hulp en u voorzag van goede dingen, opdat gij dankbaar mocht zijn.
Yā 'Ayyuhā Al-Ladhīna 'Āmanū Lā Takhūnū Al-Laha Wa Ar-Rasūla Wa Takhūnū 'Amānātikum Wa 'Antum Ta`lamūna
[8.27] O, gij die gelooft, weest Allah en de boodschapper niet ontrouw en weest niet ontrouw aan het u toevertrouwde tegen beter weten in.
Yā 'Ayyuhā Al-Ladhīna 'Āmanū 'In Tattaqū Al-Laha Yaj`al Lakum Furqānāan Wa Yukaffir `Ankum Sayyi'ātikum Wa Yaghfir Lakum Wa ۗ Allāhu Dhū Al-Fađli Al-`Ažīmi
[8.29] O, gij die gelooft, als gij Allah vreest zal Hij u een onderscheiding verlenen en uw tekortkomingen voor u bedekken en u vergeven; Allah is Heer van grote Genade.
Wa 'Idh Yamkuru Bika Al-Ladhīna Kafarū Liyuthbitūka 'Aw Yaqtulūka 'Aw Yukhrijūka ۚ Wa Yamkurūna Wa Yamkuru Al-Lahu Wa ۖ Allāhu Khayru Al-Mākirīna
[8.30] Toen smeedden de ongelovigen tegan u plannen, opdat zij u gevangen mochten nemen of doden of verbannen. En zij maakten plannen en Allah maakte plannen en Allah is het best in staat plannen te verijdelen.
Wa 'Idhā Tutlá `Alayhim 'Āyātunā Qālū Qad Sami`nā Law Nashā'u Laqulnā Mithla Hādhā ۙ 'In Hādhā 'Illā 'Asāţīru Al-'Awwalīna
[8.31] En wanneer Onze verzen worden voorgelezen aan hen, zeggen zij: "Wij hebben het gehoord. Als wij willen kunnen wij gewis iets dergelijks uiten. Dit zijn niets dan fabelen der ouden."
Wa 'Idh Qālū Al-Lahumma 'In Kāna Hādhā Huwa Al-Ĥaqqa Min `Indika Fa'amţir `Alaynā Ĥijāratan Mina As-Samā'i 'Aw A'tinā Bi`adhābin 'Alīmin
[8.32] En toen zij zeiden: "O Allah, als dit inderdaad de waarheid van U is, doe dan stenen uit de hemel over ons regenen of geef ons een (andere) smartelijke straf."
Wa Mā Kāna Al-Lahu Liyu`adhdhibahum Wa 'Anta Fīhim ۚ Wa Mā Kāna Al-Lahu Mu`adhdhibahum Wa Hum Yastaghfirūna
[8.33] Maar Allah zal hen niet straffen zolang gij onder hen zijt noch zal Allah hen straffen indien zij om vergiffenis vragen.
Wa Mā Lahum 'Allā Yu`adhdhibahumu Al-Lahu Wa Hum Yaşuddūna `Ani Al-Masjidi Al-Ĥarāmi Wa Mā Kānū 'Awliyā'ahu ۚ 'In 'Awliyā'uuhu 'Illā Al-Muttaqūna Wa Lakinna 'Aktharahum Lā Ya`lamūna
[8.34] Waarom zal Allah hen niet straffen, wanneer zij de mensen beletten de heilige moskee binnen te gaan en er geen bewakers van zijn? De bewakers er van zijn alleen de godvruchtigen, maar de meesten hunner beseffen het niet.
Wa Mā Kāna Şalātuhum `Inda Al-Bayti 'Illā Mukā'an Wa Taşdiyatan ۚ Fadhūqū Al-`Adhāba Bimā Kuntum Takfurūna
[8.35] En hun gebed in het Huis (de Kaaba) is niet anders dan fluiten en klappen in de handen. "Ondergaat daarom de straf omdat gij placht te verwerpen."
[8.36] Voorzeker, de ongelovigen besteden hun rijkdommen om anderen van de weg van Allah af te leiden. Zij zullen doorgaan ze te verspillen maar daarna zullen zij spijt hebben en worden overwonnen. En zij die verwerpen zullen in de hel worden verzameld.
Liyamīza Al-Lahu Al-Khabītha Mina Aţ-Ţayyibi Wa Yaj`ala Al-Khabītha Ba`đahu `Alá Ba`đin Fayarkumahu Jamī`āan Fayaj`alahu Fī Jahannama ۚ 'Ūlā'ika Humu Al-Khāsirūna
[8.37] Zodat Allah de bozen van de goeden moge scheiden en de bozen bij elkander moge drijven en hen allen tezamen moge ophopen en hen dan in de hel moge werpen. Dit zijn de verliezers.
