Huwa Al-Ladhī Khalaqa As-Samāwāti Wa Al-'Arđa Fī Sittati 'AyyāminThumma Astawá `Alá Al-`Arshi ۚ Ya`lamu Mā Yaliju Fī Al-'Arđi Wa Mā Yakhruju Minhā Wa Mā Yanzilu Mina As-Samā'i Wa Mā Ya`ruju Fīhā ۖ Wa Huwa Ma`akum 'Ayna Mā Kuntum Wa ۚ Allāhu Bimā Ta`malūna Başīrun
[57.4] Hij is het Die de hemelen en de aarde in zes dagen schiep; daarna zette Hij zich op de Troon neder. Hij weet wat de aarde ingaat en wat er uit voortkomt, en wat van de hemelen nederkomt en wat er naar toe opstijgt. Hij is met u waar gij ook zijn moogt, want Allah ziet alles wat gij doet.
'Āminū Bil-Lahi Wa Rasūlihi Wa 'Anfiqū Mimmā Ja`alakum Mustakhlafīna Fīhi ۖ Fa-Al-Ladhīna 'Āmanū Minkum Wa 'Anfaqū Lahum 'Ajrun Kabīrun
[57.7] Gelooft in Allah en Zijn boodschapper en geeft weg van datgene waarvan Hij u erfgenamen heeft gemaakt. En zij onder u die geloven en besteden (als weldaad) zullen een grote beloning ontvangen.
Wa Mā Lakum Lā Tu'uminūna Bil-Lahi Wa ۙ Ar-Rasūlu Yad`ūkum Litu'uminū Birabbikum Wa Qad 'Akhadha Mīthāqakum 'In Kuntum Mu'uminīna
[57.8] Wat scheelt u dat gij niet in Allah gelooft, terwijl de boodschapper u roept om in uw Heer te geloven en Hij een verbond met u heeft gesloten, indien gij gelovig zijt?
Huwa Al-Ladhī Yunazzilu `Alá `Abdihi 'Āyātin Bayyinātin Liyukhrijakum Mina Až-Žulumāti 'Ilá An-Nūri ۚ Wa 'Inna Al-Laha Bikum Lara'ūfun Raĥīmun
[57.9] Hij is het Die duidelijke tekenen nederzendt aan Zijn dienaar om u van de Duisternissen in het Licht te brengen en voorwaar, Allah is Liefderijk Genadevol.
Wa Mā Lakum 'Allā Tunfiqū Fī Sabīli Al-Lahi Wa Lillahi Mīrāthu As-Samāwāti Wa Al-'Arđi ۚ Lā Yastawī Minkum Man 'Anfaqa Min Qabli Al-Fatĥi Wa Qātala ۚ 'Ūlā'ika 'A`žamu Darajatan Mina Al-Ladhīna 'Anfaqū Min Ba`du Wa Qātalū ۚ Wa Kullāan Wa`ada Al-Lahu Al-Ĥusná Wa ۚ Allāhu Bimā Ta`malūna Khabīrun
[57.10] Waarom geeft gij niet terwille van Allah, terwijl aan Allah de erfenis van de hemelen en de aarde behoort? Degenen onder u die (geld) besteedden en streden vََr de overwinning zijn niet gelijk maar hoger in rang dan degenen die nadien (geld) besteedden en streden. En Allah heeft aan allen het goede beloofd. En Allah is op de hoogte van hetgeen gij doet.
[57.11] Ieder die met Allah een goede lening sluit - Hij zal deze voor hem vermenigvuldigen en hem zal bovendien een voortreffelijke beloning ten deel vallen.
Yawma Tará Al-Mu'uminīna Wa Al-Mu'umināti Yas`á Nūruhum Bayna 'Aydīhim Wa Bi'aymānihim Bushrākumu Al-Yawma Jannātun Tajrī Min Taĥtihā Al-'Anhāru Khālidīna Fīhā ۚ Dhālika Huwa Al-Fawzu Al-`Ažīmu
[57.12] En de Dag waarop gij de gelovige mannen en vrouwen zult zien, hun licht vََr hen en aan hun rechter handen uitstralende; verblijdend nieuws is er voor u op deze Dag! Tuinen waar doorheen rivieren stromen, waarin gij zult vertoeven. Dat is de opperste zegepraal.
[57.13] Op de Dag, waarop huichelaars en huichelaarsters tot de gelovigen zullen zeggen: "Laat ons iets van uw licht nemen," zal er gezegd worden: "Gaat terug en zoekt licht." Dan zal er tussen hen een muur worden opgericht met een poort er in. Aan de binnenkant zal barmhartigheid zijn en aan de buitenkant zal straf zijn.