[8.38] Zeg tot degenen die niet geloven, dat als zij ophouden (u te vervolgen), hetgeen voorby is hen zal worden vergeven en indien zij er weer in vervallen, voorwaar, dan is er akeeds het voorbeeld van vroegere volkeren.
Wa Qātilūhum Ĥattá Lā Takūna Fitnatun Wa Yakūna Ad-Dīnu Kulluhu Lillahi ۚ Fa'ini Antahaw Fa'inna Al-Laha Bimā Ya`malūna Başīrun
[8.39] En bestrijdt hen totdat er geen vervolging is en de godsdienst geheel voor Allah wordt. Maar als zij ophouden dan ziet Allah voorzeker hetgeen zij doen.
Wa A`lamū 'Annamā Ghanimtum MinShay'in Fa'anna Lillahi Khumusahu Wa Lilrrasūli Wa Lidhī Al-Qurbá Wa Al-Yatāmá Wa Al-Masākīni Wa Abni As-Sabīli 'In Kuntum 'Āmantum Bil-Lahi Wa Mā 'Anzalnā `Alá `Abdinā Yawma Al-Furqāni Yawma At-Taqá Al-Jam`āni Wa ۗ Allāhu `Alá Kulli Shay'in Qadīrun
[8.41] En weet, dat wat gij ook als buit neemt, er een vijfde van voor Allah, de boodschapper, de verwanten, de wezen, de armen en de reiziger is, - indien gij in Allah gelooft en in hetgeen Wij aan Onze dienaar op de dag der onderscheiding nederzonden, de dag waarop de twee legers elkander ontmoetten. En Allah heeft macht over alle dingen.
'Idh 'Antum Bil-`Udwati Ad-Dunyā Wa Hum Bil-`Udwati Al-Quşwá Wa Ar-Rakbu 'Asfala Minkum ۚ Wa Law Tawā`adttum Lākhtalaftum Fī Al-Mī`ādi ۙ Wa Lakin Liyaqđiya Al-Lahu 'Amrāan Kāna Maf`ūlāan Liyahlika Man Halaka `An Bayyinatin Wa Yaĥyá Man Ĥayya `An Bayyinatin ۗ Wa 'Inna Al-Laha Lasamī`un `Alīmun
[8.42] Toen gij op de nabijzijnde kant waart en zij zich op de andere zijde bevonden en de karavaan beneden u was; en indien gij een onderlinge afspraak hadt gemaakt, zoudt gij ten opzichte van die afspraak zeker (van mening) hebben verschild. Maar (dit gebeurde) zodat Allah hetgeen gedaan moest worden tot stand zou brengen, zodat hij die zou omkomen door een duidelijk teken zou sterven en dat hij die zou leven door een even duidelijk teken zou blijven leven. En voorzeker, Allah is Alhorend, Alwetend.
'Idh Yurīkahumu Al-Lahu Fī Manāmika Qalīlāan ۖ Wa Law 'Arākahum Kathīrāan Lafashiltum Wa Latanāza`tum Fī Al-'Amri Wa Lakinna Al-Laha Sallama ۗ 'Innahu `Alīmun Bidhāti Aş-Şudūri
[8.43] Gedenk de tijd toen Allah hen (de vijanden) in uw ogen als weinigen toonde; had Hij hen u als velen getoond, dan zoudt gij voorzeker hebben geweifeld en met elkander over de zaak getwist; maar Allah bewaarde u; voorzeker, Hij heeft volle kennis over hetgeen in het innerlijk is.
Wa 'Idh Yurīkumūhum 'Idhi At-Taqaytum Fī 'A`yunikum Qalīlāan Wa Yuqallilukum Fī 'A`yunihim Liyaqđiya Al-Lahu 'Amrāan Kāna Maf`ūlāan ۗ Wa 'Ilá Al-Lahi Turja`u Al-'Umūru
[8.44] En toen Hij hen in de tijd van uw ontmoeting als weinigen in uw ogen deed voorkomen en u als weinigen in hun ogen deed voorkomen, zodat Allah hetgeen gedaan moest worden tot stand mocht brengen. En tot Allah worden alle dingen teruggebracht.
Wa 'Aţī`ū Al-Laha Wa Rasūlahu Wa Lā Tanāza`ū Fatafshalū Wa Tadh/haba Rīĥukum ۖ Wa Aşbirū ۚ 'Inna Al-Laha Ma`a Aş-Şābirīna
[8.46] En gehoorzaamt Allah en Zijn boodschapper en redetwist niet met elkander, anders zult gij laf worden en uw kracht zal vergaan. En weest geduldig, voorzeker Allah is met de geduldigen.