Yunādūnahum 'Alam Nakun Ma`akum ۖ Qālū Balá Wa Lakinnakum Fatantum 'Anfusakum Wa Tarabbaştum Wa Artabtum Wa Gharratkumu Al-'Amānīyu Ĥattá Jā'a 'Amru Al-Lahi Wa Gharrakum Bil-Lahi Al-Gharūru
[57.14] (De huichelaars zullen tot de gelovigen) roepen: "Waren wij niet met u?" Zij zullen antwoorden: "Ja, maar gij hebt uzelf in verzoeking laten brengen en gewacht en getwijfeld en uw begeerte bedroog u, totdat de verordening van Allah kwam. En de bedrieger bedroog u ten opzichte van Allah.
Fālyawma Lā Yu'ukhadhu Minkum Fidyatun Wa Lā Mina Al-Ladhīna Kafarū ۚ Ma'wākumu An-Nāru ۖ Hiya Mawlākum ۖ Wa Bi'sa Al-Maşīru
[57.15] Derhalve zal op deze Dag geen losgeld van u worden aangenomen, noch van degenen die ongelovig waren. Uw tehuis zal het Vuur zijn; dat is uw vriend en het is een slechte bestemming!"
'Alam Ya'ni Lilladhīna 'Āmanū 'An Takhsha`a Qulūbuhum Lidhikri Al-Lahi Wa Mā Nazala Mina Al-Ĥaqqi Wa Lā Yakūnū Kālladhīna 'Ūtū Al-Kitāba Min Qablu Faţāla `Alayhimu Al-'Amadu Faqasat Qulūbuhum ۖ Wa Kathīrun Minhum Fāsiqūna
[57.16] Is voor de gelovigen de tijd nog niet aangebroken dat hun hart nederig worde om Allah gedachtig te zijn en de Waarheid (op te nemen), die nedergedaald is? En laten zij niet worden zoals zij die het Boek vََrdien ontvingen - voor dezen was de termijn (te) lang geworden waardoor hun hart werd verhard en velen van hen ongehoorzaam werden.
'Inna Al-Muşşaddiqīna Wa Al-Muşşaddiqāti Wa 'Aqrađū Al-Laha Qarđāan Ĥasanāan Yuđā`afu Lahum Wa Lahum 'Ajrun Karīmun
[57.18] De mannen en vrouwen die aalmoezen geven en degenen die met Allah een goede lening sluiten - deze zal voor hen vermenigvuldigd worden, bovendien zullen zij een eervolle beloning ontvangen.
Wa Al-Ladhīna 'Āmanū Bil-Lahi Wa Rusulihi 'Ūlā'ika Humu ۖ Aş-Şiddīqūna Wa Ash-Shuhadā'u `Inda Rabbihim Lahum 'Ajruhum ۖ Wa Nūruhum Wa Al-Ladhīna Kafarū Wa Kadhdhabū Bi'āyātinā 'Ūlā'ika 'Aşĥābu Al-Jaĥīmi
[57.19] En zij, die in Allah en Zijn boodschappers geloven, zijn de waarachtigen en de martelaren in de ogen van hun Heer; zij zullen hun beloning en hun licht ontvangen. Maar zij die Onze boodschappen verwierpen en verloochenden, zullen de bewoners der hel zijn.
A`lamū 'Annamā Al-Ĥayāatu Ad-Dunyā La`ibun Wa Lahwun Wa Zīnatun Wa Tafākhurun Baynakum Wa Takāthurun Fī Al-'Amwli Wa Al-'Awlādi ۖ Kamathali Ghaythin 'A`jaba Al-Kuffāra NabātuhuThumma Yahīju Fatarāhu MuşfarrāanThumma Yakūnu Ĥuţāmāan ۖ Wa Fī Al-'Ākhirati `AdhābunShadīdun Wa Maghfiratun Mina Al-Lahi Wa Riđwānun ۚ Wa Mā Al-Ĥayāatu Ad-Dunyā 'Illā Matā`u Al-Ghurūri
[57.20] Weet, dat het wereldse leven, alleen spel, vermaak, praalvertoon, pochelij onder elkander, wedijver in vermeerdering van rijkdom en kinderen, is als de regen waardoor het plantenleven de kwekers verblijdt. Dan droogt het op, gij ziet het geel worden en vergaan. En in het Hiernamaals is er een strenge straf en Allah's vergiffenis en welbehagen. En het leven dezer wereld is niets anders dan een zaak van begoocheling.
Sābiqū 'Ilá Maghfiratin Min Rabbikum Wa Jannatin `Arđuhā Ka`arđi As-Samā'i Wa Al-'Arđi 'U`iddat Lilladhīna 'Āmanū Bil-Lahi Wa Rusulihi ۚ Dhālika Fađlu Al-Lahi Yu'utīhi Man Yashā'u Wa ۚ Allāhu Dhū Al-Fađli Al-`Ažīmi
[57.21] Wedijvert om vergiffenis van uw Heer (te verkrijgen) en voor het paradijs, waarvan de breedte gelijk is aan de breedte tussen hemel en aarde, bereid voor degenen, die in Allah en Zijn boodschappers geloven. Dat is de genade van Allah. Hij schenkt deze aan wie Hij wil en Allah is de Heer van grote genade.