Wa Lā Takūnū Kālladhīna Kharajū Min Diyārihim Baţarāan Wa Ri'ā'a An-Nāsi Wa Yaşuddūna `An Sabīli Al-Lahi Wa ۚ Allāhu Bimā Ya`malūna Muĥīţun
[8.47] En weest niet zoals degenen die pochend uit hun huizen kwamen om door de mensen te worden gezien en om anderen van het pad van Allah af te leiden; en Allah omvat al hetgeen zij doen.
Wa 'Idh Zayyana Lahumu Ash-Shayţānu 'A`mālahum Wa Qāla Lā Ghāliba Lakumu Al-Yawma Mina An-Nāsi Wa 'Innī Jārun Lakum ۖ Falammā Tarā'ati Al-Fi'atāni Nakaşa `Alá `Aqibayhi Wa Qāla 'Innī Barī'un Minkum 'Innī 'Ará Mā Lā Tarawna 'Inniyi 'Akhāfu Al-Laha Wa ۚ Allāhu Shadīdu Al-`Iqābi
[8.48] Toen deed Satan hun hun daden schoon schijnen en zeide: "Niemand onder de mensen zal deze dag de overhand over u hebben want ik ben uw metgezel." Maar toen de twee legers elkander in het zicht kwamen, wendde hij zich af en zeide: "Voorzeker, ik heb niets met u uitstaande, waarlijk, ik zie wat gij niet ziet, ik vrees Allah en Allah is streng in het straffen."
[8.49] Toen de huichelaars en degenen in wier hart een ziekte is, zeiden: "Hun (Moslims) geloof heeft dezen bedrogen." Maar wie zijn vertrouwen in Allah legt: voorzeker Allah is Almachtig, Alwijs.
Wa Law Tará 'Idh Yatawaffá Al-Ladhīna Kafarū ۙ Al-Malā'ikatu Yađribūna Wujūhahum Wa 'Adbārahum Wa Dhūqū `Adhāba Al-Ĥarīqi
[8.50] O, hadt gij het slechts kunnen zien, wanneer de engelen de ziel der ongelovigen wegnemen, hun gezicht en hun rug treffende: "Ondergaat de straf van het branden.
[8.52] Zoals het volk van Pharao en degenen die vََr hen waren; zij verwierpen de tekenen van Allah, daarom strafte Allah hen voor hun zonden. Voorzeker, Allah is Machtig, Streng in het straffen.
[8.53] Dit is omdat Allah nooit een gunst die Hij een volk heeft bewezen zal veranderen totdat zij, wat in hun hart is, veranderen. En voorzeker Allah is Alhorend, Alwetend.
Kada'bi 'Āli Fir`awna Wa ۙ Al-Ladhīna Min Qablihim ۚ Kadhdhabū Bi'āyāti Rabbihim Fa'ahlaknāhum Bidhunūbihim Wa 'Aghraqnā 'Āla Fir`awna ۚ Wa Kullun Kānū Žālimīna
[8.54] Zoals het volk van Pharao en degenen, die vََr hen waren; zij verloochenden de tekenen van hun Heer daarom vernietigden Wij hen voor hun zonden. En Wij verdronken het volk van Pharao want zij waren allen onrechtvaardig.
Wa 'A`iddū Lahum Mā Astaţa`tum Min Qūwatin Wa MinRibāţi Al-Khayli Turhibūna Bihi `Adūwa Al-Lahi Wa `Adūwakum Wa 'Ākharīna Min Dūnihim Lā Ta`lamūnahumu Al-Lahu Ya`lamuhum ۚ Wa Mā Tunfiqū MinShay'in Fī Sabīli Al-Lahi Yuwaffa 'Ilaykum Wa 'Antum Lā Tužlamūna
[8.60] En maakt aan de grens alle mogelijke strijdkrachten en vastgehouden paarden voor hen gereed, waarmede gij de vijand van Allah en uw vijand en anderen buiten hen, die gij niet kent, doch die Allah kent, moogt afschrikken. En wat gij ook voor de zaak van Allah besteedt, het zal u ten volle worden terugbetaald en u zal geen onrecht worden aangedaan.
Wa 'In Yurīdū 'An Yakhda`ūka Fa'inna Ĥasbaka Al-Lahu ۚ Huwa Al-Ladhī 'Ayyadaka Binaşrihi Wa Bil-Mu'uminīna
[8.62] En als zij u willen bedriegen is Allah voorzeker (als Helper) toereikend voor u. Hij is het, Die u heeft versterkt met Zijn hulp en met die der gelovigen,
Wa 'Allafa Bayna Qulūbihim ۚ Law 'Anfaqta Mā Fī Al-'Arđi Jamī`āan Mā 'Allafta Bayna Qulūbihim Wa Lakinna Al-Laha 'Allafa Baynahum ۚ 'Innahu `Azīzun Ĥakīmun
[8.63] en Hij heeft hun harten verenigd. Indien gij al hetgeen op aarde is had besteed, kondet gij hun harten niet hebben verzoend, maar Allah heeft hen verenigd. Voorzeker, Hij is Almachtig, Alwijs.
[8.65] O profeet, spoor de gelovigen aan om te vechten. Als er twintig onder u zijn die stand houden, zullen zij tweehonderd overwinnen en als er honderd uwer zijn zullen zij duizend der ongelovigen verslaan, omdat zij een volk zijn dat niet wil begrijpen.
[8.66] Maar nu heeft Allah uw last verlicht, want Hij weet dat er zwakheid in u is. Als er daarom honderd uwer zijn die standvastig zijn, zullen zij tweehonderd overweldigen en als er duizend uwer zijn zullen zij door het gebod van Allah twee duizend overwinnen. En Allah is met degenen die standvastig zijn.
[8.67] Een profeet kan geen gevangenen maken voordat hij tot geregeld vechten in het land komt. Gij wenst de goederen van deze wereld terwijl Allah het Hiernamaals voor u wenst. En Allah is Almachtig, Alwijs.
Yā 'Ayyuhā An-Nabīyu Qul Liman Fī 'Aydīkum Mina Al-'Asrá 'In Ya`lami Al-Lahu Fī QulūbikumKhayrāan Yu'utikumKhayrāan Mimmā 'Ukhidha Minkum Wa Yaghfir Lakum Wa ۗ Allāhu Ghafūrun Raĥīmun
[8.70] O profeet, zeg tot de gevangenen die in uw handen zijn: "Als Allah enig goed in uw hart vindt, zal Hij u beter geven dan hetgeen van u is weggenomen en zal Hij u vergeven". Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
Wa 'In Yurīdū Khiyānataka FaqadKhānū Al-Laha Min Qablu Fa'amkana Minhum Wa ۗ Allāhu `Alīmun Ĥakīmun
[8.71] Maar als zij voornemens zijn u ontrouw te worden, zijn zij reeds voorheen Allah ontrouw geweest, daarom gaf Hij u macht over hen. Allah is Alwetend, Alwijs.
'Inna Al-Ladhīna 'Āmanū Wa Hājarū Wa Jāhadū Bi'amwālihim Wa 'Anfusihim Fī Sabīli Al-Lahi Wa Al-Ladhīna 'Āwaw Wa Naşarū 'Ūlā'ika Ba`đuhum 'Awliyā'u Ba`đin Wa ۚ Al-Ladhīna 'Āmanū Wa Lam Yuhājarū Mā Lakum Min Walāyatihim MinShay'in Ĥattá Yuhājirū ۚ Wa 'Ini Astanşarūkum Fī Ad-Dīni Fa`alaykumu An-Naşru 'Illā `Alá Qawmin Baynakum Wa Baynahum Mīthāqun Wa ۗ Allāhu Bimā Ta`malūna Başīrun
[8.72] Voorzeker, degenen die hebben geloofd en hun huizen verlieten en met hun bezittingen en hun persoon voor de zaak van Allah hebben gestreden en degenen die schuilplaats verstrekten en hielpen, zijn vrienden van elkander. Maar degenen die geloven en die hun huizen niet verlieten, gij zijt in het geheel niet verantwoordelijk voor hun bescherming tenzij zij hun huizen verlaten. Maar als zij hulp inzake het geloof zoeken dan is het uw plicht hen te helpen behalve tegen een volk, met hetwelk gij een verbond hebt. Allah ziet, wat gij doet.
Wa Al-Ladhīna 'Āmanū Wa Hājarū Wa Jāhadū Fī Sabīli Al-Lahi Wa Al-Ladhīna 'Āwaw Wa Naşarū 'Ūlā'ika Humu Al-Mu'uminūna ۚ Ĥaqqāan Lahum Maghfiratun Wa Rizqun Karīmun
[8.74] En degenen die geloven en hun huizen verlaten en die streden voor de zaak van Allah en degenen die hun schuilplaats verstrekken en hen helpen zijn de ware gelovigen. Er is voor hen vergiffenis en een waardige voorziening.
Wa Al-Ladhīna 'Āmanū Min Ba`du Wa Hājarū Wa Jāhadū Ma`akum Fa'ūlā'ika ۚ Minkum Wa 'Ūlū Al-'Arĥāmi Ba`đuhum 'Awlá Biba`đin Fī Kitābi ۗ Al-Lahi 'Inna Al-Laha Bikulli Shay'in `Alīmun
[8.75] En degenen die naderhand zullen geloven en hun huizen verlaten en tezamen met u strijden, zullen tot u behoren; en bloedverwanten staan nader tot elkander in het Boek van Allah. Voorzeker, Allah is de Oerkenner van alle dingen.