[57.22] Er gebeurt geen ongeluk op aarde of aan uzelf zonder dat het is opgetekend in het Boek voordat Wij het openbaren. Voorzeker - dat is gemakkelijk voor Allah -
Likaylā Ta'saw `Alá Mā Fātakum Wa Lā Tafraĥū Bimā 'Ātākum Wa ۗ Allāhu Lā Yuĥibbu Kulla Mukhtālin Fakhūrin
[57.23] Opdat gij niet moogt treuren over hetgeen gij verloren hebt noch juichen over hetgeen Hij u heeft gegeven, want Allah heeft geen pocher of opschepper lief
Al-Ladhīna Yabkhalūna Wa Ya'murūna An-Nāsa Bil-Bukhli ۗ Wa Man Yatawalla Fa'inna Al-Laha Huwa Al-Ghanīyu Al-Ĥamīdu
[57.24] (Noch degenen,) die vrekkig zijn en de mensen aansporen vrekkig te worden en wie zich van Hem afwendt; voorzeker Allah is Zichzelf-genoeg, Geprezen.
Laqad 'Arsalnā Rusulanā Bil-Bayyināti Wa 'Anzalnā Ma`ahumu Al-Kitāba Wa Al-Mīzāna Liyaqūma An-Nāsu Bil-Qisţi ۖ Wa 'Anzalnā Al-Ĥadīda Fīhi Ba'sunShadīdun Wa Manāfi`u Lilnnāsi Wa Liya`lama Al-Lahu Man Yanşuruhu Wa Rusulahu Bil-Ghaybi ۚ 'Inna Al-Laha Qawīyun `Azīzun
[57.25] Voorwaar, Wij zonden Onze boodschappers met duidelijke bewijzen en openbaarden hun het Boek en de Weegschaal opdat het mensdom rechtvaardig moge zijn. Wij hebben ijzer nedergezonden, waardoor grote strijd doch ook grote voordelen voor het mensdom ontstaan, opdat Allah degenen moge onderscheiden, die in het ongeziene Hem en Zijn boodschappers helpen. Zeker, Allah is Sterk, Almachtig.
Wa Laqad 'Arsalnā Nūĥāan Wa 'Ibrāhīma Wa Ja`alnā Fī Dhurrīyatihimā An-Nubūwata Wa Al-Kitāba ۖ Faminhum Muhtadin ۖ Wa Kathīrun Minhum Fāsiqūna
[57.26] En Wij zonden Noach en Abraham, en Wij plaatsten in hun nageslacht het profetenambt en het Boek. En enigen van hen waren op het rechte pad, maar de meesten hunner waren overtreders.
Thumma Qaffaynā `Alá 'Āthārihim Birusulinā Wa Qaffaynā Bi`īsá Abni Maryama Wa 'Ātaynāhu Al-'Injīla Wa Ja`alnā Fī Qulūbi Al-Ladhīna Attaba`ūhu Ra'fatan Wa Raĥmatan Wa Rahbānīyatan Abtada`ūhā Mā Katabnāhā `Alayhim 'Illā Abtighā'a Riđwāni Al-Lahi Famā Ra`awhā Ĥaqqa Ri`āyatihā ۖ Fa'ātaynā Al-Ladhīna 'Āmanū Minhum 'Ajrahum ۖ Wa Kathīrun Minhum Fāsiqūna
[57.27] Dan deden Wij Onze boodschappers in hun voetsporen treden en Wij deden Jezus, de zoon van Maria, opvolgen en Wij gaven hem het Evangelie. En Wij legden zachtmoedigheid en barmhartigheid in het hart zijner volgelingen. Doch het kloosterleven schreven Wij hun niet voor, maar zij vonden dit zelf uit om Allah's welbehagen te zoeken. Zij namen dit echter niet in acht zoals het behoorde. Toen gaven Wij de gelovigen onder hen een beloning, maar velen onder hen waren overtreders.
Yā 'Ayyuhā Al-Ladhīna 'Āmanū Attaqū Al-Laha Wa 'Āminū Birasūlihi Yu'utikum Kiflayni Min Raĥmatihi Wa Yaj`al Lakum Nūrāan Tamshūna Bihi Wa Yaghfir Lakum Wa ۚ Allāhu Ghafūrun Raĥīmun
[57.28] O gij gelovigen, vreest Allah en gelooft in Zijn boodschapper. Hij zal u een dubbel aandeel van Zijn barmhartigheid geven en u een licht verschaffen waarin gij wandelen zult en Hij zal u vergeven: - Voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
[57.29] Opdat de mensen van het Boek mogen weten, dat zij geen macht hebben over de genade van Allah - Voorzeker de genade is in Allah's handen, Hij geeft deze aan wie Hij wil. En Allah is de Heer van grote genade.